‘Ardense deelgemeente van Brugge’ laat elk jaar 1 miljoen euro richting OCMW -kas vloeien

Controleurs gaven het OCMW voor het uitstekende bosbeheer het PEFC-label. © gf
Olivier Neese
Olivier Neese Editieredacteur Brugsch Handelsblad Brugge - Torhout

Het OCMW Brugge bezit een bosgebied in Luxemburg van 1.304 hectare, of de grootte van driemaal het Brugse centrum. Het gebied, dat al 120 jaar in openbare handen is, wordt ook de ‘bruidsschat van Brugge’ genoemd. De houtkap en de jachtrechten op het terrein doen jaarlijks meer dan 1 miljoen euro naar de OCMW-kas vloeien. Of hoe Brugge het geld aan de bomen doet groeien…

Wie via de E25 naar de Ardennen trekt, rijdt in Houffalize door een stukje Brugge. De autosnelweg doorkruist La Cedrogne, een stuk bos van 888 hectare dat sinds 1899 eigendom van OCMW Brugge is. Onder impuls van burgemeester Graaf Amadée Visart de Bocarmé werd in 1899 die lap groen aangekocht voor 525.000 Belgische frank (13.000 euro), geld dat afkomstig was van de verkoop van enkele eigendommen. Een ideologische investering, want de toenmalige burgemeester was een ‘groene jongen’ avant-la-lettre. Zo ontsloot hij ook de vestingen van de stad voor wandelaars en fietsers én was hij de vader van de Groendienst – toen nog Dienst Wandeling genoemd.

Het Ardeens patrimonium van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen, of zoals het OCMW toen nog heette, werd in de jaren twintig uitgebreid met twee andere stukken bos: Le Poncay in Gouvy (147 ha) en R’Mester en Sur Clair fa (Bois de l’Hospice) in Vielsalm (241 ha). De prijs voor stukken was in twee decennia gigantisch gestegen. Het kleinere Le Poncay kostte de stad in 1927 al 2,5 miljoen Belgische frank (62.000 euro) en R’Mester en Sur Clair fa een jaar later ongeveer 6,2 miljoen frank (154.000 eruro). Dat brengt het totaal van het Ardeense grondbezit op 1.304 hectare. Dat is de de grootte van deelgemeente Assebroek of Sint-Kruis, of driemaal het centrum van Brugge.

Boomkap

“Een visionair was Visart de Bocarmé “, zegt Pablo Annys, huidig voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst en de Brugse zorgvereniging Mintus.” Het Ardeense bosgebied is 120 jaar later een niet te onderschatten inkomstenbron voor het OCMW Brugge.” Jaarlijks vloeit er makkelijk 1 miljoen euro naar de kassa. De grootste opbrengst komt van de openbare verkoop van gekapte bomen voor de houtindustrie. Hoeveel en welke bomen er gekapt worden, beslist Le Département de la Nature et des Forêts (DNF). Elk stuk groen van een openbaar bestuur staat onder toezicht van het Agentschap Natuur en Bos (ANB) of zijn Waalse tegenhanger. Bovendien wordt het kappen ook geregeld in een beheersplan, waar het OCMW zijn zeg in heeft.

Elke gekapte boom uit het bos moet door een metaal-detector, op zoek naar artillerie uit de wereldoorlogen

Naast het hout voor de industrie wordt er ook los brandhout aan particulieren openbaar verkocht. Dat levert jaarlijks snel 10.000 euro op. De drie domeinen worden ook verhuurd aan jagers. Die jachtrechten doet nog eens 63.000 euro per jaar naar het OCMW vloeien. Zo goed als pure winst. “Het DNF zorgt voor de toezicht. Onze enige kost is het loon van vier bosarbeiders. Zij staan op de payroll van het OCMW Brugge.”

Jardin de Bruges

De Ardeense bossen leveren ook onrechtstreeks nog winst op voor de stad. “Als er bij een bouw hout nodig is, dan kijkt de stad eerst of er hout uit het eigen bos gebruikt kan worden. Zo wordt heel wat het meubilair voor de mandatarissen gemaakt met ons hout, maar ook de carports van het OCMW, het dienstencentrum De Garve, het jeugdlokaal De Joert en de opvanglocatie De Zocjes in Zeebrugge zijn vervaardigd met eigen hout. Voor de ramen en het dakgebinte van onze nieuwe of te renoveren woonzorgcentra gebruiken we eigen hout.”

Onder meer het jongerenpaviljoen De Joert is gemaakt met eigen hout.
Onder meer het jongerenpaviljoen De Joert is gemaakt met eigen hout.© Davy Coghe

De Brugse jeugdbewegingen mogen gratis kamperen op de weide van R’Mester en Sur Clair fa, waar ook een didactisch wandelpad werd aangelegd. Zelfs de jaarlijkse kerstboom op de Burg in Brugge zal dit jaar voor het eerst uit de eigen bossen komen. De bossen hebben zelfs een pr-functie. Bij het eeuwfeest van La Cedrogne in 1999 werd ‘Le Jardin de Bruges’ aangelegd. Bij ieder officieel bezoek krijgen de notabelen de kans om een boom te planten, die hun naam krijgt.

Metaaldetector

Het OCMW van Brugge kreeg geld om bomen níét te kappen. “Door verschillende redenen, zoals de hoogte van de Baraque de Fraiture, hebben we een uitzonderlijk goeie kwaliteit van de naaldboomsoort Douglas”, legt Luc Verbrugghe uit. Als diensthoofd Technische Dienst van het OCMW is hij al decennialang verantwoordelijk voor de Ardeense bossen. “In tegenstelling tot bij de mens komt het beste zaad voor de bevruchting van de oudere exemplaren. (lacht) Daarom kregen we de vraag van het Waalse gewest om bomen van 100 jaar oud en 40 meter hoog te laten staan, in ruil voor subsidies. Specialisten kropen ieder jaar in de top, om sparappels te plukken en naar een speciaal opgericht kweekcentrum in Marche-en-Famenne te brengen.”

De domeinen worden verhuurd aan jagers. Die jachtrechten doet nog eens 63.000 euro per jaar naar het OCMW vloeien

Enig probleem: de kweekbomen zijn intussen zo groot, dat ze zeer moeilijk verkoopbaar geworden zijn. “De houtzagerijen zijn nu gemaakt op kleinere bomen. Plus: de bomen maakten twee wereldoorlogen mee, waardoor er vaak resten van artillerie in de stam achterbleven. Om de zaagbladen te sparen, moet iedere boom voor het verzagen door een metaaldetector. Onze grote exemplaren geraken niet door die machines, zodat ze die met zo’n draagbare metaaldetector moeten controleren. Zeer arbeidsintensief, en dus commercieel niet interessant. Nochtans moeten ze snel gekapt en verkocht worden. Het is geen eik, die nog 200 à 300 jaar kan blijven staan. Als ze van ouderdom naar beneden zouden komen, dan heeft niemand er nog iets aan.”

Prioriteit?

Maar is het hebben van een bosgebied wel een prioriteit voor een OCMW? De discussie is zo oud als het bos zelf. “Die discussie leeft nu niet en ik wil die ook niet openen”, zegt Pablo Annys. “In Sint-Pieters willen we binnenkort een nieuw woonzorgcentrum bouwen. Is het niet beter dat we in deze tijden met voordelige rentevoeten een stuk van de kostprijs lenen en de recurrente inkomsten van het bos behouden? Als de marktprijs keldert, kunnen wij het ons veroorloven om niet onder de prijs te moeten verkopen. Wij kunnen wachten tot de markt zich weer gestabiliseerd. Als openbaar bestuur hebben we een verantwoordelijkheid en een voorbeeldfunctie over duurzaamheid. We kiezen ook voor inlands hout, gaat voor nuttig gebruik, zorgen voor tewerkstelling… Voor ons bosbeheer kregen het PEFC-label. We kappen nu 1 miljoen euro, maar in de privé zouden ze dat opdrijven naar 2 of 3 miljoen euro. Uiteraard willen ook wij ons patrimonium optimaliseren door panden en gronden te verkopen die niet meer in de toekomstvisie passen. Maar de bossen staan niet ter discussie.”

In 'Le Jardin de Bruges' mogen prominenten een boom planten, die hun naam krijgt. Zo is er nu ook een Pablo Annys-boom.
In ‘Le Jardin de Bruges’ mogen prominenten een boom planten, die hun naam krijgt. Zo is er nu ook een Pablo Annys-boom.© gf

Dat was niet altijd het geval. Ten tijde van burgemeester Frank Van Acker (1977-1992) waren er concrete plannen om het Ardeens patrimonium te verkopen. “Toen het rusthuis Van Zuylen failliet ging en het OCMW dat moest overnemen, stelde Van Acker voor om het te financieren met de verkoop van bossen”, weet Luc Verbrugghe. “De verkoop bleek toen niet zo eenvoudig omdat het Waalse gewest daar akkoord mee moet gaan. En dat vindt onze bossen een van de waardevolste van het gewest. Het vooruitzicht dat de bossen in privéhanden zouden komen, zag het gewest niet zitten. Maar uiteindelijk bood er zich geen serieuze kandidaat-koper aan. En gelukkig maar.”