Nathalie Muylle spreekt voor het eerst na verlies ministerpost: “Knop is omgedraaid”

Nathalie samen met haar man Maarten Stuer: "Hij is mijn steun, gaat nooit mee in mijn soms te negatieve gedachten en motiveert me. Soms is hij meer politicus dan ikzelf." (foto SB) © Stefaan Beel
Peter Soete

Een jaar lang is Nathalie Muylle minister geweest in drie regeringen. Het was een hectische rollercoaster maar ze heeft het graag gedaan. Alleen het afscheid kon eleganter en menselijker, vond ze. Nu is ze helemaal klaar om opnieuw de draad op te nemen van haar parlementair werk en als schepen van Roeselare. Maar als ze opnieuw een ministerpost wordt aangeboden, zal ze graag op die vraag ingaan.

Nathalie Muylle heeft tijd nodig gehad om de opdoffer die ze heeft gekregen, te verwerken. Veel burgers maar ook politici dachten dat de Roeselaarse politica een ministerpost zou hebben in de regering De Croo. Niet dus. Daar zijn misschien politieke redenen voor maar de manier waarop Nathalie Muylle dit te horen kreeg, tart alle verbeelding. Een minuut voor ze op het afsluitend CD&V-congres het podium op moest voor een toespraak, kreeg ze de naam van een nieuwe vrouwelijke CD&V-minister doorgespeeld van een bevriend journalist. Qua uppercut kan dat tellen.

Je vertelde dat dit de moeilijkste tien minuten van je leven waren. Wat ging er dan precies door je heen?

Nathalie Muylle: “Op dat ogenblik overviel mij een gevoel van immense ontgoocheling, dat valt bijna niet te beschrijven. Ik stapte in een waas dat podium op en begon mijn toespraak. Tijdens de eerste drie zinnen struikelde ik over mijn woorden en sloeg mijn stem over. Toen heb ik me vermand en gedacht: ‘Nathalie, adem nu eens goed in en uit en doe je werk’. En ik slaagde er in om rustig te worden en mijn toespraak normaal af te werken. Maar ik was één van de eerste sprekers van het congres en moest nog drie uur blijven zitten tot het congres voorbij was. Al die tijd zag ik een heleboel boodschappen binnenlopen op mijn smartphone, het was een verschrikkelijk gevoel. Na het congres ben ik onmiddellijk vertrokken.”

Nochtans zijn er nooit beloftes gemaakt door voorzitter Joachim Coens?

“Dat klopt. In het begin van mijn ministerschap in de regering Michel verving ik in oktober 2019 Wouter Beke die een ministerpost in de Vlaamse regering opnam. Ik kreeg het volle vertrouwen van de partij om enkele weken of maanden als het ware ‘op de meubelen te passen’. Maar na de regering Michel kwam de regering Wilmès I en later Wilmès II. In maart 2020 heeft Joachim Coens mij verteld dat hij mij niets kon beloven voor de toekomst. Dit was voor mij een motivatie om er nog meer voor te gaan. Ik kan begrip opbrengen voor zijn beslissing. Maar de manier waarop ik dit moest vernemen, kon veel eleganter.”

Waren er dan echt geen indicaties in de laatste dagen van de regeringsvorming?

“Als ik de hele film terugspoel, waren die er wel natuurlijk. Bij de laatste regeringsonderhandelingen bleef ik vaak tot één van de laatste in het Egmontpaleis en ik kruiste soms de voorzitter bij het vertrekken. Ik voelde dat hij zich een beetje ongemakkelijk voelde, het leek alsof hij mij probeerde te mijden.”

“Alles moest eerst helen en slijten, ik had tijd nodig om het hele verhaal een plaats te geven”

“Ook de woensdag van het congres zelf hoorde ik de hele dag niets. Ik wist dat de onderhandelingen afgerond waren, dat de posten zo goed als verdeeld waren, maar er kwam geen nieuws. Ik liep te ijsberen in mijn kabinet en ging uiteindelijk totaal onwetend op de eerste rij van dat CD&V-congres zitten. Nog steeds in de veronderstelling dat ik opnieuw minister zou worden.”

Als minister met zware departementen heb je een mooi parcours afgelegd in een ongelooflijk crisisjaar?

“Het was lastig en het vrat tonnen energie maar ik heb het graag gedaan. Met de departementen Werk en Economie bevonden mijn kabinet en ik ons echt wel in de frontlinie. In die periode kwam mijn zestien jaar ervaring in het parlement goed van pas. Ik wist al hoe het parlement werkt, hoe ik steun moet zoeken en krijgen. Dat speelde in mijn voordeel net als het feit dat ik iedere collega in het parlement altijd vriendelijk en met het volle respect heb behandeld. Dergelijke zaken lonen, als parlementair én als minister.”

Een minister is maar zo sterk als de sterkte van zijn of haar kabinet?

“Daar zit heel veel waarheid in. Ik heb het geluk gekend om op een kabinet terecht te komen met ervaren en enthousiaste medewerkers. En dat gold evenzeer voor de administratie waar ik beroep kon op doen. Ik droeg natuurlijk de eindverantwoordelijkheid maar ik kon steeds terugvallen op een ijzersterk team. Een sterke kabinetchef en woordvoerder die je goed aanvoelen zijn echt noodzakelijk. Ik heb het laatste jaar meer met hen doorgebracht dan met mijn man.”

Wat was je sterkste kant als minister?

“In overleg gaan met verschillende actoren en mijn dossierkennis. Ik ben een studax en maakte me mijn dossiers snel eigen. Wie als minister een goede dossierkennis heeft, heeft een streepje voor. En als je ook de dossiers van je collega’s kent, heb je twee streepjes voor (lacht). Op het vlak van invulling verschilt een mandaat als federaal minister trouwens niet zo veel als een mandaat van een schepen van een centrumstad. Je werkt weliswaar op een ander, hoger niveau maar je hebt daar ook een kabinet en een administratie met specialisten, er is een budget dat moet bewaakt worden, je moet voortdurend overleggen en je moet evengoed je dossiers beheersen. Daar had ik dus geen schrik van en dat optimisme bleek terecht.”

Minister Nathalie Muylle staat de verzamelde pers te woord.
Minister Nathalie Muylle staat de verzamelde pers te woord. “Helder communiceren is primordiaal”. (foto Belga)© BELGA

Je bleef inderdaad overeind in alle interviews?

“En over mijn communicatieve vaardigheden was ik nochtans meest ongerust. De communicatie van een minister moet altijd helder en duidelijk zijn. Zowel live op radio en televisie als tijdens interviews met journalisten voor kranten en magazines. Het gebeurt ook vaak dat je ‘koud gepakt’ wordt over een actueel thema en waarover men een reactie van je verlangt. Ik heb daarom zo veel mogelijk geprobeerd om me te houden aan mijn credo: nooit commentaar geven op zaken die niet door mij behartigd werden en alleen maar communiceren als ik ook een boodschap te vertellen heb. Die dan nog is goedgekeurd na overleg met de betrokken partijen.”

De pers behandelde je relatief welwillend? Stekelige vragen bleven meestal uit?

“Ik behandelde de media met veel respect en stond open voor bijna al hun vragen. En dat respect kreeg ik terug, ik meen dat. Er werden best wel kritische vragen gesteld zoals door Xavier Taveirne in De Ochtend op Radio 1 maar steeds op een correcte manier en respectvol.”

“Toen Radio 2 mij vroeg om aanwezig te zijn in hun programma ‘De inspecteur’ met Sven Pichal, ben ik daar ook op ingegaan. Ik kreeg er verschillende vragen over werk, reizen die werden geannuleerd, premies die konden aangevraagd worden. Op mijn kabinet wisten ze dan al dat de mails met vragen zouden binnenstromen. Ik heb mijn medewerkers instructies gegeven om op iedere vraag een antwoord te sturen, zowel met goed als met slecht nieuws. Er waren daar telkens vijf specialisten van mijn kabinet mee bezig om alle mensen een correct antwoord te geven.”

West-Vlaanderen bleef je ook als minister nauw aan het hart liggen?

“Absoluut en ik heb mijn woordvoerder trouwens opdracht gegeven om nooit de West-Vlaamse pers te vergeten. In West-Vlaanderen heb ik veel werkbezoeken afgelegd, heb ik veel voordrachten gegeven en actes de présence gedaan.”

De tot nu enige interviews na je ministerschap heb je ook aan West-Vlaamse journalisten gedaan. Toeval?

“Neen, helemaal niet. Mijn allereerste en ook mijn enige live reactie heb ik bij Xavier Taveirne gedaan in De Ochtend. En het eerste en tot nu ook enige kranteninterview over mijn ministerperiode doe ik nu met jullie. Twee West-Vlamingen en twee media die ik ken, die ik vertrouw en die dat vertrouwen nog nooit hebben geschaad. Ik heb er lang over nagedacht om een interview te geven. Alles moest eerst helen en slijten, ik had tijd nodig om het hele verhaal een plaats te geven. Ik ben verschrikkelijk ontgoocheld geweest maar aan de andere kant is er ook een groot gevoel van dankbaarheid. Ik heb de kans van mijn leven gekregen van de partij, ik heb een ongelooflijk jaar achter de rug, ik heb een fantastisch netwerk kunnen uitbouwen en ik heb ontzettend veel fijne mensen ontmoet. In mijn getuigenissen wil ik dan ook zeker niet de indruk wekken dat er in mijn partij een tweede Kristof Calvo-verhaal is geschreven. Ik weet dat die vergelijking in sommige media is gemaakt maar dat klopt niet.”

Welke positieve en negatieve zaken onthoud je van je ministerschap?

“Ik ben wel geschrokken van de lange tenen van sommige politici en van de geringe collegialiteit bij sommige collega’s. Het politieke gespin en de spelletjes tussen partijen storen mij. Daarmee help je het land en de burger niet vooruit.”

“Op dat ogenblik overviel mij een gevoel van immense ontgoocheling, dat valt bijna niet te beschrijven”

“Wat mij enorm veel deugd gedaan heeft, zijn de positieve reacties die ik vanuit het parlement kreeg op mijn werk. Zowel van coalitiepartners als vanuit de oppositie kreeg ik mooie woorden, de negatieve commentaren waren op één hand te tellen.”

De terugkeer naar het parlement was niet zo eenvoudig?

“In alle eerlijkheid, ik heb een ogenblik getwijfeld of dit eigenlijk wel mijn wereld was, of ik daarin verder moest. Ik heb voor twee grote bedrijven gewerkt, KBC en Carrefour, en daar mag je geen watje zijn maar de politiek is toch nog iets anders. Toen ik opnieuw naar het parlement trok, moest Bercy Slegers plaats maken voor mij. Zij had in die periode ook al uitstekend werk verricht en zag dat plots ten einde komen. Veel dossiers die ik voor mijn ministerschap behandelde, werden al een jaar ter harte genomen door zeer gemotiveerde collega’s. Kon ik dan zeggen ‘geef maar terug, jongens, hier ben ik weer’. Het was geen eenvoudige keuze.”

“Er is bij ons zeker geen tweede Kristof Calvo-verhaal geschreven.” (foto Belga)© BELGA

De keuze om opnieuw lokaal aan politiek te doen, was nog niet gemaakt?

“Neen, maar nu wel. Jullie zijn de eersten aan wie ik het officieel vertel: ik word opnieuw schepen wanneer Tom Vandenkendelaere rond halfweg december weer Europees parlementslid wordt. Ik keer definitief terug naar het parlement en naar de Roeselaarse politiek.”

Je hebt trouwens al een eerste gemeenteraadslid meegemaakt?

“Ja, want tot Tom vertrekt, ben ik gewoon gemeenteraadslid. En het was meteen een zeer vreemde raad. Eerst en vooral was het een digitale gemeenteraad en bovendien moest ik mijn ontslag als schepen indienen. Zo lang ik minister was, moest ik geen ontslag nemen maar was ik ‘verhinderd’ en kon Tom mij vervangen. Maar eens mijn ministerfunctie voorbij was, zou ik normaal opnieuw schepen worden en zou Tom schepen af zijn. Dat hebben we op een elegante en correcte manier opgelost.”

Je wordt dus opnieuw voltijds politicus, een job zonder zekerheid?

“Ik heb in twintig jaar aan tien verkiezingen deelgenomen, zowel op nationaal als lokaal vlak. Ja, je moet kunnen omgaan met die onzekerheid en met tegenslagen. Politiek is een microbe die waarschijnlijk nooit verdwijnt. Je moet graag mensen zien en graag richting geven, verantwoordelijkheid nemen. En politiek gebeurt in mijn geval dankzij de steun van mijn gezin en dan vooral van mijn man Maarten. Hij is mijn steun, gaat nooit mee in mijn soms te negatieve gedachten en motiveert me. Soms is hij meer politicus dan ikzelf (lacht).”

Als men je vraagt om binnen enkele jaren opnieuw minister te worden, doe je het dan?

“Onmiddellijk. Daar kun je geen neen tegen zeggen. Of ik dan geen rancune heb over wat gebeurd is? Neen, rancune helpt je geen meter vooruit. Wat gebeurd is, is gebeurd en alles is uitgepraat en afgesloten. Was het een moeilijke periode? Heel zeker, maar uiteindelijk overheerst een grote dankbaarheid voor de kansen die ik heb gekregen én ook genomen. Ik denk dat ik mezelf niets te verwijten heb.”

Stadsprojecten

“Mijn departementen worden wellicht opnieuw onderwijs, een deel patrimonium, stedenbouw en stadsontwikkeling. Dat betekent dus veel dossiers instuderen maar ik heb het voordeel dat ik de historiek van veel dossiers ken en dat ik ook de medewerkers van de administratie ken én waardeer voor hun vak- en mensenkennis. Er staan veel mooie projecten op stapel. Denk maar aan het Bel-fordproject op de vroegere Proximussite. Maar het Roelevardproject aan het station wordt ook mooi. Maar meest kijk ik uit naar het nieuwe stadhuis. Ik stond mee aan de wieg van het project, heb de opstart meegemaakt en nu zal ik het hele project kunnen opvolgen. We staan eerst voor een gigantische verhuisoperatie vooraleer volgend jaar de werken aanvatten in het oude stadhuis en aanpalende gebouwen. Dat wordt boeiend en spannend want dergelijke projecten bepalen voor 20 jaar of langer het beeld van je stad.”