Aanpak op maat helpt tegen armoede, dat bewijst Kortrijk

© Getty Images/Westend61
Olaf Verhaeghe

In Kortrijk werden vandaag de resultaten van het Mission-project voorgesteld. In dat uniek wetenschappelijk onderzoek gingen sociaal werkers zelf naar gezinnen in armoede in plaats van omgekeerd. Het onderzoek leert vooral dat elk lokaal bestuur binnen de eigen beleidsruimte het verschil kan maken. Op basis van de resultaten werft Kortrijk niet alleen 11 maatschappelijk werkers aan, het bestuur maakt ook 8,4 miljoen euro extra vrij voor lokale armoedebestrijding.

Het OCMW Kortrijk werkte het voorbije jaar samen met Kind & Gezin, VDAB, de Universiteit Antwerpen en de hogescholen Vives en Howest aan het Mission-project. Een subsidie van 1,5 miljoen euro van het Europees Fonds voor tewerkstelling en sociale innovatie liet toe om de nodige tijd en middelen uit te trekken voor een unieke evaluatie van een nieuwe beleidsmaatregel in Kortrijk. Het onderzoek nam in totaal bijna 2,5 jaar in beslag.

Verloren lopen in hulpverlening

Concreet werd de impact van een ‘outreachend casemanagement’ op het gebruik van lokale dienstverlening, het opnemen van financiële steun en de levensomstandigheden van mensen in een kwetsbare situatie onderzocht. Door maatschappelijk werkers als rechtstreeks aanspreekpunt en brug tussen de diensten en de gezinnen in armoede in te schakelen, komen de vele hulpvoorzieningen vlotter bij de mensen die het nodig hebben terecht.

Zo zijn er in Kortrijk alleen al meer dan 100 diensten en organisaties die op verschillende vlakken ondersteuning kunnen bieden. Maar het grote probleem is vandaag te vaak dat mensen de weg in het versnipperde landschap niet meer vinden. Bovendien hebben de hulp- of dienstverleners op den duur geen weet meer van elkaar. Voor kwetsbare gezinnen wordt hun ‘managen’ van de hulpvraag bijna een fulltime job.

Naar gezinnen thuis

In het experimenteel project werd de soms chaotische manier van werken omgekeerd. Het voorbije jaar werden vijf outreachende casemanagers, zeg maar gespecialiseerde maatschappelijk werkers, naar 133 Kortrijkse gezinnen gestuurd. Het effect van de aanpak werd vergeleken met een controlegroep van 56 gezinnen, waar de casemanager niet langsging. De maatschappelijk werkers zochten de kwetsbare gezinnen thuis op, coördineerden de dienstverlening en pasten die aan op het niveau van het gezin in kwestie. Twee keer werd het gebruik van hulp- en dienstverlening en de leefsituatie van de gezinnen geëvalueerd, een keer na zes maanden en een keer na een jaar.

Uit het onderzoek blijkt dat de idee dat veel mensen de weg naar het OCMW en de VDAB niet vinden, niet klopt. Negen op de tien gezinnen was ooit al bij een van beide instanties geweest en had er ook een dossier. Wel is het zo dat veel mensen niet structureel worden begeleid. Daarin is de rol van de sociaal werker in kwestie wel effectief. Zij helpen gezinnen mee te navigeren in het kluwen en komen op voor de belangen van het gezin. Al na zes maanden was er een verdubbeling van het aandeel gezinnen die beroep kunnen doen op aanvullende financiële steun. Ook op de deelname aan tewerkstellingsprogramma’s is er na een jaar een positief effect merkbaar. Verder krijgen gezinnen op korte termijn meer kennis van hun rechten, wordt de hulpverlening beter afgestemd op hun noden en doen ze meer beroep materiële hulp.

Kortrijks schepen van Sociale Vooruitgang Philippe De Coene (SP.A) is een van de trekkers van het Mission-project. Hij wil de resultaten van het onderzoek meteen in het lokale beleid implementeren.
Kortrijks schepen van Sociale Vooruitgang Philippe De Coene (SP.A) is een van de trekkers van het Mission-project. Hij wil de resultaten van het onderzoek meteen in het lokale beleid implementeren.© a-TVK

Op het ontvangen van een leefloon of de wachtlijsten voor een sociale woning heeft de maatschappelijk werker dan weer geen invloed. Uit het onderzoek blijkt dus veel noden niet zomaar op lokaal niveau kunnen worden opgelost. Op korte termijn is er dus geen effect op de structurele levensomstandigheden zoals een hoger inkomen, een grotere kans op een sociale woning of een job in het reguliere arbeidscircuit. De weg naar een cursus wordt wel sneller aangevat.

De tussenkomst van de sociaal werker blijkt dus zeer effectief in het aanpakken van dringende financiële problemen en het bieden van ondersteuning waar lokaal veel speelruimte is. De methode botst echter wel op structurele grenzen van bovenlokaal beleid.

Kortrijkse maatregelen

Vraag is natuurlijk wat de stad Kortrijk zelf met de bevindingen doet. Allereerst worden de vijf casemanagers, die tot vandaag gefinancierd werden binnen het onderzoeksprogramma, aangeworven en ingezet in de sociale dienstverlening. Bovendien worden nog eens zes maatschappelijk werkers extra ingeschakeld. In de periode 2020-2025 gaat het om een extra uitgave van 3,7 miljoen euro die maatschappelijk werkers die extra ruimte moeten geven om als belangenbehartiger op te treden.

Daarnaast investeert de stad de komende jaren extra in de domeinen waar effectief het verschil wordt gemaakt. Het aanvullend leefloon bijvoorbeeld of de bijzondere steun of maatregelen die uitgaven voor mensen in armoede verminderen. Vandaag wordt daar 2,9 miljoen euro voor uitgetrokken maar de komende vijf jaar zal dat bedrag geleidelijk stijgen tot 4 miljoen in 2025. Opgeteld over die vijf jaar gaat het om een stijging van 4,7 miljoen euro.

Ten slotte neemt Kortrijk zich voor om de sociale dienstverlening te hertekenen dat zowel de outreachende als aanklampende dienstverlening wordt versterkt. De methode van casemanagement wordt gericht ingezet voor domeinen waar resultaat werd aangetoond en ook de structurele samenwerkingen met externe partners wordt verbeterd op basis van vastgestelde gebreken.

Frank Vandenbroucke van de Universiteit van Amsterdam looft de stad Kortrijk en de verschillende onderzoekers die bij het Mission-project betrokken waren. Hij zat de Europese adviesraad bij het project voor en beklemtoont hoe gedurfd en vooral leerrijk dit initiatief is. “Je beleid onafhankelijk laten beoordelen op resultaten is zeer uitzonderlijk”, zegt hij. “Het vraagt enige durf omdat je niet weet waar je uitkomt, maar wel op voorhand beseft dat het geen hoera-verhaal zal zijn. Dit onderzoek toont niet alleen aan dat armoede reëel en hard is, maar ook dat sommige noden vandaag onbeantwoord blijven louter omdat ze niet vastgesteld worden. Dat is onaanvaardbaar. We weten nu nog beter dat een lokaal bestuur daar binnen de eigen bevoegdheden verandering in kan brengen, ook al liggen de vele knelpunten natuurlijk op een hoger niveau.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier