Zo scoren onze politici via Zoom: het coronarapport van de West-Vlaamse volksvertegenwoordigers

Olaf Verhaeghe

Met 38 zijn ze, de West-Vlaamse volksvertegenwoordigers in het Vlaams Parlement en de Kamer. Corona gooide ook hun doen en laten volledig om. Na één jaar digitaal debatteren en om beurten naar Brussel trekken, maken we hun rapport op. Het echte parlementaire werk, dat lukt nog, voor en achter de schermen. Maar dat scherm zelf is iedereen liever kwijt dan rijk.

Dominiek Sneppe voor Vlaams Belang in de Kamer en Brecht Warnez voor CD&V in het Vlaams Parlement. Op basis van het aantal gestelde parlementaire vragen, mondelinge tussenkomsten en wetgevende initiatieven troeven zij hun West-Vlaamse collega-volksvertegenwoordigers tijdens het voorbije coronajaar af. Dat blijkt uit onderzoek van onze krant naar de activiteit van onze parlementairen sinds 13 maart 2020, de dag waarop de eerste lockdown werd afgekondigd.

“Ik zet geen streepjes, ik probeer gewoon mijn werk zo goed mogelijk te doen”, glimlacht Dominiek Sneppe. Zij stelde maar liefst 189 mondelinge vragen, vooral aan (oud-)ministers Maggie De Block (Open VLD) en Frank Vandenbroucke (Vooruit) in de commissie Volksgezondheid. “Zo kan je kort op de bal spelen, op de actualiteit ingaan en proberen verrassen.”

Brecht Warnez houdt er een heel andere manier van parlementair werken op na: hij vuurde sinds maart vorig jaar zo maar even 370 schriftelijke vragen af op de ministers van de Vlaamse regering. Slechts 41 keer nam hij ook effectief het woord. “Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, maar zo’n mondelinge vraag is in mijn ogen enkel nuttig als er effectief een debat kan volgen”, zegt hij. “Als een informatief antwoord volstaat, dan moet je niet iedereen bezighouden.”

Minder actief

Bij andere West-Vlaamse parlementairen ogen de parlementaire statistieken minder fraai. Frieda Verougstraete-Deschacht van Vlaams Belang bijvoorbeeld komt aan slechts vier schriftelijke vragen, drie initiatieven tot decreet en vijf mondelinge tussenkomsten. “Een gevolg van mijn ziekte aan het begin van de legislatuur”, zegt ze zelf. “Ik had al een achterstand en toen ik echt kon beginnen, sloeg corona toe waardoor het moeilijk was om in te pikken en me in te werken. Ik wil mezelf niet goedpraten, maar het speelt wel mee. Als we elkaar volgend jaar spreken, sta ik niet meer zo ver.”

“Die wandelgangen… Eerlijk? Die mis ik nog het meest!” – Björn Anseeuw, N-VA-Kamerlid

Opvallend nog in het Vlaams Parlement: het zijn vooral burgemeesters die minder act ief blijken. “Die combinatie is niet te onderschatten”, benadrukt Kurt Vanryckeghem (CD&V), Vlaams Parlementslid en burgemeester van Waregem. “Bovendien lijkt het me niet helemaal correct om de activiteit te meten aan het aantal tussenkomsten. Een rechtstreekse lijn naar onze ministers, intern overleg binnen de fractie… Dat speelt allemaal mee. Waar je je actieve rol speelt, maakt niet uit. Zolang je maar actief bent.”

Emmily Talpe (Open VLD), burgemeester van Ieper, en Bert Maertens (N-VA), burgemeester van Izegem, prijken echter net wel bovenaan de lijst actieve parlementair en . “Het zijn twee pittige functies om te combineren, maar ze versterken elkaar”, stelt de Ieperse burgemeester. “Als ik een engagement aanga, dan is dat niet om half werk te doen.”

In de Kamer bengelt Hendrik Bogaert (CD&V) achteraan. Bogaert ziet zichzelf eerder als een stille kracht die er in de commissie Defensie naar eigen zeggen in slaagt om mee de juiste impulsen te geven. “Ik weet niet of je altijd verbaal het voortouw hoeft te nemen, zolang het werk dat je doet maar oplevert. En dat doet het, voor onze militairen.”

Wandelgangen

Die commissies zagen er het voorbije jaar helemaal anders uit dan wat de parlementairen gewoon waren. De zetels van de Kamer en het Vlaams Parlement werden ingeruild voor de bureaustoel thuis, vergaderingen werden in Zoom of Teams gegoten en van de befaamde wandelgangen is amper nog sprake.

“Eerlijk? Die mis ik nog het meest”, bekent Björn Anseeuw, Kamerlid voor N-VA. “Dat informele en het sociale contact, ook over de partijgrenzen heen. Wij zijn in de eerste plaats ook mensen hé, dan pas politicus.” Die opmerkingen horen we bij zowat alle parlementsleden: het gebrek aan contact met de collega’s zonder in een gestructureerde vergadering te zitten, steekt.

Dat ook het politieke debat inschiet bij de coronamaatregelen, geven de meeste parlementairen grif toe. “Je leert je wel aanpassen aan discussiëren via Zoom, maar volgens mij ligt de kwaliteit zeker lager”, zegt Jeremie Vaneeckhout, spraakwaterval in het Vlaams Parlement voor Groen. “Ik hoor mensen pleiten om die digitale debatten te behouden, maar ik snak toch naar het moment dat het weer fysiek kan. Als het veilig en verant-woord is uiteraard.”

“Digitaal ligt de kwaliteit van het debat lager. Ik snak naar het moment dat het weer fysiek kan” – Jeremie Vaneeckhout (Groen)

Een stelling die door de meeste volksvertegenwoordigers wordt onderschreven. Het gebrek aan lichaamstaal, de snelle reacties, het lachje, de zucht… Het is er allemaal niet meer bij. En dat missen onze parlementairen enorm. “Je moet elkaar toch in de ogen kunnen kijken als je spreekt”, vindt Nathalie Muylle, Kamerlid voor CD&V. “Nu krijg je amper feedback. Erger nog, je zit tegen je scherm te praten en je ziet bovendien constant veel zwarte vakjes.”

Buitenspel

En inhoudelijk? Hebben we dat echt debat volgens de parlementairen voldoende gehad? “Wat we vandaag doen, noem ik geen parlement. Dat is bezigheidstherapie”, is Jean-Marie Dedecker streng. “Het Vlaams Parlement is een kleutertuin, federaal wordt aan banden gelegd door de particratie en de wil van onverkozen ministers Vandenbroucke en Verlinden . De waakhond draagt geen mondmasker, maar een muilkorf.”

Het is een kritiek die de jongste weken vaker opduikt: in de aanpak van de coronacrisis wordt het parlement buitenspel gezet. Weinig verrassend klinkt die luider bij de oppositie dan bij de meerderheid. “Ik hoop dat het aan corona ligt en dat de manier van werken van de Vivaldi-regering overwaait”, zegt Dominiek Sneppe. “Als er al debat was voor corona, dan is dat nu praktisch helemaal weg.” “Wij doen wat we kunnen om onze bezorgdheden hoog op de agenda te plaatsen, maar dat lukt niet altijd. De meerderheidspartijen voelen zich niet meteen geroepen om die debatten te voeren”, vult Björn Anseeuw aan.

“Ik heb niet het gevoel dat het parlement buitenspel staat. Er is ruimte voor debat”, countert Melissa Depraetere, fractieleider voor Vooruit. “Vraag is of die ruimte altijd goed werd benut. Men blijft te vaak hangen bij one-liners. De crisis aanpakken is de taak van de regering: zij moeten zorgen dat de brand wordt geblust, wij parlementsleden moeten zorgen dat het huis brandveilig wordt.”

In het Vlaams Parlement leeft het buitenspelgevoel ook, maar minder. “Ik mis de openheid om het vooraf over bepaalde beslissingen te hebben”, zegt Jeremie Vaneeckhout. “Dat zie je in Nederland een stuk meer. Dat ligt niet per se aan het parlement a n sich , wel aan de parlementsleden. In tijden als deze is het des te belangrijker om je rol als volksvertegenwoordiger serieus te nemen. Elke dag, elke minuut moet je daarmee bezig zijn.” “Wij hebben onze rol als oppositiepartij in Vlaanderen”, besluit Immanuel De Reuse (Vlaams Belang). “Ik denk dat Wouter Beke ( CD&V, minister van Welzijn en Volksgezondheid, red.) intussen weet dat we hem goed in de gaten houden.” (lach t)