“Als dit café ooit verdwijnt, zal de temperatuur in Oedelem met 10 graden zakken”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan, dit keer in café Stop in Oedelem.

In Oedelem is er een cafeetje dat al meer dan 100 jaar bestaat. De lambrizeringen en het houten toogje zijn nog van toen. ‘Café Stop’ heet het en je zou hopen dat Suzanne Riemaecker, de geweldige uitbaatster, er nooit mee stopt. “Zanneke” noemen haar vele stamgasten haar. Ook die zondagvoormiddag zitten ze in het vertrouwde decor, met de Sanseveria’s en de gordijntjes, te kaarten. Als ze niet kaal en rond zijn, dan op zijn minst grijs. Allemaal kennen ze elkaar. De zeldzame momenten van stilte en concentratie, worden afgewisseld met knipogen, kwinkslagen en plaagstoten. Steevast gevolgd door luide lachsalvo’s.

(lees verder onder de video)

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

“Er wordt hier weer met bloempjes gegooid,” hoor ik zeggen. “Maar de bloempotten zitten er nog aan vast.” Verschillende exemplaren vliegen in de richting van de knappe kapper, een rondbuikige kaalkop wiens lach zo heerlijk kan bulderen dat Café Stop bij moment davert op zijn grondvesten. Voor zover we kunnen volgen heeft de man politieke ambities, en dat is voor de kaarters voer voor veel hilariteit. Als ik vraag of ze allemaal klant van de kapper zijn, zitten de kaalkoppen onder hen over hun glanzende bol te wrijven.

“Ge moet eens zien wat hij ons heeft aangedaan,” roept Ivan. Er zit een advocaat in het gezelschap, een dierenarts en ook een man die met een handel in brandstoffen zijn fortuin gemaakt heeft. Hij is de enige op zijn zondags, met hemd en das, in driedelig pak. De oliesjeik noemen ze hem. Als ik mag geloven wat dat gezelschap van rijpere lolbroeken me wijsmaakt, zit ook de voorzitter van het OCMW aan één van de tafeltjes.

“Er wordt hier weer met bloempjes gegooid. Maar de bloempotten zitten er nog aan vast.”

“Hier komen alleen maar deftige mensen,” legt Zanneke uit. “Ik heb dat cliënteel zelf opgebouwd. Ik heb geen ruziemakers, geen jonge gasten, geen dronkenlappen. Wie zich niet kan gedragen, heeft hier geen plaats.” Maar wie er welkom is, voelt er de warmte. “Als dit café ooit verdwijnt, dan zal de temperatuur in Oelem met tien graden zakken,” zegt één van de filosofen aan de toog. “En toch, niets is voor eeuwig.” Dat weet Zanneke beter dan wie ook. “Niets blijft, alles verdwijnt,” zegt ze. Haar man Leon is intussen 24 jaar overleden. Ze wordt dit jaar 87. Het is haar 52ste jaar achter de toog. Behalve de stoelen is er niets aan het interieur veranderd. Ze mag er van de eigenaars van het gebouw blijven wonen en werken zolang ze kan, maar daarna gaat het pand onverbiddelijk tegen de vlakte.

Tot haar vijfendertigste werkte Suzanne in winkels in Oedelem. “Altijd tussen het volk gestaan.” Daarom ook dat ze er niet mee kan ophouden. “Steek me op een appartement en in zes maanden ben ik begraven.” Een van de oudste mannen van de bende ziet dat ik naar een oude foto van Zanneke sta te kijken, van toen ze nog een mooie brunette was. “Precies Miss België hé,” zegt hij. Ze is nog altijd op en top vrouw. Heel verzorgd en stijlvol. En ze kan nog altijd twee dingen tegelijk : terwijl ze met mij aan het praten is, laat ze het water lopen in de spoelbak en wast de glazen.

Of ze zet even haar bril op om te noteren wie het laatste rondje gegeven heeft. Een tournee is voor iedereen gelijk. Iedereen vraagt iets. Heb je geen dorst, dan vraagje een ‘latje’. Dan haalt Zanneke haar blikken trommel met chocoladerepen boven : fondant, melk of met nootjes. Wie straks aan moeder de vrouw wil bewijzen dat hij niet veel gedronken heeft, komt best met zoveel mogelijk repen thuis.

“Ze kan nog altijd twee dingen tegelijk : terwijl ze met mij aan het praten is, laat ze het water lopen in de spoelbak en wast de glazen.”

Zoals het vroeger ging, gaat het bij Zanneke nog. Vandaar dat ze deze week ook de expo mocht openen in het Schepenhuys over de Beernemse cafécultuur. Tegen haar zin, want het liefst blijft ze thuis. “Er zijn twee dingen die je moet kunnen als cafébazin : graag werken en thuisblijven.” Buiten een reis naar Lourdes is ze nooit ergens geweest. Maar ze zegt wel dat ze de zee ooit heeft gezien.

“Ik ging nergens, iedereen kwam naar mij toe. Maar de oude tijd is gepasseerd. Het is nu allemaal computer en gsm. De mensen moeten allemaal een eigen huis hebben en twee auto’s. Ze moeten allemaal op reis en ze gaan allemaal uit eten. Dat heb ik nooit gedaan. Ik kook nog altijd zelf. Nee, de mensen gaan gebukt onder de drang naar luxe. Een vriendenbezoekje of eens op café, dat zit er niet meer in. Alles is van moeten en voor de rest is er alleen het werk. Er is meer in het leven dan werken alleen. Maar de drang naar luxe maakt alles kapot.” Michel knikt. En geeft me nog een wijsheid mee : “Mijn dochter vroeg een brommer en ik zei haar : ‘Kom eens mee naar buiten. Als er 1000 frank op je hoofd valt, betaal ik de rest.’ Ik wil maar zeggen : er valt geen geld uit de lucht.”

En dan wil hij er nog eentje bestellen. “Nee,” zegt Zanneke kordaat : “Het is één uur. Als jullie naar huis gaan, heb je maar je voeten onder tafel te steken. Ik moet nog mijn glazen afdrogen, mijn eten maken en om drie uur ben ik weer open.” De mannen gehoorzamen. Zanneke is nog altijd de baas. De meest hartelijke baas ter wereld.