De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

10.000 stappen in Vleteren: “Ik ben hier geboren, ik zou hier willen doodgaan”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

“Gemeente Vleteren heet u welkom”, staat er te lezen bij het binnenrijden van de bebouwde kom van Woesten. “Zijn gastvrijheid, zijn stilte en rust, zijn wereldbefaamde biercultuur, zijn wandel-, fiets- en ruiterplezier.” Zowel Woesten als Oost- en Westvleteren hebben iets met bier. Je kan er een tournée locale doen, maar ik ben er om te wandelen, niet om te waggelen.

De naam Woesten komt van Wastina, een term die men terugvond in een publicatie uit de 13de eeuw en zoveel betekent als ‘verlaten vlakte’. Een woestenij dus. Tegenwoordig is het de drukste Vleterense deelgemeente. Je zult er weinig woestelingen aantreffen. “Vragen staat gastvrij” staat er op de vlag geschreven bij het oude burgerhuis aan de overkant van het verwelkomingsbord, daar waar de N8, de drukke gewestweg die van Ieper naar Veurne loopt, van naam verandert van Elverdingestraat in Woestendorp. Het is een infopunt voor toeristen. En tegelijk een brouwerij en drankhandel. Katrien Sampers vertelt er dat haar man Nicolas van de vijfde generatie is van de brouwersfamilie Christiaens. Ze troont me mee langs een roerkuip van meer dan 100 jaar, die ze als de ziel van de brouwerij bestempelt, terwijl ze weetjes uitstrooit over mout en hoppe en allerlei chemische processen waardoor de negen bieren van de brouwerij veel natuurlijker en gezonder blijken te zijn dan die van veel commerciële concurrenten.

Mijn grote jeugdliefde

Katrien Sampers (beeld uit het filmpje onderaan)
Katrien Sampers (beeld uit het filmpje) © KVdm

Maar het is vooral haar persoonlijk verhaal dat me beroert. Katrien was nog jong toen ze als orthopedagoge vijf jaar lang in de Lovie in Poperinge werkte. “Maar toen ik eind de twintig was, ben ik opnieuw gaan studeren en master geworden in de gerontologie, de studie van het ouder worden”, zegt ze. Daar kwam nog eens een studie verpleegkunde bovenop en in 2010 werd ze directrice van het woonzorgcentrum in Woumen. De vervulling van een levensdroom. Acht jaar later werd het sprookje nog mooier. “Nicolas is eigenlijk een grote jeugdliefde van mij”, bekent Katrien. “In 1998 zijn we een tijdje samen geweest, maar toen heeft hij een punt achter onze relatie gezet. Tot we in 2018 weer contact gezocht hebben met elkaar. Er was toen wel een klik van beide kanten en kijk, vorig jaar zijn we dan eindelijk gehuwd.” Intussen is ze ook aan de slag in de brouwerij. Het is met levens niet anders dan met landschappen: als ze wat rare kronkels vertonen, zijn ze des te boeiender.

Zotte jaren

Sinds vorig jaar heeft Brouwerij Deca een eigen degustatiecafé waar je geweldige brouwsels als de Georges IV en de Vleteren kunt proeven. Maar dat kan ook in De Zon, het oude cafeetje van en naast de brouwerij, waar Cécile Catteeuw altijd achter de toog heeft gestaan, net als haar ouders en grootouders voor haar. Nu is ze 75 en niet al te best meer te been. “De zotte jaren zijn voorbij”, zegt ze. Waarmee ze aangeeft dat die er wel degelijk zijn geweest. “Als je café houdt, moet je de sfeer verzorgen. Of de klanten blijven weg.” Het moet ooit een ‘zwaar’ cafeetje geweest zijn, en niet alleen omdat er destijds een weegbrug voor de deur lag. “Nu kan ik niet meer uit de bol gaan,” zucht Cécile, “en er mag ook niets meer. Je moet gek zijn om nu een café te beginnen.” Maar ze denkt er niet aan om zelf de deuren te sluiten. “Dan zie ik niemand meer. Nee, geen denken aan.”

Cécile Catteeuw (beeld uit het filmpje, zie onderaan)
Cécile Catteeuw (beeld uit het filmpje)© KVdm

Cécile is nooit getrouwd geweest. “Ik ben een keer of twee ‘in kennis’ geweest,” zegt ze, “maar dat viel niet mee. Als je vrijt en je zit tussen het volk, dan mag je niet meer met een ander klappen, of dat lief is jaloers. Vandaar dat ik de mannen uiteindelijk altijd de bons gaf.” Aan belangstelling zal het niet ontbroken hebben. De vergeelde foto’s van weleer die tegen de muren hangen, laten een mooie verschijning zien. “Ik ben altijd vrijgezel gebleven, maar ik was niet alleen. Want het was hier niet uitsluitend café, maar ook boerderij, en die nam mijn broer voor zijn rekening.” Terwijl ze het zegt kijkt ze naar buiten, waar het zware verkeer zoals elke dag weer voorbij dendert. “Ik kan de wagens niet meer tellen die hier tegen de gevel zijn beland. Een paar keer vlamde een vrachtwagen naar binnen. De eerste keer in ’66. Vader en moeder leefden nog. We lagen alle vier te slapen. De buren kwamen met een kobbenjager (een ragebol, red.) tegen de ramen kloppen, terwijl beneden de voordeur tegen de toog lag.” Hoeveel wagens er ook naar binnen reden, Cécile bleef. Het liefst wil ze dat doen tot haar laatste ademstoot: “Ik ben hier geboren en ik zou hier willen doodgaan”, zegt ze. “Ik weet van niet anders. Ik zou nergens elders kunnen aarden.”

Nood aan sociaal contact

“Je kunt niet iedereen helpen, maar iedereen kan iemand helpen” zegt de affiche die in haar café hangt. Voor de rest alleen afbeeldingen uit lang vervlogen tijden. Maar die ene poster, die je tegen zowat de helft van de ramen in Vleteren ziet hangen, zegt het allemaal: mensen van hier hangen aan mekaar. Ze zijn er voor mekaar. Als je de gewestweg verlaat, nemen stilte en rust de overhand. Eventjes. Want wie aan het stuur van een tractor zit, verwart de langweggetjes met een racebaan. Dan maar de paadjes inslaan, die tussen de hoge maïsstengels en meidoornhagen slingeren, om je naar licht glooiende landschappen te brengen waar de straatjes kronkelen alsof ze door een dronkenlap zijn aangelegd. Wie stilte zoekt, zet een stap meer, maar geraakt ook in Oostvleteren. Helaas zijn de Struise Brouwers niet thuis. Dat wil zeggen, in ‘t Oud Schooltje. Daar hebben ze in 2009 hun intrek genomen, een jaar nadat ze uitgeroepen werden tot beste brouwers ter wereld. Ze gaan stilaan de paters achterna qua wereldfaam.

“Pietje, we gaan een mooi leven hebben, maar we gaan dag en nacht hard moeten werken.” Mia Billiau

Wie van Vleteren is, moet ook online reserveren en vervolgens in de file gaan staan om een bakje bier van die paters te bekomen. Nu ja, tegenwoordig moet je overal aanschuiven. Zo geraak je nog eens met iemand aan de praat. Op Oostvleterendorp staan de mensen te wachten bij bakkerij Vannobel. Bakker Wim Vannobel en zijn vrouw hebben iets nobels, vangen we op. Mensen verdienen vaak hun naam. Het is er haast een sociaal bureau. Mensen komen er even goed voor een praatje als voor een broodje. “We hebben een hele goeie parochie en een goeie buurt. We zitten niet in elkaars huizen, maar als er iets is, dan zijn we er voor mekaar”, zegt bakkersvrouw Mia Billiau. Haar man Wim zei haar destijds: “Pietje, we gaan een mooi leven hebben, maar we gaan dag en nacht hard moeten werken.” Hij heeft gelijk gekregen, zegt ze. Maar ze beklaagt het zich niet: “Ik zou mijn klanten niet kunnen missen. Ik heb die babbeltjes even nodig als zij.”

“Nu nog meer dan anders zie je wat sociaal contact voor een mens betekent”, zegt Karin Wyckaert, die aan de drempel van de bakkerij staat. “De gevolgen van pandemie vallen voor mijn generatie nog best mee.” Ze moet de 50 voorbij zijn, kan ik uit het gesprek afleiden. “Maar voor de generatie van mijn ouders is het een drama. Samen een kaartje leggen, een glas drinken, alles is verboden of onmogelijk. Ik mag er niet veel aan denken, of ik word er depressief van.” In de molen van Oostvleteren kan je ook al niet terecht. “Een bezoek is mogelijk bij draaiende wieken of op aanvraag”, zegt een bordje dat erbij staat. Maar de wieken staan stil en ik heb niets aangevraagd.

“In het Antwerpse bleiten ze veel, maar zeggen ze weinig. Hier is het net omgekeerd” Patrick van Ginniken

En zo beland ik op het pittoreske marktpleintje van Westvleteren. Het zou een decor kunnen zijn van een film uit de jaren ’70. Tegenover de kerk is er een vakantiewoning, en een café die de Engel heet. Maar de Engel is gaan vliegen. Of liever, het café is dicht. Wel open is R&W Geldof, een winkel van tuinbenodigdheden waar Patrick van Ginniken de honneurs waarneemt. Hinniken zeggen ze hier meestal. Zoals de paarden doen. Patrick komt uit Essen, “da’s in de Noorderkempen vlak tegen de Hollandse grens aan. Bij Kalmthout, het land van Suske en Wiske, middenin de Kalmthoutse heide.” Waarom een mens zoveel moois zou willen verlaten? “Voor de liefde”, zegt hij. Zijn vrouw is de dochter van Rita en Wilfried Geldof. Aanvankelijk was ze hem gevolgd naar Essen. “Daar hebben we nog een huis,” zeg Patrick. Maar toen belde de schoonmoeder. Haar man was overleden en iemand moest de zaak voortzetten. Intussen woont en werkt Patrick vijf jaar in Westvleteren. Zijn naam kunnen ze er nog niet uitspreken. “Meestal zeg ik dat ik Patrick Geldof ben”, lacht-ie. “We hebben een goeie verstandhouding met de buren, en als je jezelf wat openstelt, dan merk je snel dat de mensen best joviaal zijn.” Gevraagd naar het verschil in mentaliteit met zijn geboortestreek, antwoordt hij: “In het Antwerpse, daar bleiten ze veel maar zeggen ze weinig. Hier wordt er niet zoveel gebleit, maar zeggen ze veel. Ik heb hier heel toffe contacten met de mensen.”

Geen gaanders

In de hoek van het plein is er de elektriciteitswinkel van Ludo Gheeraert, waarvan de benedenverdieping in een kobaltblauw kleedje zit. Ludo is er niet, zijn vrouw Marleen Mesdag wel. “Mesdag”, zegt ze. “Zes letters.” Zo hoeft ze het niet te spellen. Ze is 32 jaar samen met Ludo. Vroeger ging ze soms mee om stopcontacten te installeren of kabels te leggen. Het heeft allemaal weinig geheimen voor haar. “Ik ben nogal technisch aangelegd.” Vandaar dat ze haar zoon Gerrit vaak bijstond toen hij ingenieur Scheepswerktuigkundige studeerde aan de hogere zeevaartschool in Antwerpen. “Ook met zijn Engels hielp ik vaak. Ik ben parttime secretaresse in Reninge en daar is het hele dagen in het Engels.”

Zoon Gerrit zit vaak lange tijd op zee. “Ik zou niet weten waar hij nu zit.” Of ze hem niet mist? Ze schudt van neen. “Daar heb ik nooit last van gehad. Ik ben een slechte moeder, zeker?”, buldert ze. “Serieus, toen de kinderen op internaat zaten, had ik dat al. Ik miste ze niet.” Haar zoon Gunther is vrachtwagenchauffeur. Ook altijd onderweg. Terwijl zij en haar man nooit buitenkomen. “We zijn geen ‘gaanders’, geen uitgaanstypes”, zegt ze. Zelfs naar de paters gaat ze niet. “Zij komen hier ook niet”, lacht ze. “Nee, waarom reizen? Da’s voor niets nodig. Het is goed hier. Iedereen kent iedereen en mensen helpen mensen. En het is hier rustig.” Een zware vrachtwagen dokkert over de kasseien terwijl ze het zegt. “Als er niet te veel verkeer is”, lacht ze. “Ze hebben de straat hier heraangelegd. In kasseien. Het moest authentiek ogen.” Ze rolt haar ogen. “Ze zeiden: maar er zullen geen camions meer passeren. Tja. De kasseien liggen er. Maar de vrachtwagen zijn niet weg.”