SP.A-fractieleider Melissa Depraetere: “Ik wil het West-Vlaams gezicht zijn in Brussel”

"Ik ben nog maar 28, ik kan nog veel leren." (foto Joke Couvreur)
Redactie KW

Melissa Depraetere wordt dan toch geen schepen in Harelbeke. De ‘coming lady’ van SP.A wil zich volledig smijten op haar nieuw mandaat als fractieleider in het federaal parlement. De politicologe, amper 28 jaar, toont zich ambitieus in haar eerste uitgebreide interview met deze krant. Depraetere plant volgend jaar een grote toer doorheen de provincie.

Het is de tweede maandag van november. De thermometer bereikt net geen recordhoogte van 20 graden. We hebben afspraak met Melissa Depraetere in De Gavers, het provinciedomein in Harelbeke. Onze gesprekspartner woont amper enkele honderden meters verderop. We nemen plaats op één van de vele picknickbanken. Depraetere oogt chill. Ze knikt voorbijgangers vriendelijk toe. Dit is háár omgeving. “Ik kwam hier vaak als kind”, mijmert ze. “Dat was lopen, ravotten, zwemmen en soms zelfs schaatsen. Een heerlijke plek. De mooiste plek van Harelbeke zeg ik tegen iedereen. Later ben ik het uit het oog verloren maar corona heeft me doen terugkeren. Geen betere plek om te wandelen en te lopen. Ik kom hier minstens één keer per week. Ik hoop dit vol te houden na corona. Weet u wat een idee zou zijn? Vooraleer op café te gaan, éérst een wandeling te maken.” (lacht)

Hoe beleeft u deze tweede lockdown?

“Ik persoonlijk? (blaast) Ik mis vooral mijn vrienden. Vóór corona gingen we elk weekend op stap. Dat is voorbij. Het is zelfs lang geleden dat ik hen nog zag. Ik mis die gezellige caféavonden, moet ik toegeven. Maar ik wil niet klagen. Ik kan mijn werk blijven doen. Dat kunnen veel anderen niet zeggen.”

Wat is als politica uw grootste bekommernis?

“Het probleem van eenzaamheid. Dat was ook zo in de eerste lockdown. Veel ouderen worstelen daarmee, maar ook veel jongeren. Ik krijg echt veel alarmerende berichten binnen van jonge mensen. Vooral via Instagram. Dat ze het lastig hebben. Dat ze geen perspectief zien. Vooral dát is zo zwaar.”

Doet de regering genoeg voor hen?

“Ze doet meer dan in de eerste lockdown. Deze keer kan elk gezinslid een knuffelcontact hebben. Onderschat dat belang niet voor tieners. Vóór de zomer waren zij gebonden aan de contacten van hun ouders. Dat was geen gezonde situatie.

“Véél jongeren volgen wel de regels”

Er wordt ook meer geïnvesteerd in mentaal welzijn, levensbelangrijk in deze crisis. Is dat allemaal genoeg? Neen. Maar kán het ooit genoeg zijn? Ik vrees van niet.” (zucht)

Wat antwoordt u die jongeren?

“Dat ze moeten blijven sturen, blijven bellen. Spreek met mensen. Veel meer kan ik helaas niet doen. Het is wachten op een echt perspectief.”

Experten doen soms uitschijnen dat vooral jongeren de regels niet volgen en dat we daarom in deze nieuwe lockdown zitten.

(fel) “Ik betreur dat. Véél jongeren volgen wél de regels. Er zijn er die al weken op kot zitten en zelfs in het weekend niet naar huis durven. Die vingerwijzing voelt wrang aan voor hen. Ja, er zullen ook anderen zijn. Maar het is dubbel zo zwaar voor hen. Zij zien niemand meer. Zij kunnen overdag niet naar hun werk. Wees maar eens achttien vandaag. Wat moet je studeren? Welk werk kan je proberen? We moeten daar meer begrip voor opbrengen.”

Waarom wou u politica worden?

“Ik vraag het mij ook af. (lacht) Neen, ik had geen groot plan. Het is zo gelopen. Ik was wel altijd geboeid door politiek. Als tiener al. Dat was thuis nochtans geen onderwerp. Het is pas in Gent dat ik echt ben beginnen nadenken over de politiek. Mijn ouders verklaarden mij gek. Vooral mijn moeder.”

In welk gezin bent u opgegroeid?

“In een bescheiden arbeidersgezin. Mijn papa is lasser, mijn mama werkt voor het OCMW. Mijn oudere broer is postbode. Politiek is een ver-van-hun-bed-show. Ik mocht studeren wat ik wou, maar ze waren geen voorstanders van Politieke Wetenschappen. Zal je daarmee wel een job vinden? Ik kon die bezorgdheid wel begrijpen. Het was niet makkelijk voor hen om vier jaar universiteit te betalen. Vandaag zijn ze wel fier, denk ik. Hoop ik. (lacht) Al blijven ze bezorgd. Voor de kritiek die zal komen.”

Bent u daartegen gewapend?

“Ik kan dat nog niet inschatten. Vandaag lukt dat vrij goed. Het is vooral op sociale media dat je hard aangevallen wordt. Dat doet mijn familie wel pijn. Ikzelf kan dat beter loslaten. Dat hoort erbij. Het is jammer dat te moeten zeggen.”

U kreeg veel kritiek op uw uitspraak in De Zondag dat het cordon sanitaire de domste uitvinding ooit was. Blijft u daarbij?

“We hebben het cordon niet nodig om de mensen uit te leggen waarom we niet met Vlaams Belang willen samenwerken. Ik blijf daarbij, ja. En als ik de tijd krijg om mijn standpunt duidelijk te maken, dan kan ik de mensen ook overtuigen. Veel jongeren weten niet eens wat dat cordon is. Het is daarom niet slim om dat argument te gebruiken. Je moet op een andere manier duidelijk maken waarom je geen samenwerking wil. Twee weken geleden had ik een debat met Tom Van Grieken. Hij riep daar alle aanwezigen op om de corona-app niet te installeren. (feller) In volle gezondheidscrisis het probleem groter maken in plaats van mee te werken aan een oplossing, dat is toch waanzin? Dát is waarom ik niet met die partij kan samenwerken. En ik kan zo nog veel voorbeelden aanhalen.”

“Vergeet niet dat ik nog maar 28 ben. Ik kan nog veel leren.” (foto Joke Couvreur)

Waarom hebt u voor SP.A gekozen? Was er een trigger?

“Het is toenmalig voorzitter Caroline Gennez die me overtuigd heeft. Zij kwam spreken in een hoorcollege van professor Carl Devos. Ik zat in mijn eerste bachelor. Haar discours over solidariteit en rechtvaardigheid was heel overtuigend. Ik heb me daarna een lidkaart aangeschaft. Onrechtvaardigheid maakt me kwaad. Dat is altijd al zo. Toen ik hoofdleidster was van de Chiro, kwam een mama van twee kindjes me zeggen dat ze het lidgeld van 25 euro niet kon betalen. Dat raakt me. Ik wil dat aanpakken. Dat oplossen. Dat kan in de politiek.”

Mag ik John Crombez uw politieke mentor noemen?

“Ja. Hij heeft mij de weg gewezen naar de nationale politiek. Ik was verrast dat ik de tweede plaats kreeg. Het is ongebruikelijk dat een voorzitter zoveel jonge mensen zoveel verkiesbare plaatsen geeft. Ik vind het spijtig dat hij uit het parlement vertrokken is. Dat is een verlies voor de partij en de politiek. John is iemand met het hart op de juiste plaats. Maar ik gun hem zijn nieuwe carrière.”

Moet u nu de nieuwe nummer één van West-Vlaanderen worden?

“Dat is de bedoeling. Ik wil het West-Vlaams gezicht zijn in Brussel. Dat is mijn ambitie. Gelukkig kan ik John steeds bellen om advies. Dat is soms nodig, want we zijn met een volledig nieuw team in onze provincie. We moeten niet denken dat we alles al weten.”

Hoe wil u die ambitie waarmaken? Wil u bijvoorbeeld de huisbezoekentraditie van uw voorgangers John Crombez en Johan Vande Lanotte verder zetten?

“Ja. Dat zit erin gebakken, dankzij die twee. (lacht) Weet u wat opmerkelijk is? Dat dat een West-Vlaamse SP.A-traditie is. Niet alle provincies geloven daar even hard in. Ik zal dat zeker verderzetten, al is dat in coronatijden moeilijker. Ik wil volgend jaar wel een grote toer doen doorheen onze provincie. Van de havenarbeiders van Zeebrugge tot het zorgpersoneel in de ziekenhuizen: ik wil die mensen zien en luisteren naar hun verhalen. Zo wil ik onze provincie echt leren kennen. Vergeet niet dat ik nog maar 28 jaar ben. Dat is relatief jong. Ik kan nog veel leren. Als ik de West-Vlaamse belangen wil verdedigen, dan moet ik eerst de zorgen kennen. Die zijn soms heel specifiek. Denk aan de brexit. Onze provincie heeft gezichten nodig in Brussel om die specifieke belangen te verdedigen. Ik wil één van hen zijn.”

Was u verrast toen de vraag kwam om fractieleider te worden?

“Natuurlijk. Ik had dit helemaal niet verwacht. Conner (Rousseau, partijvoorzitter, red.) belde mij ‘s avonds laat met de vraag: Nu Meryame (Kitir, red.) minister wordt, wil ik jou graag voorstellen aan de fractie als haar opvolgster. Als die kans komt, dan grijp je die natuurlijk. Al besef je dan nog niet ten volle wat dat allemaal inhoudt. Het gaat snel voor mij. Maar dat schrikt me niet af.”

Hoe wil u deze opdracht invullen? Moet u vooral het regeringsbeleid verdedigen?

“Neen. Het is niet aan mij om dat te doen. Dat is de fout die mijn partij in het verleden maakte. De partij werd gezien als de regering. Dat mag niet meer gebeuren. Het regeringsbeleid is een compromis van veel partijen. Dat is geen kopie van het SP.A-programma.

“Ik ga de eigen partijlijn verdedigen, niet het regeringsbeleid”

Ik ben parlementslid voor mijn partij. Ik zal als fractieleider vooral de partijlijn bewaken. Het is aan de ministers om het regeringsbeleid te verdedigen.”

Mag u ook kritisch zijn tegenover de regering?

“Ik moét kritisch zijn. Wij zijn tevreden over onze punten in het regeerakkoord, maar we zullen nu kritisch waken over de uitvoering daarvan.”

Het gaat inderdaad snel voor u. Amper anderhalf jaar geleden was u nog medewerker achter de schermen. U hebt toen naam gemaakt in het dossier over de miljardenaankoop van legervliegtuigen. Is Defensie een passie van u?

“Dat is een passie geworden. Als medewerker kan je je dossiers niet kiezen. Ik werd gevraagd om die aankoop op te volgen. Dat was niet met mijn volle goesting. Maar eens je binnen bent in die gesloten wereld, blijkt die heel fascinerend. Dat was een ongezien dossier. Zóveel geheimhouding, zóveel mysterie, zóveel gelobby. Ik herinner me dat John en ik eens naar een snelwegparking moesten om extra info te krijgen. Of dat er iemand van Defensie op het partijhoofdkwartier uitleg kwam geven, maar vooraf eiste dat alle gsm’s buiten moesten omdat die afgeluisterd kunnen worden. Altijd via WhatsApp bellen: dat heb ik daar geleerd.” (lacht)

U zou volgend jaar ook schepen worden in Harelbeke. Gaat dat door?

“Helaas niet. Ik heb daar goed over nagedacht.

“Je kan maar één job goed doen. Je kan niet fractieleider zijn én schepen”

Je kan volgens mij maar één job goed doen. Je kan niet én fractieleider zijn én schepen. Dat is heel jammer, want ik was graag schepen geworden. Ik zou bevoegd geweest zijn voor jeugd, sport en feestelijkheden.”

Er zullen kiezers zijn die u dit kwalijk nemen.

“Dat kan. Het was ook geen makkelijke keuze. Maar wat is het alternatief? De twee functies combineren, maar in de praktijk amper in Harelbeke zijn? Ik zou me daar slecht bij voelen. Als ik iets doe, wil ik dat goed doen. Het is mijn overtuiging dat die twee niet te combineren zijn. Een schepen moet aanwezig zijn in zijn stad, een fractieleider moet aanwezig zijn in Brussel. Bovendien wil ik in de weekends West-Vlaanderen verkennen. We gaan nu met de lokale afdeling nadenken over wat wél een goede oplossing kan zijn.”

U weet dat een lokaal politicus omarmd wordt door de mensen, terwijl een nationaal politicus vooral uitgespuwd wordt?

“Ik weet dat maar al te goed. Ik heb dat ook al ondervonden. Als je in je eigen stad wandelt, word je altijd vriendelijk aangesproken. Doe je een televisiedebat, dan word je afgemaakt op sociale media. Dat is spijtig. Hoe dat komt? Een gebrek aan nabijheid enerzijds: nationale politici lijken onbereikbaar voor de mensen. Maar anderzijds hebben politici dat ook aan zichzelf te danken. Ze zijn te weinig bezig met die thema’s waar de mensen van wakker liggen. Ik zal er drie noemen: pensioenen, gezondheidszorg en migratie. De politiek is te vaak met thema’s bezig die niet relevant zijn voor de mensen. Dat zorgt voor frustratie, voor een gevoel van niet begrepen worden. Dat moet veranderen. Ik wil daaraan meewerken.”

Biografie

Geboren op 12 mei 1992 in Kortrijk.

Woont met haar vriend in Harelbeke, waar ze gemeenteraadslid is.

Master in de Politieke Wetenschappen (UGent).

Van 2014 tot 2019 medewerker op de federale fractie van SP.A.

Federaal parlementslid sinds 26 mei 2019. Fractieleider sinds 1 oktober 2020.