Wim Opbrouck ontmoet Jan Jambon: “Ik ben soms bang, meneer Jambon. En ik niet alleen”

Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

De clash tussen de N-VA en de cultuurwereld is dikwijls hard tegen onzacht. Jan Jambon werd zelfs met tomaten bekogeld. Ook Wim Opbrouck was boos toen de minister van Cultuur twee jaar geleden zijn plannen uit de doeken deed. Het is daarom dat onze hoofdredacteur-voor-één-week het N-VA-boegbeeld wou ontmoeten. Wie wil weten of het goedkomt, moet vooral verder lezen.

Het Martelaarsplein in Brussel, de thuisbasis van de Vlaamse regering. Jan Jambon, minister-president én bevoegd voor cultuur, laat een halfuur op zich wachten. Wim Opbrouck lummelt wat rond in de leeszaal. Hij wijst me twee abstracte schilderijen aan, zonder signatuur. “Ga deze maar in mijn wagen leggen, Paul”, knipoogt hij. “Ze zijn van Raoul De Keyser, de grote kunstschilder uit Astene. Dat ze hier in een vergeten hoek hangen, is een belediging voor de man. Ik zal Jambon aan zijn oren trekken.”

“Ik ben het beu te horen dat wij luie subsidieslurpers zijn. Dat raakt mij in élke vezel. Ik kan het niet meer weglachen” – Wim Opbrouck

Zeggen dat de acteur en de politicus elkaar kennen, zou overdreven zijn. Ze hebben één keer samengewerkt, dit voorjaar, voor de uitreiking van een Ultima aan dirigent Philippe Herreweghe. “Ik voelde een klik, hoe raar het ook klinkt”, zegt Opbrouck. “Hij verafschuwt wellicht waarvoor ik sta en omgekeerd. Ik ben progressief, hij is conservatief. Maar net daarom wou ik hém ontmoeten.” De gedreven West-Vlaming was ook van de partij toen de cultuurwereld op straat kwam tegen de besparingen van Jambon. Hij woonde zelfs de woelige cultuurcommissie bij in het parlement.

Wim Opbrouck op de sofa bij Jan Jambon. (foto Christophe De Muynck)
Wim Opbrouck op de sofa bij Jan Jambon. (foto Christophe De Muynck)

Enter Jan Jambon. De begroeting is hartelijk. De struise minister voelt zich vereerd dat de acteur hem wou ontmoeten. Hij is fan, bekent hij, vooral van In De Gloria. “Dat is het beste programma dat de VRT ooit gemaakt heeft. Uw vraag verwonderde mij wel, maar ik was aangenaam verrast. Het is goed dat we de kritiek kunnen overstijgen.” Opbrouck knikt: “Ik wou uit mijn comfortzone treden. Ik zit hier met open blik. Ik kom dan wel uit een rood nest, maar ik ben politiek dakloos.”

Blijkt Jan Jambon twee jaar na datum de baarlijke duivel waarvoor gevreesd werd?

Opbrouck: “Élke cultuurminister is een baarlijke duivel. Dat is part of the job. Er is altijd gedoe over centen. Zij moeten ook tegen kritiek kunnen. Ik was boos omdat u vooral bespaarde op jonge kunstenaars.”

Jambon: “Dat ging over de projectsubsidies. Ik ben wel mijn belofte nagekomen. Zodra het kon, is die besparing teruggeschroefd. Ik kan wel begrijpen dat de cultuurwereld mij toen niet geloofde. Ik was een N-VA’er, dus ik werd ervan verdacht de cultuurwereld te willen aanvallen. Bovendien was ik nieuw. Ik hoop dat de achterdocht intussen verdwenen is.”

Opbrouck: “U hebt ook goede dingen gedaan, zeker in de coronacrisis. Ik vind zelfs dat uw beleidsnota een consequente tekst is. Ik vrees echter dat u te weinig centen hebt om te realiseren wat u wil. Dat is mijn kritiek.”

Jambon: “Ik zou ook liever meer centen hebben. Maar Vlaanderen heeft helaas nog noden. Cultuur is wel volledig gevrijwaard in de zware besparingsoefening van vorige maand. (benadrukt) Cultuur moet núl euro inleveren.”

Opbrouck: “Oké, maar we praten al over peanuts, hé. Eén procent van het budget is voor cultuur (een kleine 500 miljoen euro, red.). Daar nog op besparen, zou niet ernstig zijn.”

Is dat zo? Moet cultuur gesubsidieerd worden als 15.000 mensen met een handicap op een wachtlijst staan en 1 kind op 7 in armoede opgroeit?

Jambon: (stellig) “Ja, want zonder subsidies geen opera, geen ballet, geen theater, noem maar op. Het sociaal-cultureel werk: vergeet het maar. Alleen de grote instellingen zouden overeind blijven. Dat is niet mijn samenleving.”

Opbrouck: “Maak dan méér middelen vrij voor cultuur. En ik zeg dat met open vizier naar de zorg toe. (op dreef) Wat doen de zorgers als ze niet moeten zorgen? Genieten van cultuur. Wat doen de mensen om te ontspannen na een zware werkdag? Genieten van cultuur. We hebben in deze coronacrisis allemaal ondervonden hoe essentieel onze zogezegd niet-essentiële sector is. Weet je wat je zou moeten doen? Vervang het woord subsidie door investering. Dat klinkt veel beter.”

Jambon: “Ik wil er geen woordenstrijd van maken. De cultuurwereld krijgt subsidies en dat is meer dan terecht.”

Opbrouck: (windt zich op) “Maar ik kan het woord niet meer horen. Het versterkt het waanidee dat wij luiaards zijn die een echte job moeten zoeken.”

Jambon: “Je zal mij dat nooit horen zeggen en mijn partij ook niet.”

Opbrouck: “Maar het leeft wel. Ik wil toch eens benadrukken dat investeringen in cultuur de maatschappij geld opleveren. Een subsidie verdwijnt niet in onze zakken, het vloeit integraal terug naar de economie. Een kunstenaar staat nooit alleen. Er is ook een cameraploeg, een catering, een kledingmaker, enzovoort. Ik zit hier trouwens in tempore non suspecto, want ik krijg vandaag geen subsidies.”

De kritiek was scherp, meneer Jambon. Op de uitreiking van de cultuurprijzen werd u zelfs met tomaten bekogeld. Raakt u dat?

Opbrouck: “Ik was daar niet bij, voor alle duidelijkheid.”

Jambon: “Ik ben niet geraakt, gelukkig maar. (lacht) Neen, dat raakt mij natuurlijk wel. Kritiek kan, maar iemand bekogelen met tomaten is wansmakelijk. Mijn deur staat altijd open voor dialoog.”

U wou zelf graag cultuur in uw portefeuille. Waarom?

Jambon: “Omdat ik cultuur chefsache vind: ik wou deze bevoegdheid omdat ik minister-president ben. Het toont aan welk belang cultuur heeft voor mij. Een samenleving heeft een bloeiend cultureel leven nodig. Cultuur is ook belangrijk op het internationale toneel. Los van het menselijke leed vond ik het grootste drama van corona de afgelasting van onze Van Eyck-tentoonstelling. Dat zou Vlaanderen op de wereldkaart zetten.”

De regering focust hard op de Vlaamse identiteit. Ze vindt dat ook de kunsten die identiteit moeten uitdragen. Wat vindt u daarvan, meneer Opbrouck?

Opbrouck: (blaast) “Wat is de Vlaamse identiteit? Dat is een moeilijke vraag. Ik hou van het werk van Guido Gezelle en Stijn Streuvels, maar ik kan evenveel genieten van Dalilla Hermans. Het Ros Beiaard fascineert mij evenveel als het carnaval van Binche. Ik heb diversiteit nodig. Cultuur moet divers zijn. Ik heb onlangs in Siena zelfs genoten van vendelzwaaiers en trommelaars.”

Jambon: “Een identiteit is iets wat een volk bindt. Ik vind het maar evident dat ook onze kunsten dat uitdragen. Waarom doen wij toch zo verkrampt over onze Vlaamse identiteit? Het krijgt altijd een politieke connotatie. Je kan toch ook fier zijn op Vlaanderen zonder een nationalist te zijn? Identiteit is een gelaagd gegeven.”

Dat is al langer de frustratie van N-VA. “In de afwijzing van Vlaanderen verliest de cultuursector alle pedalen”, zei Bart De Wever eens.

Opbrouck: “We hebben natuurlijk een bezwaard verleden. We kunnen dat niet wegmoffelen. De Vlaamse vlag is gerecupereerd door extreemrechts.”

Jambon: (pikt in) “Maar hebben we dat niet laten gebeuren? Waarom durft links niet uit te pakken met onze vlag? Een ontvoogdingsbeweging zoals het flamingantisme zou ook een linkse beweging kunnen zijn. Als links wat fierder zou zijn op onze vlag, dan was die niet gerecupereerd door extreemrechts. En niet alleen het nationalisme heeft uitwassen gekend. U doelt terecht op de Tweede Wereldoorlog, maar ook het socialisme en het liberalisme zijn al eens doorgeslagen.”

Zou u de Vlaamse vlag kunnen omarmen, meneer Opbrouck?

Opbrouck: (gespeeld kwaad) “Dat is onmogelijk.” (lacht)

Jambon: “Dat verwachten wij ook niet. Wij vragen alleen wat fierheid over onze identiteit.”

Opbrouck: (ernstig) “Ik heb schrik van nationalisme. Ik meen dat. Ik was in het parlement toen u uw beleidsverklaring voorlas. Ik heb daar de vijand in de ogen gekeken. Ik dacht dat het parlement het hart van de democratie was. Ik ben daar echter keihard geschrokken van de uitspraken van iemand zoals Filip Brusselmans (Vlaams Belang). Zó vulgair en zó denigrerend over kunstenaars. (stil) Dat boezemt mij schrik in.”

Jambon: “Ik begrijp dat. Maar Vlaams Belang is een oppositiepartij. Zij zwaaien wel met dezelfde vlag, maar ik heb niets vandoen met hun maatschappelijk discours. We mogen hen de vlag niet cadeau doen.”

“Als links wat fierder zou zijn op onze vlag, dan was die niet gerecupereerd door extreemrechts” – Jan Jambon

Opbrouck: “En toch ben ik soms bang, meneer Jambon. En ik niet alleen. Wat als jullie in 2024 samen een meerderheid behalen? Wordt dat dan de grote afspraak met de geschiedenis?”

Jambon: (zucht) “Wat kan ik daarop zeggen? Dat is niet het plan. Mijn voorzitter heeft dat al meermaals aangegeven. Ik kan u natuurlijk niet verplichten om mij te geloven. Let wel: ik begrijp uw scepticisme. Ik hoop alleen dat wij de voorbije jaren toch een beetje vertrouwen gewonnen hebben. We staan nu al jaren aan het roer in Vlaanderen. Zijn wij zo onmenselijk tegenover bijvoorbeeld cultuur?”

Opbrouck: “Neen. Dat kan ik toegeven. Maar u zou het belang van cultuur meer moeten onderstrepen. Wij willen af en toe eens omarmd worden. (feller) Ik ben het echt beu te horen dat wij luie subsidieslurpers zijn. Dat raakt mij in élke vezel. Ik kan het niet meer weglachen. Zou de vox populi ook weten dat amper acht procent van de acteurs kan leven van hun werk? Het is soms tragisch wat jonge mensen maar verdienen. Het is voor hen dat ik hier zit.”

Jambon: “Ik begrijp wat u bedoelt, ik ben daar niet ongevoelig voor.”

Wat zou u doen, mocht u minister van Cultuur zijn, meneer Opbrouck?

Opbrouck: “Ik zou van de biografie van Cyriel Verschaeve (omstreden oorlogspriester, red.) verplichte literatuur maken. (lacht) Ik ben er toevallig opnieuw aan begonnen, tegelijk met een biografie over Benito Mussolini. De gelijkenissen zijn zo opvallend. Het is wellicht daarom dat ik weer schrik krijg. (denkt na) Zou ik veel anders doen? Wellicht niet. Je kan niet veel anders doen als je maar beschikt over zoveel middelen. Eén procent is te weinig. Dat zou mijn strijdpunt zijn.”

Jambon: “Ik vind dat ook, maar ik kan geen loze beloftes maken.” (zijn woordvoerder fluistert in dat hij moet vertrekken)

Was dit een vruchtbare ontmoeting? Ik vond het heel braaf.

Opbrouck: “Ik heb me laten doen, hé. Verdorie, toch. (lacht) Neen, het is belangrijk dat dit gesprek kon plaatsvinden. In Nederland is dat ondenkbaar. Als ik daar zeg dat ik een pint drink met de minister, dan verklaren ze mij gek. Ik heb een politicus gehoord die oprecht begaan is met cultuur, denk ik. Ik hoop twee dingen. Eén: dat hij zorg draagt voor jonge kunstenaars. En twee: dat we niet meer schieten op elkaar om te schieten. Dat helpt niemand vooruit.”

Jambon: (knikt) “Het was een vruchtbare ontmoeting. Veel van uw woorden zetten mij aan tot reflectie. Ik zal ze goed laten bezinken. Dat beloof ik u. Verder hoop ik dat ik de mensen kan overtuigen met mijn beleid. Dat zou een eerste stap zijn richting verzoening. Ik heb geen verborgen agenda. Dat moet u wel geloven.”

Opbrouck: “Nog één iets, meneer Jambon. De twee schilderijen van Raoul De Keyser hangen daar totaal misplaatst. Ik heb opdracht gegeven om ze in mijn wagen te leggen.” (lacht)

Jan Jambon

Geboren op 26 april 1960 in Genk. Licentiaat in de informatica. Woont in Brasschaat, getrouwd, vader van vier en grootvader van zeven. Vlaams minister-president sinds oktober 2019. Ook bevoegd voor cultuur en buitenlandse zaken.

Wim Opbrouck

Onze hoofdredacteur-voor-één-week is geboren op 5 februari in (uiteraard) Bavikhove. Over het jaartal doet hij wat mysterieus. Wikipedia zegt 1969. Wat wel zeker is: hij heeft een vrouw, een zoon en een dochter.