25 jaar geleden zwaaiden de laatste miliciens af

Stefaan Verhelle. © Davy Coghe
Redactie KW

Door ‘Kamp Waes’ en andere initiatieven zoals jobdagen ziet defensie het aantal sollicitanten momenteel met 5 à 10 procent stijgen. Bij de reservisten is er zelfs sprake van een verdubbeling: van 200 naar 400 kandidaten. Vrijwillig! En dat op het moment dat het exact 25 jaar geleden is dat de laatste miliciens opgelucht konden afzwaaien nadat minister Delcroix de dienstplicht opschortte. Twee ‘pechvogels’ van die laatste lichting en een opleider blikken terug.

“Mensen hielden of braakten van hun legerdienst. Er was geen tussenweg”

Hans Bullynck.
Hans Bullynck.© Davy Coghe

“Voor beroepsmilitairen zoals ik zorgen de miliciens voor een zalige periode”, vertelt Hans Bullynck (48), destijds opleider van de laatste lichting miliciens en nu onderofficier bij de marine in Zeebrugge. “Je leidde mannen op die inzetbaar waren in crisistijden, maar intussen had je ook barmannen, waren de kazernes altijd proper… Als opleider heb ik veel met hen gesproken. Ofwel vonden ze het een fantastische periode, ofwel braakten ze van de eerste tot de laatste seconde ervan. Ik begrijp dat ook. Het leger is een hiërarchische structuur en je moet je daaraan aanpassen. De structuur zal zich niet aanpassen. Daarom zie ik de verplichte legerdienst niet meer terugkeren. Voor de jeugd van nu zou dat een cultuurshock zijn. Bovendien zijn er geen middelen en geen kazernes meer genoeg.

“Voor sommigen was de legerdienst een wake-upcall. Die dankzij de orde, discipline, samenhorigheid iets van hun leven gemaakt hebben. Het leger ging ook op zoek naar zulke mensen. Zo heb ik ook een analfabeet in mijn groep gehad. Die werd uit de eenheid genomen en kreeg elke dag les. Toen hij buitenkwam, stond hij iets sterker. Voor anderen was de verplichte legerdienst een ramp. Ze hadden een mooi diploma, stonden klaar om het werkveld te bestormen en dan valt die oproepingsbrief in de bus… Zelf vond ik dat niet eerlijk om die mensen zoveel maanden van de arbeidsmarkt te houden voor zo’n kleine vergoeding. Bij de laatste generatie miliciens werd dan ook al wel eens iets door de vingers gekeken. Ze moesten nog maar zes maanden dienst doen en maakten kans om deel uit te maken van het wachtpersoneel, en waren dan 2 à 3 dagen thuis om eventueel hun pas opgerichte zaak open te houden.”

“Waarom het leger zo moeilijk mensen vindt? We geloven niet meer dat er nog een oorlog kan komen. We zien het nut van defensie niet meer in. Als je dan op iedereen bespaart maar miljarden wil investeren in het leger, stuit dat uiteraard op kritiek. Het leger kan zich niet mondig genoeg verdedigen. En bovendien: het leger is te weinig bekend. Bij een groep miliciens bleven er altijd wel enkele hangen. En zij die niet bleven, kenden de werking van het leger. Daarom kan je het belang van Kamp Waes niet onderschatten.” (ON)

“Zeker niet de mooiste tijd van mijn leven”

Patrick Slegers.
Patrick Slegers.© Davy Coghe

Patrick Slegers (49), uitbater van het bekende café Pica Pica in Oostende, werd op 1 april 1992 onder de wapens geroepen. Dat is geen goede herinnering. “Mijn ouders hadden een restaurant. Na mijn studies startte ik er als zelfstandig helper, maar dan moest ik naar het leger. Ik was daar totaal niet gelukkig mee. Mijn mama werd dan nog getroffen door kanker.”

“Ik kreeg mijn opleiding in Sint-Kruis, dat viel nog best mee. Omdat ik er goede punten haalde, mocht ik als een van de eersten mijn plaats kiezen voor de rest van mijn legerdienst. Dat werd de mess van de onderofficieren van de Kazerne Bootsman Jonsen in Oostende. Ideaal, want vlakbij huis. Maar mama werd zieker en ik verkreeg zes maanden uitstel om mee te helpen in het restaurant. We dachten dat uitstel afstel zou worden, want intussen was de beslissing gevallen om de legerdienst af te schaffen. Maar ik moest toch weer opdraven en niet in de mess, maar in de gewone keuken. Dat was harder werk, ook in het weekend. Een streep door mijn rekening. Mama herstelde, maar stierf in 2001. In december 1993 zwaaide ik af.”

“Mijn legerdienst was niet de mooiste tijd van mijn leven. Ik keek op mijn horloge om naar huis en weer aan het werk te kunnen. Om zelfstandig te worden of discipline op te doen? Dat had ik al geleerd in de Hotelschool van Koksijde. Daar had ik het leger niet voor nodig. Vrienden hield ik er ook niet aan over. Het kwam mij heel slecht uit, zoals het ook duizenden anderen slecht uit kwam. Toch zou iets als een legerdienst voor de jongeren van nu geen slechte zaak zijn. Ze moeten weten wat het is om op eigen benen te moeten staan.” (HH)

“Mensen hielden of braakten van hun legerdienst. Er was geen tussenweg”

Hans Bullynck.
Hans Bullynck.© Davy Coghe

“Voor beroepsmilitairen zoals ik zorgen de miliciens voor een zalige periode”, vertelt Hans Bullynck (48), destijds opleider van de laatste lichting miliciens en nu onderofficier bij de marine in Zeebrugge. “Je leidde mannen op die inzetbaar waren in crisistijden, maar intussen had je ook barmannen, waren de kazernes altijd proper… Als opleider heb ik veel met hen gesproken. Ofwel vonden ze het een fantastische periode, ofwel braakten ze van de eerste tot de laatste seconde ervan. Ik begrijp dat ook. Het leger is een hiërarchische structuur en je moet je daaraan aanpassen. De structuur zal zich niet aanpassen. Daarom zie ik de verplichte legerdienst niet meer terugkeren. Voor de jeugd van nu zou dat een cultuurshock zijn. Bovendien zijn er geen middelen en geen kazernes meer genoeg.

“Voor sommigen was de legerdienst een wake-upcall. Die dankzij de orde, discipline, samenhorigheid iets van hun leven gemaakt hebben. Het leger ging ook op zoek naar zulke mensen. Zo heb ik ook een analfabeet in mijn groep gehad. Die werd uit de eenheid genomen en kreeg elke dag les. Toen hij buitenkwam, stond hij iets sterker. Voor anderen was de verplichte legerdienst een ramp. Ze hadden een mooi diploma, stonden klaar om het werkveld te bestormen en dan valt die oproepingsbrief in de bus… Zelf vond ik dat niet eerlijk om die mensen zoveel maanden van de arbeidsmarkt te houden voor zo’n kleine vergoeding. Bij de laatste generatie miliciens werd dan ook al wel eens iets door de vingers gekeken. Ze moesten nog maar zes maanden dienst doen en maakten kans om deel uit te maken van het wachtpersoneel, en waren dan 2 à 3 dagen thuis om eventueel hun pas opgerichte zaak open te houden.”

“Waarom het leger zo moeilijk mensen vindt? We geloven niet meer dat er nog een oorlog kan komen. We zien het nut van defensie niet meer in. Als je dan op iedereen bespaart maar miljarden wil investeren in het leger, stuit dat uiteraard op kritiek. Het leger kan zich niet mondig genoeg verdedigen. En bovendien: het leger is te weinig bekend. Bij een groep miliciens bleven er altijd wel enkele hangen. En zij die niet bleven, kenden de werking van het leger. Daarom kan je het belang van Kamp Waes niet onderschatten.” (ON)

“Al gestraft tijdens de medische testen”

“Bij de voorafgaande medische testen liep het bij mij al fout”, lacht Izegemnaar Stefaan Verhelle (45), logistiek medewerker bij Catering Verkindere. “Tijdens de twee dagen in het militair hospitaal in Brussel leerde ik meteen enkele kameraden kennen met wie ik ‘s avonds in de pinten vloog. Dat escaleerde… Het begon met iemand die een kamerdeur opentrok en een bekertje water naar binnen gooide. De ander reageerde met een vuilbakje en ik… greep de brandslang. (lacht) Nog niet gekeurd en ik mocht als straf al een dag langer blijven.”

“Op 1 april moest ik binnen. Mijn baas, bij wie ik al een jaar hielp schilderen, dacht dat ik een aprilgrap vertelde. Eerst een maand opleiding in Kapellen, daarna zes maanden aan de slag in Westhofen, nabij Keulen. De eerste weken hield ik er een krantenwinkeltje open, nogal saai werk voor mij. Het enige voordeel: ik was vrijgesteld van de vlaggengroet omdat de boefers (beroepsmilitair, red.) dan hun dagblad kwamen halen. Als bij wonder kon ik wisselen met een kameraad, die in de officiersmess (restaurant, red.) werkte. Weer was ik vrijgesteld van de vlaggengroet én ik moest ook geen uniform meer dragen. Ofwel had ik het ontbijt en het middagmaal, ofwel het middagmaal, het avondeten en de bar ‘s avonds. Als barman was ik graag gezien. Normaal moest ik sluiten om 22 uur, maar ik bleef open tot 1 à 2 uur tot iedereen krote was.

Zelf dronk Stefaan ook graag een pintje. “Dat bier heeft me wat gekost. Al mijn spaarcenten waren weg na mijn legerdienst. Wat was ik blij dat ik weer kon werken. Ik heb dat stevig gevierd.” (lacht) (ON)

“Zeker niet de mooiste tijd van mijn leven”

Patrick Slegers.
Patrick Slegers.© Davy Coghe

Patrick Slegers (49), uitbater van het bekende café Pica Pica in Oostende, werd op 1 april 1992 onder de wapens geroepen. Dat is geen goede herinnering. “Mijn ouders hadden een restaurant. Na mijn studies startte ik er als zelfstandig helper, maar dan moest ik naar het leger. Ik was daar totaal niet gelukkig mee. Mijn mama werd dan nog getroffen door kanker.”

“Ik kreeg mijn opleiding in Sint-Kruis, dat viel nog best mee. Omdat ik er goede punten haalde, mocht ik als een van de eersten mijn plaats kiezen voor de rest van mijn legerdienst. Dat werd de mess van de onderofficieren van de Kazerne Bootsman Jonsen in Oostende. Ideaal, want vlakbij huis. Maar mama werd zieker en ik verkreeg zes maanden uitstel om mee te helpen in het restaurant. We dachten dat uitstel afstel zou worden, want intussen was de beslissing gevallen om de legerdienst af te schaffen. Maar ik moest toch weer opdraven en niet in de mess, maar in de gewone keuken. Dat was harder werk, ook in het weekend. Een streep door mijn rekening. Mama herstelde, maar stierf in 2001. In december 1993 zwaaide ik af.”

“Mijn legerdienst was niet de mooiste tijd van mijn leven. Ik keek op mijn horloge om naar huis en weer aan het werk te kunnen. Om zelfstandig te worden of discipline op te doen? Dat had ik al geleerd in de Hotelschool van Koksijde. Daar had ik het leger niet voor nodig. Vrienden hield ik er ook niet aan over. Het kwam mij heel slecht uit, zoals het ook duizenden anderen slecht uit kwam. Toch zou iets als een legerdienst voor de jongeren van nu geen slechte zaak zijn. Ze moeten weten wat het is om op eigen benen te moeten staan.” (HH)

“Mensen hielden of braakten van hun legerdienst. Er was geen tussenweg”

Hans Bullynck.
Hans Bullynck.© Davy Coghe

“Voor beroepsmilitairen zoals ik zorgen de miliciens voor een zalige periode”, vertelt Hans Bullynck (48), destijds opleider van de laatste lichting miliciens en nu onderofficier bij de marine in Zeebrugge. “Je leidde mannen op die inzetbaar waren in crisistijden, maar intussen had je ook barmannen, waren de kazernes altijd proper… Als opleider heb ik veel met hen gesproken. Ofwel vonden ze het een fantastische periode, ofwel braakten ze van de eerste tot de laatste seconde ervan. Ik begrijp dat ook. Het leger is een hiërarchische structuur en je moet je daaraan aanpassen. De structuur zal zich niet aanpassen. Daarom zie ik de verplichte legerdienst niet meer terugkeren. Voor de jeugd van nu zou dat een cultuurshock zijn. Bovendien zijn er geen middelen en geen kazernes meer genoeg.

“Voor sommigen was de legerdienst een wake-upcall. Die dankzij de orde, discipline, samenhorigheid iets van hun leven gemaakt hebben. Het leger ging ook op zoek naar zulke mensen. Zo heb ik ook een analfabeet in mijn groep gehad. Die werd uit de eenheid genomen en kreeg elke dag les. Toen hij buitenkwam, stond hij iets sterker. Voor anderen was de verplichte legerdienst een ramp. Ze hadden een mooi diploma, stonden klaar om het werkveld te bestormen en dan valt die oproepingsbrief in de bus… Zelf vond ik dat niet eerlijk om die mensen zoveel maanden van de arbeidsmarkt te houden voor zo’n kleine vergoeding. Bij de laatste generatie miliciens werd dan ook al wel eens iets door de vingers gekeken. Ze moesten nog maar zes maanden dienst doen en maakten kans om deel uit te maken van het wachtpersoneel, en waren dan 2 à 3 dagen thuis om eventueel hun pas opgerichte zaak open te houden.”

“Waarom het leger zo moeilijk mensen vindt? We geloven niet meer dat er nog een oorlog kan komen. We zien het nut van defensie niet meer in. Als je dan op iedereen bespaart maar miljarden wil investeren in het leger, stuit dat uiteraard op kritiek. Het leger kan zich niet mondig genoeg verdedigen. En bovendien: het leger is te weinig bekend. Bij een groep miliciens bleven er altijd wel enkele hangen. En zij die niet bleven, kenden de werking van het leger. Daarom kan je het belang van Kamp Waes niet onderschatten.” (ON)