“Als mensen geen plek meer hebben om mekaar te ontmoeten, dan is het dorp dood”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan, in ‘t Een en ‘t Ander in Schuiferskapelle.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Die dag ben ik al even aan het rondrijden voor ik die plek vind die iets heeft. Warmte, menselijkheid en charme. Als het over cafés gaat, gebruik je het woord ‘charme’ doorgaans met het bijvoeglijk naamwoord ‘ouderwets’ ervoor. Alsof charme niet meer van deze tijd kan zijn. Ik ben al een viertal cafés in de streek rond Tielt binnengegaan die me niet kunnen charmeren, wanneer ik vlakbij de kerk van Schuiferskapelle een zaak aantref die niet oud aanvoelt en niet nieuw. Maar ze heeft wat ik zoek. En veel meer dan dat. “Welgekomen,” zegt Patrick als ik er binnenstap. Ik zal het hem die middag nog ettelijke keren horen zeggen. En zo is het, wie je ook bent, je voelt je er welkom. Terwijl hij toch wel iemand is. Architect met heel veel jaren ervaring, kom ik even later te weten. Het is de loop der omstandigheden die hem achter de toog heeft gebracht. Maar iedereen in het dorp vindt het een goeie zaak dat hij er staat.

Ik zit er aan een tafeltje van een koffie te genieten wanneer een vrouw binnenkomt die vraagt : “Zou je nog een wit brood hebben?” Patrick antwoordt : “Een wit hebben we niet meer, maar wel nog een Toscaans en een herfstbrood.” Had ze om mayonnaise, tampons of soep met balletjes gevraagd, hij had haar ook kunnen helpen. Je moet weten, ‘t Een en ‘t Ander’ is twee in één, een combinatiezaak, zowel kruidenierszaak als café. En dat is eigenlijk vanzelf gekomen, als ik Patrick mag geloven. Het huis waar hij is opgegroeid ligt naast het café. Zijn 94-jarige vader, het hele dorp noemt hem den bompa, woont er nog. Wanneer hij ‘s avonds nog binnendruppelt, schatert hij : “In de vier jaar dat het café open is heb ik meer gedronken dan in de 90 jaren daarvoor.” Hij is nu buurman, opa en pa. “Dit was het huis van mijn grootouders,” legt Patrick uit. “Op een gegeven moment heb ik het aangekocht en verhuurd. Jarenlang had een bank er een filiaal dat werd uitgebaat door mijn oudere broer. Maar toen de bank geen geld meer zag in dit dorp, werd de deur gesloten.”

“Als je een gemeenschap dood wil maken, moet je ervoor zorgen dat de kinderen en ouders geen reden meer hebben om elkaar te ontmoeten”

Alle leven stroomde weg uit het dorp. Er was geen bakker die nog brood zag in Schuiferskapelle, geen kruidenier die er nog zag rond te komen. Het huis stond leeg. En Patrick die al meer dan tien jaar een nieuw samengesteld gezin vormde met Mieke, een journaliste, en hun zes kinderen uit hun eerdere huwelijken, wilde geen nieuwe handelshuur aangaan, want “als er hier ooit één van de kinderen iets wil doen, krijgen we de huurders er niet meer uit, dacht ik.” En hij dacht verder. En liet tal van factoren meespelen. “Binnen de dorpsraad was er al lang de vraag hoe we een nieuwe dynamiek in deze gemeente konden krijgen. Er was zelfs geen school meer in het dorp. Als je een gemeenschap dood wil maken, moet je ervoor zorgen dat de kinderen en ouders geen reden meer hebben om elkaar te ontmoeten.”

Het café werd een investering in menselijkheid. En intussen heeft Schuiferskapelle ook weer een schooltje. “Alle respect daarvoor,” zegt Patrick. “Ze hebben het niet altijd makkelijk, maar verdorie, ze hebben het toch gekund.” Zelf heeft hij het met zijn gezin ook gekund. En het was ook niet makkelijk. “We zijn er niet halsoverkop aan begonnen. We hadden een Nederlandse studie bekeken die uitwees dat je een gemeenschap van een 1500 mensen nodig hebt om een klein café of een kruidenierszaak rendabel te maken. Dus dat zou hier niet lukken met die 1100 inwoners. En zo zijn we op het idee gekomen om twee in één te doen, het één en het ander. We hebben alles zelf gedaan om geen te grote risico’s te nemen. Er staan hier nog kasten van de bank van vroeger, er hangt een rekje van een oud dorpscafé dat hier tegenover was, de plankenvloer hebben we zelf gelegd en ook de toog hebben we zelf getimmerd.”

“Mannen mogen wel alleen op café, waarom zou een vrouw dat niet mogen?”

Eén van de mensen aan de toog, Eddy, zit de hele tijd gretig te knikken: “Goed dat er weer een dorpscafé is. Dat moet voor het sociaal leven. Anders wordt er niet meer gepraat. En ik weet waarover ik praat.” Zijn vinger gaat in de hoogte om zijn punt te bewijzen. “Toen ik 35 jaar was, was ik al sportlieveling in Tielt. Ik ben er nu 56. Ik heb 35 jaar in de bouw gewerkt, maar ik heb moeten stoppen met werken voor mijn gezondheid.” Een jongen naast hem die rustig van een pint zit te genieten, en hooguit 20 moet zijn, zegt : “Dat zou ik ook willen doen, stoppen met werken voor mijn gezondheid.”

Aan de hoek van de toog klimt een vrouw op een barkruk en bestelt een rosé wijn. Of ze niet bang is om als vrouw alleen een café binnen te stappen, vraag ik haar. “Mannen mogen wel alleen op café, waarom zou een vrouw dat niet mogen?” Ze kan het goed zeggen. “Komt misschien doordat ik het altijd moeten zeggen heb,” lacht ze. Iedereen kent haar. Juffrouw Vera. Zo noemen ze haar ook. 37 jaar heeft ze voor de klas gestaan. “Ge kunt niet geloven hoe belangrijk deze zaak is voor Schuiferskapelle. Het winkeltje ook hé, het hangt allemaal aan mekaar. Er is geen dorp waar mannen liever winkelen. Ze kijken eens wie er aan de toog zit en schuiven door.” “Ja,” lacht een ander. “En dan is het zo leuk dat we onze winkelwaren vergeten en ons vrouw ze zelf moet komen halen.” Waarop Juffrouw Vera : “En zo komt er weer een vrouw het café binnen.”