10.000. stappen in Veurne:Waar je rust, ruimte, troost en verhalen vindt

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Wie 10.000 stappen wil zetten in Veurne zou haast struikelen over de overvloed aan keuzes. Zowel de stad als de tien deelgemeentes zijn op hun manier allemaal even betoverend. De start van mijn wandeling zou evengoed in Vinkem kunnen liggen, in Houtem, Zoutenaaie of Eggewaartskapelle, een polderdorpje die met de dag meer op filmdecors gaat lijken, maar omdat ik naast de grote intrigerende leegte ook mensen wil zien, zet ik mijn eerste stappen in Bulskamp, een beetje het centrum van al die plattelandsgemeentes.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Zoals in al die gehuchtjes bepaalt ook in Bulskamp de kerk het dorpsbeeld. Op een plakkaat aan het kerkhofje bij de Sint-Bertinuskerk valt te lezen dat er aan alternatief onkruidbeheer wordt gedaan en geen gebruik meer gemaakt wordt van pesticiden. Het kerkje heeft iets gezelligs. Mocht ik nog geloven, ik zou kunnen aannemen dat God dit zijn huis noemt.

Mooi maar onbetaalbaar

Bulskamp ligt 2,5 meter boven de zeespiegel. Ondanks de opwarming van het klimaat heeft de familie Vermoote geen zwembandjes bij wanneer ze in de Bulskampstraat mijn wandelpad kruisen. Ronny en Kristel uit Pervijze zijn er op bezoek bij dochter Emelie die twee jaar geleden in Bulskamp neerstreek met haar man Steve Vanderplas. “Het bevalt ons hier enorm”, zegt Emelie. “Mensen komen buiten, kennen elkaar en slaan een praatje. In de stad heb je dat zo niet. Daar is het elk voor zich. Hier kan je bij wijze van spreken zonder problemen bij de buren om eieren of bloem gaan vragen. Mensen staan altijd klaar voor elkaar.”

Emelie Vermoote met haar ouders en haar dochter: ‘Mensen praten hier nog met elkaar.’© KVdm
Emelie Vermoote met haar ouders en haar dochter: ‘Mensen praten hier nog met elkaar.’© KVdm

Er is een school, een bakker, een apotheek en zelfs een woonzorgcentrum. Maar Ronny Vermoote merkt dat overal in de buurt rijkelui uit het binnenland op ieder huisje azen dat vrijkomt. “Waardoor de jongvolwassenen naar het binnenland worden verdrongen, omdat het hier niet meer betaalbaar is.” Het viertal heeft er net een wandeling opzitten. “Je moet niet ver lopen om mooie plekjes te vinden. Je zit zo in de velden”, zegt Emelie. Samen met haar ouders loopt ze achter haar kleine Elise aan die haar poppenwagen voortduwt richting bakkerij. “Liesje donut”, kwebbelt het kleintje.

Opeens vallen me de vele gele verkeerspijltjes op waarop bedden staan afgebeeld. Wie het bestaan van de bed & breakfasts niet kent, zou gaan geloven dat dit de streek is waar je moet zijn om te slapen. Wanneer ik langs de Presendestraat het dorp uitloop en de straat er kruis met de Boonakkerstraat, zie ik naast de voordeur van het hoekhuis een sticker op het raam plakken met de mededeling: Hier ben je welkom om je kindje te voeden .

Buitenmensen

Nele Dewicke is al veertig jaar vroedvrouw in het ziekenhuis in Veurne. Ze is afkomstig van Oostkerke bij Diksmuide. “Ik werk in het centrum, maar na ons huwelijk zochten mijn man en ik een huis op de buiten. Het is hier zalig wonen”, vertelt Nele. “We hebben een heel goeie straat. We zorgen goed voor mekaar. Je zit op de buiten, maar toch ben je niet helemaal afgelegen. Echt een heel fijn dorp. We hebben nog een dorpsschool. Wat een grote zegen is. Dat houdt de mensen samen. Een café is er ook nog. Een dorp zonder café is geen dorp meer, hé. Ja, ik denk dat Bulskamp van alle Veurnse deelgemeentes het meest levendige is. Er is hier nog een afdeling van Ferm die goed draait, de vroegere KVLV, op donderdag rukken de Rappe Trappers uit, er is een hondenclub en in de sportzaal kan je badmintonnen en tal van cursussen volgen. Nee, ons krijg je hier niet weg.”

Nele Dewicke: ‘We hebben een heel goeie straat. Mensen zorgen hier voor elkaar.’© KVdm
Nele Dewicke: ‘We hebben een heel goeie straat. Mensen zorgen hier voor elkaar.’© KVdm

Hun kinderen zijn de deur en het dorp uit. De dochter is in het Limburgse Peer beland, de jongste zoon woont in Gent en de andere zoon vertoeft met zijn vrouw voor onbepaalde tijd in het Zweedse Stockholm. “En toch zijn het allemaal buitenmensen, net als mijn man en ik”, zegt Nele terwijl ze me rondleidt in de tuin. “Mijn man is imker. Hij heeft al drie kasten staan. En zijn patatjes en de ajuinen zitten ook al in de grond, binnenkort gaan de asperges schieten…”

En zo gaat ze maar door. Ze demonstreert me hoe je boontjes plant – “telkens een luciferdoosje tussen ieder boontje, zo heeft mijn grootvader het me geleerd” – en legt uit hoe je de zaadjes van tomaten en paprika kunt laten drogen om ze later weer in de grond te stoppen. Alles wat groeit, bloeit, met de steun van Nele en haar man.

Verpleegsters op wielen

Ik loop enkele kapelletjes en hoeves voorbij, steek de Ieperse Steenweg over en in het begin van de Landbouwersstraat kom ik twee skeelerende vrouwen tegen. Allebei met een zwart topje en een fluorescerend broekje. Opvallende verschijningen. Vooral Angie Baptist lijkt een dame die je niet zomaar van haar wieltjes rijdt. Na het horen van haar naam, vraag ik: “Baptist, zoals Johannes de Doper?” Ze knikt. “En Angie, zoals van The Rolling Stones”, lacht ze.

Zij en haar vriendin Anke Lefevre zijn Oostendse verpleegsters. “We zijn met de wagen naar Veurne gereden, daar uitgestapt en zo doen we een hele toer. We proberen aan 50 kilometer te komen.” Waarom hier? “Het is hier veel rustiger dan bij ons, we hebben hier alle ruimte”, zeggen ze. De dames zijn anderhalf uur en 23 kilometer ver. Dat skeeleren is een uitlaatklep. Ze zijn ermee begonnen tijdens de eerste lockdown. Want al staan ze niet op een covid-afdeling, ze voelen de druk even hard. “We werken op een algemene interne afdeling. Dat wil zeggen: maag, darm, hormonale problemen en kankerpatiënten en momenteel komt neurologie en revalidatie erbij.” De ontspanning op wielen is hen gegund.

Verwarrende tijden

Op de Steengracht naar Steenkerke zie ik eendjes zwemmen op het water, falderalderiere . Ik steek de Lovaart over en stoot op de slogan Steenkerke leeft . Een motto dat zowat iedere gemeente gebruikt die op sterven na dood is. Steenkerke, dat is helemaal niet meer het boerendorp van weleer. Monique Syryn, die op het boerhof is achtergebleven waar ze is opgegroeid, denkt dat er nog hooguit tien rasechte Steenkerkenaars zijn op een bevolking van 450 inwoners.

“Nu het priesterdom het laat afweten, moeten de artiesten uit hun kot komen. De wereld kan niet zonder verhalen”

Willem Vermandere

Het dorp is weliswaar nog geen Disneyland voor wandelaars en fietsers, maar het huis van Willem Vermandere, rechtover de kerk, lokt toeristen als was het een sprookjeskasteel. Zijn beelden staan er uitgestald en mensen zitten er te picknicken of te rusten op de ruwe blokken waaruit Willem, als God het belieft, ooit troost, liefde en omhelzingen zal kappen. Weldra is er weer een Open kerk met Willems jongste werk en binnen in het sfeervolle Sint-Laurentiuskerkje vertelt Willem, terwijl hij met enkele leden van de kerkfabriek zijn troostrijke werk aan het herschikken is: “De kern van de zaak is: nu het priesterschap, het priesterdom, het laat afweten, moeten de artiesten uit hun kot komen. De wereld kan niet zonder verhalen. De meest fantastische dingen die gebeuren, de maagd die een kind baart en haar hele leven maagd blijft, al die vrome vertelsels, ik geloof daar al lang niet meer in, in de letterlijkheid. Maar de poëtische kracht van die verhalen is zeer belangrijk. Het troost de mensen. We vertellen ze aan elkaar als onze geliefden sterven.”

Willem Vermandere: ‘Verhalen troosten de mensen.’© KVdm
Willem Vermandere: ‘Verhalen troosten de mensen.’© KVdm

“Het zijn tijden van grote verwarring,” parafraseert-ie de profeet Jesaja, “dat was een dichter”, zegt hij. En hij geeft nog mee dat hij in het hele coronajaar nog geen lied geschreven kreeg, maar des te meer schilderijen heeft gemaakt. “Veertig, vijftig wel, als antwoord op de angstige wereld, op de uitzichtloosheid.” Monique Syryn zegt dat Willem en zijn vrouw Chris heel aangename mensen zijn. “Ze wonen hier sinds ‘75. Hun huis was vroeger een café”, vertelt ze. Het dorp waarvan hij de beroemdste bewoner is, is voor Willem nog altijd “een mystiek dorp. Hoe dat water er doorheen loopt. Vroeger moet het prachtig geweest zijn met die grote olmen rond de kerk”, zegt hij. “Daar zal je het mee moeten doen”, gniffelt-ie voor hij verdwijnt.

Ongeschonden liefde

Langs de Lovaart en het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke beland ik in de Zuidstraat. De statigheid en de verweerdheid van de gebouwen laten voelen dat hier al veel en goed geleefd is. Goed leven, dat kan Marc Feryn ook. Hij straalt het gewoon uit. Zijn glimlach is even kleurrijk als het glimmende fruit dat buiten bij De Kaashoeve ligt uitgestald. Zijn ouders zijn met de winkel begonnen toen hij geboren werd, in ‘63. Hij is gemaakt voor de winkel. “Ik doe dat graag. Ik ben ermee opgegroeid en ik weet ook van niets anders. Moet je veel werken? Ja, maar dat moet je elders wellicht ook doen als je iets wil verdienen. Ik heb het geluk dat ik een vrouw heb gevonden die mee aan de kar wil trekken, die ook joviaal is en die het ook graag doet.” De liefde voor zijn Hilde Cattaert is na al die jaren intact gebleven. “Als je samenwerkt, moet je elkaar graag zien, het plaatje moet kloppen.” En ook zijn liefde voor Veurne is nog even vurig. “Het is hier goed wonen. Ik ben geboren op 29 juli, midden de Veurnse kermis. Dus ik ben een echte Veurnenaar, hé. Veurnenaars zijn genieters, we leven graag”, schatert hij.

Ter hoogte van een herenhuis met de naam Zorgenvrij hou ik de jonge Mira Syryn tegen. Ze is van Alveringem en woont sinds een half jaar in Veurne, waar ze werkt bij Ago Jobs & HR, “een interimkantoor op de markt. Heel boeiend werk”, vindt ze. “Omdat je mensen kan helpen aan een job en ze zijn dan heel dankbaar.” Veurne vindt ze een heel toffe stad. “Goeie bakkers, goeie slagers, toffe cafés, toffe mensen in de buurt.” Hoe ze dat weet als die cafés de laatste zes maanden nog niet open waren? “Ik ben uit de buurt”, lacht ze. “Ik ben hier al wel eerder een glaasje komen drinken.” Dat glaasje, dat mag gevuld zijn met wijn. “Een onderwerp dat me ten zeerste boeit. Ik ben een cursus oenologie aan het volgen. Misschien doe ik ooit wel iets in die richting. Of niet. Ik leef graag van dag tot dag. We zien wel wat de toekomst brengt.”