100 coronavrije kilometers door West-Vlaanderen”Hoe minder volk in mijn winkel, hoe beter”

't Zand in Brugge of De Grote Leegte...
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Heb je ook het gevoel dat je elke dag wakker wordt in een nieuwe wereld? Alsof hij aan het krimpen is en alsmaar dreigender wordt. Toen we maandag door onze provincie trokken, om te zien of er nog leven was na de eerste ingrijpende maatregelen van de regering tegen de verspreiding van het coronavirus, voelde de realiteit al vreemd aan. Bij momenten was het alsof we door een film reden die we niet konden geloven. En dat was nog maar het begin. De geglobaliseerde wereld van een dikke week geleden bestaat niet meer. Onze bewegingsvrijheid is ingeperkt. De ziekte weegt op de luchtwegen, maar ook op de wegen, op het hele leven.

De eerste gemeente die door het virus werd getroffen, was Wevelgem. Daar startten we onze tocht. Net voor ik vertrok, las ik online nog een Facebookbericht van Tine Lemaitre, de waardin van het voormalige Kortrijkse café Den Boulevard die het had over “een onzichtbare oorlog. Je weet niet van waar de vijand komt en je hoort de bommen niet. Zo beangstigend en onwezenlijk. Moet ik alsjeblieft niet stoer zijn en mag ik bang zijn?,” vroeg ze zich af.

Op uw gezondheid

In de Wijnbergstraat rijdt een blauwe Hyundai Tucson voorbij met de nummerplaat ‘Hazesfan’. Even checken. Is dat een van de symptomen? Toch niet. De Wijnberg, dat is de school waar een schooljuffrouw na een skivakantie besmet geraakte en vervolgens met zeven gezinsleden in quarantaine moest. De vuilniswagen tuft vooruit. Het is niet dat de buurt in quarantaine is. Het papier wordt nog opgehaald. Aan de school staan nog geen boeken buiten. Er is nog toekomst.

(lees verder onder de foto)

Kinderopvang in de Wijnberg. Niet in coronatijden.
Kinderopvang in de Wijnberg. Niet in coronatijden.

Dance Monkey schalt door de luidsprekers op de speelkoer maar er is geen kind te zien. Er staan enkele fietsjes in de rekken, maar aan de parlofoon bij de poort blijft het stil en ook de telefoon blijft onbeantwoord. En dan zien we plots een gepensioneerde klaar-over passeren. Een bejaarde verkeersregelaar in een fluo-hesje voorzien van een bordje om kinderen te helpen oversteken. “Toch niet”, zegt Lucien Seynhaeve. Hij is 77 en moet dus in zijn kot blijven, maar “we gaan elke dag een half uur wandelen voor de gezondheid”, zegt hij. Hij draait zich om en wijst naar het logo van de CM op zijn rug. “Op uw gezondheid”, staat erop.

Ik zeg hem dat hij voor zijn gezondheid beter zou thuisblijven. “Het is niet goed om veel stil te zitten”, zegt hij. “We moeten blijven bewegen. Het zit hier, hé,” en hij wijst naar zijn hoofd, terwijl hij met zijn hand draait om aan te geven dat de radertjes blijven draaien. “We wandelen in groep, opdat we zouden blijven stappen. In groep trek je elkaar mee. En we hebben sociaal contact, dat is positief.” Dit was maandag. Toen was sociaal contact nog positief.

De twee kinderen van Lucien zijn allebei verpleger. Hij is zich heus wel bewust van de gevaren. “Het is goed dat de regering maatregelen treft om de verspreiding van de ziekte tegen te houden. Want in Italië verzorgen ze de mensen niet boven de 70. Ze kijken er niet meer naar om. Ze kunnen het niet aan. Het is positief dat ze hier op tijd ingrijpen. Hopelijk wordt het niet zo erg. Maar we moeten ook echt blijven bewegen.” En hij gaat er vandoor. Want zijn wandelvrienden wachten.

Aan de Wijnbergkerk staan ze klaar om te vertrekken. Rita Debaere zegt dat ze niet getwijfeld heeft om te komen. “Maar we hebben wel tegen elkaar gezegd: ‘Eigenlijk zouden we niet mogen gaan.’ Maurice Lezy pikt in: “Gisteren kon je over de koppen lopen in de parken en bossen.” Christiane Vandaele knikt: “Ja, maar je hoort al dat ze parken gaan sluiten.” Straks kunnen ze ook de boom in met hun wandelingen. “Maar we zijn voorzichtig, gewoonlijk spugen we naar elkaar, maar vandaag doen we dat niet”, laat Maurice zich ontvallen.

Ze krijgen het niet klein

Niet dat hij de ernst van de zaak niet vat. “Het is niet zo dat we hiervoor onze slaap laten. Maar als je ziet wat er in Italië gebeurt. Ja, dat kan hier eigenlijk ook. En ze krijgen het niet klein, hé. Soms vraag je je wel eens af: is dat iets dat natuurlijk ontstaan is of niet? Als je ziet dat ze bij al hun oorlogen met biologische en chemische middelen aan het prutsen zijn. Je mag er niet aan denken.”

Denken? Daar is ook geen tijd voor. Lucien blaast op zijn fluitje en zwaaiend van op afstand gaat de groep er vandoor.

In het centrum lees ik de gemeenteslogan op een voorbijrijdende wagen van de groendienst: Wevelgem spreekt je aan. Nu even niet, denk ik. Aan de overkant staan enkele mensen te wachten aan het bushokje op een bus die niet lijkt te komen. Ik spreek een jong koppeltje aan. Wesley Priem en Tiffany Mortagne sleuren een zak inkopen mee. “We zijn vroeg opgestaan om in de winkel te geraken voor alle rekken leeg waren”, gromt hij. “Waarom plundert iedereen de rekken? Het wordt tijd dat mensen aan de anderen gaan denken.”

Tiffany vindt dat ook: “Dat mensen zo egoïstisch kunnen zijn.” Ze zijn zich bewust van wat er aan de gang is. “Het is een klein virusje dat in je bijt, soms met de dood tot gevolg”, legt Wesley uit. “Persoonlijk ben ik niet bang. Ik ben nog heel jong en ik kan dat nog overleven. Met oudere mensen heb ik meer medelijden. Ze lopen meer risico ziek te worden en hebben minder kans om te genezen of geholpen te worden.” Hij is niet bang, maar vindt de sfeer toch eng. “Het is alsof het leven uit de stad is gezogen,” zegt hij. Tiffany kan een tijdlang niet meer bij haar ouders op bezoek. “Ik wil ze niet ziek maken, mijn mama is diabetisch. Ze is risicopatiënt.”

(lees verder onder de foto)

Maurice Lagage wil wat rekeningen betalen, maar de bank is voorlopig niet open.
Maurice Lagage wil wat rekeningen betalen, maar de bank is voorlopig niet open.

Iets verderop staat Maurice Lagage te wachten bij het filiaal van BNP-Paribas. “Weet jij of dat hier opent”, vraagt hij. Er hangt geen briefje aan de deur. “Is het dringend?”, vraag ik. “Niet echt”, zegt hij. “Ik wou gewoon wat rekeningen betalen.” Maurice is van Lauwe, woont bij het Preshoekbos. “We hebben daar gisteren enorm veel wandelaars gehad.” Maurice is niet bang. “Ik denk dat het een politiek spel is om alles plat te leggen. Er is een beetje te veel welvaart. Het is een manier om de mensen wat te temperen”, is zijn mening. En dan gaat de deur plots open.

(lees verder onder de foto)

Kathleen Cosaert hangt een formulier aan de deur van haar bankkantoor.
Kathleen Cosaert hangt een formulier aan de deur van haar bankkantoor.

En zaakvoerster Kathleen Cosaert komt een formulier ophangen aan de deur. “Voorlopig blijven we nog open aan het onthaal. Maar het kan best dat wij binnenkort ook zullen moeten sluiten. Vermoedelijk zal het dan allemaal digitaal en vanop afstand moeten gebeuren. Want de piek moet nog komen.” Of Wevelgem zich eerder bewust was van het gevaar doordat er eerder Wevelgemnaars waren getroffen? Ze schudt van neen. “Die mensen waren niet heel ziek hè. Je kunt het virus hebben zonder dat je ervan afziet. Nee, panikeren doen we niet”, zegt ze en ze haast zich naar binnen.

Niets te zien op tv

Onderweg van Wevelgem naar Hooglede is er maar één item op de radio: corona. Waar ik hoor vertellen dat je zondag door de massa in het bos de bomen niet meer kon zien. En dat meer en meer bossen en parken de deuren sluiten. Een mens zou warempel nog gaan geloven dat je nergens beter bent dan thuis.

Antoon Van Hecke is thuis. Hij staat in zijn fietsenwinkel met een mondkapje op. “Ik ben een risicopatiënt”, zegt hij. “Ik heb lymfeklierkanker gehad. Ben ik genezen? Wat is genezen? Als je één keer kanker hebt gehad, dan zit dat in je lichaam. En ik heb nu net een zware verkoudheid gehad, heb zes dagen antibiotica moeten nemen en ik let liever op. Maar dat is niet de reden dat ik dat kapje draag. Ik wou net een filter gaan uitblazen. Vandaar. Het is dus eigenlijk puur toeval dat ik hier mee rondloop. Ik verkoop er. Kijk, ze hangen daar. Nee, ik heb er nog geen verkocht. Ik maak er geen reclame mee. Ik ga ze straks wegstoppen.”

(lees verder onder de foto)

Antoon Vanhecke staat in zijn fietswinkel met een mondkapje op.
Antoon Vanhecke staat in zijn fietswinkel met een mondkapje op. “Ik ben risicopatiënt.”

Antoon is ongerust. Hij kan het niet laten om de radio of de tv op te zetten “en wat je daar hoort, is niet goed, hè. Nu ja, je hoort daar zelden iets dat goed is. Het was eerst over dat water, dan over die wind, het is nu over die corona. Het is een ramp hè, op vlak van economie, werkgelegenheid, sport ook. Wanneer gaat er nog eens aan sport gedaan worden? Ze zeggen: kijk naar tv. Naar wat kijken ze? Sport. Maar ze moeten niet kijken, er is er geen. Naar wat moet je anders kijken? Er is niets op tv. Maar goed, we leven, we mogen niet klagen.”

“Ik vind dat ze hier in België redelijk hun best doen”, gaat hij voort. Je kan hem niet het zwijgen opleggen. “We moeten ervoor gaan, hé. We zijn te scheep en we moeten varen. En we zijn Vlamingen, we zijn keihard. We komen erdoor, maar hoeveel slachtoffers gaan er vallen? Dat is de vraag. En geloof maar niet dat volgende week de boel weer draait. Vergeet het maar. Ik denk dat de Chinezen veel te lang gewacht hebben om dat hele zaakje naar buiten te brengen. Er zullen nog maatregelen volgen”, zegt hij terwijl we buitengaan. En dat de wereld voor een ongeziene economische crisis staat.

(lees verder onder de foto)

Cindy De Smedt smeert broodjes met flinterdunne handschoenen.
Cindy De Smedt smeert broodjes met flinterdunne handschoenen.

Verder in de Roeselarestraat hangt aan de deur van ‘t Baguetje dat er om besmetting te voorkomen maximaal drie mensen per keer in de winkel mogen. Je moet afstand houden. Cindy De Smedt heeft roze haar. Het staat haar goed. Ze draagt flinterdunne handschoentjes waarmee ze broodjes smeert. En om de haverklap wordt alles ontsmet. “We proberen zo weinig mogelijk volk in de winkel te hebben”, zegt ze. Had ze twee weken geleden zoiets uitgekraamd, je had haar koorts gemeten. Ze zegt dat ze niet al te veel volk over de vloer krijgt. En dat ze het nu vooral moet hebben van bestellingen via de website. “De omzet is gehalveerd. Maar we hebben geen recht op steunmaatregelen, omdat we mogen openblijven. Als we niets doen, hebben we niets. We mogen al content zijn dat we mogen voortdoen.”

Bij het rondpunt aan residentie Zevenkote steekt Glynnis Corneillie met haar kleine Liam net de straat over. Ze werkt in de schoonmaaksector, maar de oudere dame bij wie ze vandaag normaal moet gaan poetsen, ziet Glynnis liever niet komen, uit angst voor besmetting. “Op het werk ben ik voorzichtiger en hou ik me aan de regels”, zegt ze. “Maar mijn kinderen knuffel ik nog altijd en ik geef ze zoentjes. Tegenover vreemden hou ik afstand.”

In Oudenburg heeft Charlotte Demarée van een bevriende ondernemer de toestemming gekregen om haar foodtruck Trottoir op zijn oprit te plaatsen, vlakbij het marktplein. Ze serveert grootmoeders gerechten. “Ik heb heel veel annuleringen deze maand, tot halverwege april nu al en ik dacht: ik moet iets doen. Daarom dit initiatief.” Twee dagen later meldt ze op haar website al dat haar plan een kort leven beschoren was. Maandag zei ze nog: “Het is een beetje afwachten. Spannend.”

Charlotte is toch geschrokken van de forse maatregelen. Eigenlijk heeft ze de indruk dat alle politici en wetenschappers in snelheid door de ziekte zijn genomen. “Een paar weken geleden lieten ze nog uitschijnen dat het niet zo heel erg zou zijn, en nu stevenen we af op een volledige lockdown. Dat is natuurlijk een streep door de rekening. Maar beter dat men maatregelen treft dan dat de hele zaak escaleert.”

Een heel ander mens

Jens Balliere komt even een kijkje nemen of het kraam van zijn liefje goed staat opgesteld. Hij is ondersteuner in Dominiek Savio in Gits, begeleidt er leerlingen met fysieke beperkingen of motorische beperkingen en mag hen nu alleen via skype of chat of mail trachten te helpen. “Terwijl dat vooral leerlingen zijn die niet zelfstandig kunnen werken. Dus we gaan de komende weken heel creatief moeten zijn om hen te ondersteunen.”

Jens is eigenlijk een heel sociaal dier, zo laat hij uitschijnen. En de beperkingen laten hem een nieuwe wereld ontdekken. “We hebben gisteren een wandeling van tien kilometer gemaakt. Je gaat dingen doen die je anders niet zou doen. En een keer gezellig thuis zitten, kan ook deugd doen.” Wie weet, wordt hij wel een heel ander mens.

Kris Eeckloo van De Kiosk in de Ettelgemsestraat verkoopt kranten en sigaretten. En daar wordt met kleingeld betaald. “Dat zit soms in de broekzak van de mensen. Je ziet ze eerst een beduimelde zakdoek bovenhalen en dan graaien ze naar de munten. Handen wassen, is de boodschap.” Kris voelde maandag de bui al hangen. “We gaan wellicht binnenkort volledig moeten sluiten. Logisch ook. Dat moest al eerder gebeurd zijn. Eigenlijk heeft de wereld veel te laat ingegrepen. Maar China is communistisch. Ze hebben het probleem veel te lang verzwegen. Pas toen het kalf verdronken was, zijn ze ermee naar buiten getreden.”

Maandag had Kris nog een beetje mensen over de vloer. “We mogen niet klagen. Als we helemaal zullen moeten sluiten, zal dat wat anders zijn. Veel collega’s zullen nadien niet meer openen. En gaan we dan ook een vergoeding krijgen? En wanneer zal dat zijn? Binnen drie jaar of binnen vijf jaar? Dat is het altijd. De belastingen moeten wel betaald zijn tegen het einde van volgende maand. Ik vraag me af hoe we dat zullen doen.”

Terwijl ik naar Brugge rij, speelt REM ‘It’s the end of the world as we know it (and I feel fine)’. “Inderdaad, we maken mee wat we nog nooit hebben meegemaakt. En daarom is het ook het einde van de wereld zoals we hem gekend hebben”, hoor ik presentator Lieven Vandenhaute zeggen. “Een nummer van 33 jaar geleden, plotseling weer actueel, plotseling weer gestreamd en plotseling weer in de hitparades.”

Horrorfilm

Op een bankje op het Simon Stevinplein zit Heidi Hoste uit Sint-Kruis een broodje te eten. Ze is niet in middagpauze, het is haar vrije dag. Ze werkt in een slagerij. “Op zaterdag moet ik altijd werken. Dus kom ik altijd op een doordeweekse dag winkelen.” Ze vindt het “zalig” om zo te winkelen. “Ik heb Brugge nog nooit zo gezien. Ik woon hier al 22 jaar. Nee, echt niet.”

Maar een koffietje op een terrasje zit er niet in. “Maar goed dat het mooi weer is. Anders zou het niet meevallen.” De weinige toeristen die er nog zijn, zitten allemaal hun afhaalschotels op trappen of bankjes te verorberen. “Zo eventjes kan het wel, maar het zou niet te lang mogen duren”, zegt Heidi. Maar misschien duurt het wel lang. We weten alleen dat er heel veel is wat we niet weten. Omdat sommigen het misschien verzwijgen. Voor ons eigen heil of niet. ‘Ze zeggen niet alles,’ hoor je voortdurend zeggen.

Op de markt tref ik toch nog vier jonge Aziatische toeristen aan. Het blijken uitwisselingsstudenten uit Thailand, die hier al sinds september vertoeven. Ze moeten deze of volgende week nog terug naar hun land, zo vertellen ze in behoorlijk Nederlands. Een van hen, Sita Norasetthada, heeft de voorbije maanden doorgebracht in Brugge. “Normaal moesten we pas in juli terug. En we zouden hier allemaal willen blijven. In Thailand zijn er intussen ook al meer dan 100 mensen besmet. Dat is de officiële versie. En nu stromen ook nog mensen uit Zuid-Korea ons land binnen die niet in quarantaine willen zitten in hun eigen land. Inmiddels zijn er 7.000 mensen met corona in Zuid-Korea. Dus je kunt al raden wat we krijgen. Ik vrees dat het cijfer er heel snel zal oplopen. We moeten terug. Van AFS, niet van België, niet van Vlaanderen. Daarom wilde ik mijn vrienden, die in Antwerpen op school zitten, nu nog vlug eens Brugge laten zien.” De koetsen zijn er niet, de terrasjes ook niet. En de massa zeker niet. Maar ze zijn er om afscheid te nemen. Te rouwen. En de stilte is passend.

Nog nooit meegemaakt

Didier Pattyn van Taxi Snel zit met een mondmasker op te wachten op klanten die niet komen. “Ik ben twintig jaar taxichauffeur en dat heb ik nog nooit meegemaakt. Heel erg. Het zou niet te lang mogen duren. Er zijn geen toeristen, de horeca is dicht en de stad is dood. Het is alsof je in een horrorfilm zit. In het begin dacht ik: dat is iets overroepen, maar nu begin ik wel het gevaar ervan in te zien en ergens heb ik wel een beetje schrik. Ik heb ook mijn gedragspatroon al veranderd. Ik was vaker mijn handen, ik draag sinds vandaag een mondmasker en ik ontsmet geregeld de wagen. Dat is nodig. Het is een risicojob. We komen de hele tijd met mensen in contact, met toeristen en met hun bagage. We zijn met 70 man in het bedrijf. Stel dat een of twee van hen het virus hebben, dan komt het hele bedrijf stil te liggen.”

(lees verder onder de foto)

Didier Pattyn wacht op klanten die niet komen.
Didier Pattyn wacht op klanten die niet komen.

Ivan Van Spitael werkt voor de onderhoudsdiensten van de stad en draagt ook een mondmasker. “Ik neem liever geen risico’s. Als iedereen wat voorzichtig is, dan zal het ooit wel eens beter worden, zeker?” Hij lijkt het zichzelf af te vragen.”Hoewel, hierna zal het weer iets anders zijn. Het zal dan de varkenspest zijn.”

(lees verder onder de foto)

Ivan Van Spitael neemt liever geen risico en draagt ook een mondmasker.
Ivan Van Spitael neemt liever geen risico en draagt ook een mondmasker.

Op de Eiermarkt is alles gesloten. Er zijn werken aan de gang. Een ideaal moment. Als er wegenwerken gepland staan, kan men maar beter meteen in actie schieten. In de etalage van de boekenwinkel vlakbij staat het boek ‘Beschaving’ van Laurent Binet te blinken. En ik denk: wat blijft daar straks nog van over? Filip Van Steenberge, voormalig radiopresentator, komt er net buiten. “Ik was er alleen”, zegt hij. De eigenaar vroeg zich af of het zin had om nog open te houden.”

Filip overschouwt de lege markt en zegt: “Nee, eerlijk, dat heb ik nog nooit meegemaakt. Dat zijn ook uitzonderlijke omstandigheden. Wellicht vraag je je dan af: wat doe je hier nog?” Een vraag die hij zelf beantwoordt. “Eigenlijk moesten we nodige inkopen doen. In het grootwarenhuis. Mijn vrouw is in de wagen blijven zitten. Slechts een van de twee is binnengegaan. En toen belde mijn schoonbroer: “Als je dan toch in Brugge bent, wil je een paar boeken voor me meebrengen?” Hij is vast van plan om thuis te blijven, nergens heen te gaan. En zo zijn we een paar boeken komen kopen voor hem.”

Ook Filip voorspelt al dat alle winkels dicht zullen moeten. Hij laat het klinken alsof de wereld morgen zal stoppen met draaien. “Ons hele leven wordt overhoop gegooid. Een dag per week zorgen we normaal ook voor twee kleinkinderen, maar onze kinderen zeggen: “Neen, we gaan ze echt niet brengen. Jullie zijn dan wel in goede gezondheid, maar toch, we gaan dat risico niet nemen.” Ik heb tegen mijn zoon ook gezegd: “Je bent nu zo drastisch, maar je bent misschien ook naar een lockdownfeestje geweest.” “Nee, nee, nee, zeker niet”, was zijn reactie. Ik denk inderdaad dat de jongere generatie nu beseft: we moeten de richtlijnen opvolgen en doen wat er van ons gevraagd wordt. En solidair zijn. En proberen een oplossing te bieden voor het probleem.”

Filip denkt dat het uiteindelijk wel goed komt. “Misschien gaan we inzien dat we ons een beetje hebben vergaloppeerd in ons kapitalistisch systeem. We gaan er lessen uit trekken. Je ziet al dat de mensen plots veel meer gaan wandelen. Maar dan volgt meteen de waarschuwing: pas op, want de bossen geraken overbevolkt. Alles heeft twee kanten.” Mijn onderkant zegt dat ik moet plassen. En gelukkig zijn er straaturinoirs vlakbij. Even prijs ik me weer gelukkig dat ik geen vrouw ben. Want waar kunnen zij terecht nu alle tearooms gesloten zijn?

De Grote Leegte

Niet op ‘t Zand. Al staat daar dan wel een bord voor de toeristen dat spreekt van een bruisend plein. Nu zou ‘De Grote Leegte’ een betere naam zijn. Het grootste plein van de binnenstad ligt er verlaten bij. Een oudere vrouw op een bankje zit voor zich uit te staren. De eenzaamheid moet voor sommigen hartverscheurend zijn.

Dergelijke beelden tonen hoe kwetsbaar we allemaal zijn. We zouden vooral begrip en troost moeten overhebben voor elkaar. Toch wreed dat zelfs schouderklopjes en een warme knuffel er niet in zitten. Een koetsier is zijn ronde te voet aan het afleggen. Om Brugge anders te zien. “Het doet pijn. Ik kan mijn ogen niet geloven. Nu is het moment voor fotografen om unieke beelden te nemen. Als hopelijk straks de wereld weer tot leven komt, zullen we die beelden blijven herkennen” zegt hij.

(Lees verder onder de foto)

Op het perron in Knokke zitten twee mensen te wachten op elkaar, op veilige afstand.
Op het perron in Knokke zitten twee mensen te wachten op elkaar, op veilige afstand.

De tocht naar Knokke is een reclamefolder voor de kust. Je ziet de hemel opentrekken. En de kust roept hardop ‘welkom’. Alleen mogen we hier ook niet meer zijn. In het station zitten enkele mensen op het perron te wachten op de trein. Eén van de weinigen die we tegenkomen, is Marc Bergman, een Franstalige Brusselaar die in Knokke woont. Hij is zelf niet van plan de trein te nemen. “Nee, ik kom kijken of er veel volk de trein neemt of niet. Maar er is bijna niemand. Het is een catastrofe. Gisteren was er veel volk in Knokke, maar toen waren de winkels dicht. Gelukkig, de mensen kunnen hier nog wandelen. En genieten van een ijsje.”

Mijnheer Bergman moet van ons vernemen dat burgemeester Lippens de ijssalons intussen ook gesloten heeft. “Mijnheer Lippens overdrijft soms een beetje, hé. De voedingswinkels zijn gelukkig wel nog open. En de afhaalzaken. Eten is hier nooit een probleem.” Hij heeft pretoogjes bij de gedachte alleen. “Anderzijds heeft mijnheer Lippens ook vaak gelijk. Hij vaardigde hier al de maatregelen uit die de regering pas donderdagavond uitvaardigde. Hij heeft geanticipeerd. Hij is zeer intelligent. En het is hier goed wonen. Een mooie gemeenschap.”

Of hij dan niet vreest voor de economische crisis die straks volgt? “Ja, hoewel, geef ons twee maanden stralende zon, een topzomer en Knokke komt er weer bovenop,” lacht hij.

Nog niet doorgedrongen

Verderop in de Lippenslaan staat Bart Kennes met zijn collega een reclamefolie aan te brengen tegen de gevel van een winkel. “Het is eindelijk stralend weer”, zegt hij. “Met de regen van de voorbije weken konden we dat werkje niet uitvoeren.” Hij kijkt om zich heen en maakt een bedenking: Ik schrik er wel van hoeveel mensen hier op de Lippenslaan er zich nog niets van aantrekken. Handje in handje, arm in arm, het is precies nog niet echt doorgedrongen.”

Op het strand is men volop bezig de zomerbars in elkaar te timmeren. Dit is Knokke. Hier kijkt men vooruit. De meeste kunstgalerijen op de dijk zijn weken dicht. Ook The Art Gallery van Boud Ceyssens en Sonja Smessaert is gesloten. ‘Coronavirus will die, Art will live’, staat er te lezen. En nog: “We bekijken deze periode alvast van de positieve kant. Tijd om ons op te sluiten in ons atelier en de creativiteit de vrije loop te laten” en ze besluiten met “Hopelijk tot snel en dat iedereen zijn gezond verstand mag gebruiken.” De zon lacht ons toe en we weten dat er nog een toekomst is. Straks kunnen we alle maskers afleggen en feesten.

Foto’s: Guillaume Decock