Mercedes Van Volcem (Open VLD) wil wooncrisis voorkomen: “Het grootste gevaar? Dat mensen bang worden!”

Mercedes Van Volcem: “Het sociaal woonbeleid is een drama. Wil jij betalen voor iemand die niet wil werken en levenslang in een sociale woning woont? Ik niet.” © Christophe De Muynck
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

“Het beleid moet nú wakker schieten om een wooncrisis te voorkomen.” Dat zegt Vlaams Parlementslid Mercedes Van Volcem (Open VLD). De Brugse politica is scherp voor bevoegd minister Mathias Diependaele (N-VA). Ze legt daarom zelf enkele maatregelen op tafel, zoals de afschaffing van de registratierechten voor de eerste gezinswoning.

Mercedes Van Volcem

• Geboren op 29 december 1971 in Brugge.

• Licentiate in de Rechten.

• Woont met haar man en twee kinderen in Brugge.

• Politica voor Open VLD sinds 2000.

• Schepen van Openbaar Domein, Financiën en Eigendommen sinds 1 januari 2019. Was al eens schepen van 2006 tot 2012.

• Vlaams Parlementslid van 2009 tot vandaag. Ondervoorzitter van de Commissie Wonen.


Vorig jaar zijn de vastgoedprijzen met maar liefst 8 procent gestegen. In Vlaanderen bedroeg de gemiddelde prijs voor een huis 330.000 euro. Dat is 100.000 (!) euro meer dan tien jaar geleden. Ook dit jaar zullen de prijzen verder stijgen. Experten gewagen van vijf procent. Of er na een energiecrisis ook een wooncrisis op komst is? Mercedes Van Volcem, woonspecialiste van Open VLD, wikt en weegt haar woorden.

“Het is te vroeg om over een crisis te spreken. Ik wil een positief verhaal brengen. Maar de feiten zijn wat ze zijn. Als de prijzen van energie en grondstoffen stijgen, dan stijgen ook de vastgoedprijzen. Ook de bouwshift (vanaf 2040 mag er geen open ruimte meer aangesneden worden, red.) zal de prijzen doen toenemen. Bovendien leven mensen langer, waardoor er minder huizen vrij komen.”

Vastgoed wordt dus onbetaalbaar. Betekent dat geen crisis?

“Het is nog niet onbetaalbaar. Dat blijkt ook uit de cijfers. Er zijn nog altijd veel jonge mensen die huizen kopen en leningen krijgen. Dat komt ook omdat de lonen mee stijgen. We moeten wel wakker zijn, want de prijzen zullen blijven stijgen. We mogen geen tien jaar meer wachten om in te grijpen. Anders wordt het wel onbetaalbaar. Nú is het moment om het beleid scherp te stellen.”

Wat zou u doen?

“Eerst en vooral: de registratierechten afschaffen voor de eerste gezinswoning. Die zijn al gedaald naar drie procent, maar dat is niet genoeg. Wie een huis koopt van 300.000 euro, betaalt nog altijd 9.000 euro. Dat is een rem op de aankoop. (op dreef) Ook de hypotheekrechten mogen op de schop. Vind jij het normaal dat je extra moet betalen omdat je moet lenen? Omdat je dus geen geld hebt? Dat is toch crazy? Twee: praat met banken. Maximaal 10 procent eist inleg. Drie: promoot de onroerende lease of het hamsterhuren. Het systeem bestaat al, maar komt moeilijk van de grond. Als iemand tien jaar huurt, kan hij ervoor kiezen om het pand te kopen. Een stuk van de betaalde huur wordt dan afgetrokken van de prijs.”

Ik wil even inpikken op de twee taksen die u noemt. Uw partij zit aan de knoppen. U kan die afschaffen.

“Dat klopt. Maar waarom gebeurt het niet? Omdat het de staat veel geld oplevert. De registratierechten hebben vorig jaar 3 miljard euro opgeleverd. Dat is de realiteit.”

De woonbonus is wel afgeschaft. Was dat fout?

“Ik vind van wel. De woonbonus gaf de mensen elk jaar een beetje fiscale ademruimte. De minister (Matthias Diependale, N-VA, red.) heeft het afgeschaft omdat het prijsopdrijvend zou werken. Ik denk niet dat dat klopt. Wie een woning koopt, is bezig met zijn lening en met de registratierechten, niet met een bonus die over twintig jaar gespreid wordt. Ik vind het bovendien geen argument. Anders moet je alles afschaffen wat het inkomen verhoogt.”

U hebt dit wel mee goedgekeurd.

“Met lange tanden. Omdat mijn partij in de regering zit. Zo werkt het nu eenmaal. Maar ik heb wel mijn gedacht gezegd, ook in het parlement.”

© Christophe De Muynck

Vindt u Matthias Diependaele een goede minister van Wonen?

(aarzelend) “Hij is ook bevoegd voor Begroting, dus is het normaal dat hij het budgettaire plaatje voor ogen houdt. Hij zou wat mij betreft wel enkele tandjes mogen bijschakelen. Hij mag wat doortastender zijn.”

Is het aan de overheid om de hoge prijzen aan te pakken?

“Neen, dat niet. We leven in een vrije markt. Een prijsdaling zou trouwens niet goed zijn voor de bouwsector. Het kan een recessie betekenen. Het is wel aan de overheid om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. (benadrukt) Dat is mijn vierde punt. Ook hier is de minister te passief. Hij moet dringend een bouwplan uitwerken om het aanbod te verhogen, vooral daar waar de vraag groot is.”

Waar is dat? In de stad?

“Neen. Veel urbanisten en politici denken dat we onze steden moeten volbouwen, ik niet. Steden moeten ook leefbaar zijn, dus ik pas voor hoge woontorens. De meeste mensen willen een huisje met een tuin, liefst halfopen of open. Dat aanbod moet omhoog.”

Is dat realistisch in een al volgebouwd Vlaanderen?

“Er is nog plek, maar het beleid moet in actie schieten: vlottere vergunningen, regelluwe zones, herbestemming van leegstaande gebouwen, stimulansen voor sloop en renovatie, noem maar op. We moeten geen tien jaar meer wachten, hoor. Want dan voorspel ik wel problemen.”

Doelt u op de bouwshift?

(knikt) “Dat is een moeilijke kwestie. Het gaat over het evenwicht tussen open ruimte en betaalbare woningen. Ik ben als schepen bevoegd voor het openbaar domein. Ik zou ook liefst hebben dat wat niet bebouwd is, onbebouwd blijft. Alleen: het zal een opwaarts effect hebben op de prijzen. Er zijn meer en meer mensen en er zijn dus ook meer en meer woningen nodig.”

© Christophe De Muynck

Moeten we niet vooral op zoek naar nieuwe woonvormen?

“Dat zal niet het grote verschil maken. Ook over twintig jaar zullen Vlamingen een huis met een tuin verkiezen boven een kangoeroewoning. Dat neemt niet weg dat we flexibeler moeten zijn voor nieuwe woonvormen. De overheid maakt het de mensen soms heel moeilijk. Een koppel mag samenwonen, maar als twee vrienden samenwonen, is het een meergezinswoning. Dat mag allemaal veel soepeler, vind ik.”

Zou een rentestijging iets oplossen?

“Dat de prijzen zo hard stijgen, heeft zeker te maken met de lage rente. Maar dat verandert niets aan de betaalbaarheid. Als de rente stijgt, zullen de mensen minder kunnen lenen. Ze zullen dus evenveel betalen. Een lage rente is trouwens goed voor de economie. Ik zou die nog even zo houden. Het is de inflatie die omlaag moet.”

Vooruit wil speculanten uit de woonmarkt duwen door opkoopbescherming mogelijk te maken. Dat betekent: wie een huis koopt, moet erin wonen. Wat vindt u daarvan?

“Ik ben absoluut tegen. Dat zou de huurmarkt helemaal verstoren. Er zijn al te weinig betaalbare en kwalitatieve huurwoningen. Dat is ook deel van het probleem. Ik geloof trouwens niet dat zoiets wettelijk kan. Wat met het eigendomsrecht? Je kan toch niet aan iemand zeggen wat hij moet doen met zijn pand? De minister zou beter wat meer inspanningen leveren voor de verhuurders. Hij lijkt te vergeten dat zij maar liefst 430.000 gezinnen huisvesten, waarvan er 250.000 recht hebben op een sociale woning. Dit is een zwakke markt, hé. Een extra stimulans voor verhuurders, bijvoorbeeld om energetisch te renoveren, zou ook huurders ten goede komen, want de woonkost, dat is huur en energie.”

Er staan 170.000 mensen op een wachtlijst voor een sociale woning. Wat loopt hier fout?

“Het sociaal woonbeleid is een drama. Er is te weinig doorstroming naar de reguliere markt. Er zijn evenveel mensen op de wachtlijst als mensen die in een sociale woning wonen: dat is niet normaal. Je krijgt dit niet opgelost door nieuwe sociale woningen te bouwen. Onze sociale huisvestingsmaatschappijen zouden beter woningen en appartementen van bestaande projecten in huur nemen in plaats van zelf Bob de bouwer te willen spelen. Dat zou ook voor een betere sociale mix zorgen.”

Wat vindt u van het voorstel van uw partijgenoot Bart Somers? Wie kan werken, mag maximaal negen jaar in een sociale woning wonen en moet daarna de private markt op.

“Terecht. Dat is de richting die we uit moeten. Negen jaar is zelfs nog lang. Een sociale woning moet een tijdelijke oplossing zijn voor mensen die het moeilijk hebben. Het mag geen levenslange oplossing zijn. We moeten deze mensen veel meer activeren. En eens ze aan de slag zijn, moeten ze plaats maken voor mensen die op een wachtlijst staan. Vandaag is het beleid blind voor de wachtenden. Zij worden eigenlijk gediscrimineerd, want ze genieten minder voordelen dan wie een sociale woning heeft. Verklein de voordelen van een sociale woning en verhoog de voordelen voor wachtenden op de reguliere markt. Ook de huurpremie stimuleert niet om te gaan werken, want wie meer verdient, verliest het voordeel.”

Dit thema ligt u na aan het hart. U zei onlangs in het parlement dat u de enige bent die tot haar 22ste in een woontoren woonde. Waarom wou u dat zeggen?

(feller) “Omdat de PVDA liet blijken dat wij, liberalen, niet weten waarover we spreken. Ik heb niet alles in mijn schoot geworpen gekregen. Ik heb ervoor moeten werken. En maar goed ook. Wat is er fout aan, om mensen te stimuleren om meer te verdienen? Wie kan werken, moet werken. Wie niet kan werken, moeten we helpen. Dat is mijn model. Wil jij betalen voor iemand die niet wil werken en levenslang in een sociale woning woont? Ik niet.”

Waar bent u eigenlijk opgegroeid?

“Eerst in een woontoren in Sint-Pieters en daarna in een sociale woonwijk in Kruisabele. Let wel: ik heb daar weinig slechte herinneringen aan. Ik was een gelukkig kind. Maar ik heb wel geleerd dat werken de beste weg naar vooruitgang is.”

Is het daarom dat u het woonbeleid opvolgt?

“Neen, eigenlijk niet. Het werd bij toeval mijn bevoegdheid toen ik in 2006 een eerste keer schepen werd. Er was weinig onderhandelingsmarge met Patrick Moenaert (toenmalig CD&V-burgemeester, red.). Het was te nemen of te laten.” (lacht)

© Christophe De Muynck

Waar woont u vandaag?

“In een huis in het centrum van Brugge. Al is dat verder niet relevant, vind ik.”

De vrees bestaat dat Oekraïense vluchtelingen de woonmarkt verder onder druk zullen zetten. Wat denkt u daarvan?

“Dat zal ook zo zijn, volgens mij. Er zouden 150.000 à 200.000 vluchtelingen naar hier komen. Als we hen spreiden, zou dat voor Brugge minstens 1.800 mensen betekenen. Waar gaan wij hen opvangen? Ik weet dat niet, hoor. Ik weet dat echt niet. Er zijn amper 300 tot 500 woningen te huur. Voorlopig worden zij opgevangen in een klooster, maar ook dat is maar tijdelijk. Er zal een andere oplossing moeten komen.”

Bij de mensen thuis?

“Mijn man en ik hebben hier ook over gepraat. Zouden we dat niet moeten doen? (even stil) Ik weet het niet goed. Ik vind het moeilijk omdat je niet weet wie er binnenkomt. Als dat voor één maand is, zeg ik zeker ja. Maar deze oorlog zal niet voorbij zijn na één maand. Als het voor twee jaar is, dan zie ik het niet zitten. Dus ja, deze mensen zullen sowieso op de woonmarkt komen. Het is daarom goed dat zij op dezelfde manier behandeld worden als Vlamingen. Ze krijgen een leefloon, maar ze moeten een stuk van de opvang betalen en de weg vinden naar school en werk.”

Afrondend: wat is volgens u de grootste dreiging voor de woonmarkt?

(denkt na) “Angst en paniek. Dat de mensen bang worden en niet meer durven investeren in vastgoed: dat is het grootste gevaar. De bouw is de motor van onze samenleving. Als de bouw stilvalt, valt alles stil. Dat kunnen we vandaag echt niet hebben. Daarom moet het beleid nú wakker schieten. Om een wooncrisis te voorkomen.”