Maak kennis met Ershad Yaftali, de eerste vluchteling in onze provincieraad: “Ik ben dikwijls gepest, maar ik liet me niet doen”

Ershad Yaftali: “De laatste jaren is het imago van België aan het veranderen. De beelden van asielzoekers die op straat slapen, gaan de wereld rond.” © Christophe De Muynck
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

Amper tien jaar was hij, toen hij van Afghanistan naar België vluchtte. Zonder ouders. We schrijven het jaar 2001, oftewel het jaar van ‘nine eleven’. Niet Brussel of Antwerpen, maar Harelbeke werd zijn nieuwe thuis. Vandaag is hij de eerste vluchteling in onze provincieraad. ‘Enter’ Ershad Yaftali, bouwvakker en socialist. Opvallend: de man zegt dat er in Pakistan gesjoemeld wordt met Belgische visums.

Ershad Yaftali

• Geboren op 27 maart 1991 in Badakhshan, Afghanistan.

• Studeerde voor metser aan het Technisch Atheneum in Heule.

• Woont samen met zijn vriendin in Harelbeke. Wordt in juli voor het eerst vader.

• Werkte enkele jaren voor Fedasil in het opvangcentrum in Poelkapelle.

• Werkt vandaag in de bouw.

• Provincieraadslid voor Vooruit sinds januari 2022.

Maandagavond, De Valkaart in Oostkamp. De West-Vlaamse socialisten blazen hier verzamelen om de verkiezingen van volgend jaar voor te bereiden. Anderhalf uur voor de aftrap van de meeting hebben wij afgesproken met Ershad Yaftali. Eén jaar geleden legde deze 31-jarige Harelbekenaar de eed af in onze provincieraad. Dat hij een beetje zenuwachtig is voor dit gesprek, bekent hij. “Ik heb hier geen ervaring mee. Ik hoop dat ik straks niet op het matje geroepen word.” (lacht)

Of ik hem intussen een politicus mag noemen, vraag ik. “Wanneer ben je dat? Ik heb nog geen Wikipediapagina, dus ik denk van niet, zeker? (lacht) Ik ben wel heel vereerd dat ik in de provincieraad mag zitten. Ik kom van het BUSO, hé. Ik ben metser van opleiding. De meeste politici hebben een hoger diploma.”

Is de provincieraad geen oubollig orgaan voor iemand van 31?

“Neen. De politiek is oubollig, maar mijn partij probeert daar verandering in te brengen door jonge mensen zoals ik kansen te geven. Ik vind de provincie net heel boeiend, omdat het tussen de lokale en de nationale politiek zit. Wij hebben een belangrijke rol te spelen als bemiddelaar tussen die twee niveaus. Je ziet dat bijvoorbeeld in een dossier zoals Ventilus, iets wat ik nauw opvolg.”

Het asielbeleid is uw grote dada, zie ik op uw sociale mediakanalen. Zou u niet liever in het federaal parlement zitten?

“Als ik die ambitie zou uitspreken, dan zou ik als een echte politieker klinken. (lacht) Ik volg het natuurlijk op de voet.”

Wat vindt u van het beleid van staatssecretaris Nicole de Moor (CD&V)?

(zucht) “Ik ben heel kritisch. Hoe kan ik het op een beleefde manier uitdrukken? (wikt zijn woorden) Zij was misschien een goede kabinetsmedewerker, maar zij is geen goede staatssecretaris. Ze is de controle helemaal kwijt: het is totale chaos op elk vlak. Dat is ook wat ex-collega’s van Fedasil mij vertellen.”

Wat loopt er fout?

“Een betere vraag is: wat loopt er niet fout? Er is iemand gestorven in een kraakpand in Brussel (wellicht het gevolg van drugs, red.). Al de hele winter slapen er mensen buiten op straat, zelfs kinderen. En wat doet de staatssecretaris? Ik vrees dat zij zich onder druk laat zetten door de rechterflank van CD&V.”

Komen er niet te veel asielzoekers naar ons land? Is dat niet de reden waarom we opvang te weinig hebben?

“Neen, we hebben te lange procedures: dat is het probleem. En twee: we vangen te veel economische vluchtelingen op – mensen die om economische redenen naar België komen –, waardoor er geen plek meer is voor mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, de échte vluchtelingen dus. Nicole de Moor gaat daar veel te slordig mee om. Gevolg: tentenkampen aan het Klein Kasteeltje … (even stil) Dat doet me véél pijn. Dat had ík kunnen zijn. Ik heb daar ook verbleven toen ik tien jaar was. Gelukkig was er toen wél plek om binnen te slapen.”

(lees verder onder de foto)

Wat herinnert u zich daarvan?

“We waren vooral vermoeid na een lange tocht van meer dan een jaar: van Afghanistan via Rusland en Oekraïne naar België. Na een tweetal maanden in het Klein Kasteeltje werden we overgeplaatst naar een LOI (lokaal opvanginitiatief, red.) in Harelbeke.”

Waarom bent u naar België gevlucht?

“Mijn vader wou een betere toekomst voor zijn kinderen. Afghanistan was te gevaarlijk geworden. Hij was namelijk lid van de Afghaanse regering in ballingschap die oppositie voerde tegen de taliban. Hij verbleef daarom in Tadzjikistan. Helaas was er ook daar geen toekomst voor ons. Mijn jongere broertje en ikzelf werden meegegeven aan een nonkel en tante. Wij zouden eigenlijk naar Engeland vluchten, maar uiteindelijk zijn we in België beland. Ik heb ook een zus die in Amerika is beland, een broer die in Turkije zit en twee broers in Duitsland.”

En uw moeder?

“Zij is bij mijn vader gebleven. Ik heb mijn ouders vijf jaar niet gezien. Vijf jaar lang wist ik zelfs niet of zij nog leefden. (stil) Het is namelijk helemaal fout gelopen met mijn nonkel en tante. Zij hadden ook hun kinderen mee en mijn broer en ik werden verwaarloosd. We mogen van geluk spreken dat dat ook opgemerkt werd door onze school in Harelbeke. De toenmalige secretaresse van de school, Katrien Lamon, heeft ervoor gezorgd dat mijn broer en ik naar een internaat in Kuurne konden: De Rijzende Ster. Dat was onze redding.” (zwijgt even)

Heel West-Vlaanderen zou de vader van Conner dankbaar moeten zijn: hij heeft zoveel jongeren op het rechte pad geholpen

“Na vijf jaar stond mijn vader plots voor de deur van het internaat. Hij was op zoek gegaan naar zijn kinderen. Ik heb uren aan een stuk geweend. Ik was zó blij. Een jaar later is ook mijn moeder op bezoek gekomen. Ze hadden ons opnieuw kunnen meenemen, maar ze wilden dat niet doen, omdat ze zagen dat we het hier goed hadden. Dat is wat mijn vader altijd wilde voor zijn kinderen: een veilige plek waar ze een toekomst konden uitbouwen.”

U praat hier heel open over. Is dat geen trauma voor u?

“Neen. Ik vertel mijn verhaal omdat ik wil tonen dat mensen niet zomaar vluchten, dat dat altijd een reden heeft. Bovendien zijn mijn broer en ik uiteindelijk wel goed terechtgekomen. We zijn hier zelfs sterker uitgekomen. Ik herinner me wel het immense verdriet van mijn moeder toen wij meegegeven werden aan mijn nonkel. En ze wist toen nog niet dat wij zo verwaarloosd zouden worden. (plots enthousiast) Vijf jaar geleden is zij ook naar België verhuisd. Ze woont nu in Kortrijk, terwijl mijn vader als diplomaat in Duitsland werkt. Voor alle duidelijkheid: hij doet dat in opdracht van de vorige regering (in de zomer van 2021 grepen de taliban opnieuw de macht in Afghanistan, red.). Wellicht wordt het zijn laatste opdracht.”

Soms wordt gezegd dat België te aantrekkelijk is voor vluchtelingen. Leeft in Afghanistan het beeld dat dit het land van melk en honing is?

“Neen. België stond wel bekend als een humaan land, maar is dat fout? Neen, toch? De laatste jaren is het imago helaas aan het veranderen. De beelden van asielzoekers die op straat slapen, gaan de wereld rond, hoor. Ook in Afghanistan krijgen ze dat te zien. Ik vind dat niet iets om fier op te zijn. Wie wil vluchten, kijkt in de eerste plaats naar Duitsland en de Scandinavische landen.”

(lees verder onder de foto)

Was het hier moeilijk opgroeien voor een jongen met een kleur?

“Harelbeke is een warme stad, maar soms was het ook moeilijk, ja. Het was vlak na nine eleven toen we hier arriveerden. Op school werd ik met de vinger gewezen door andere kinderen. Het is uw soort die ons aanvalt, kreeg ik te horen. Dat doet iets met een kind van tien jaar, hoor. (zwijgt) Ik ben dikwijls gepest, maar ik liet me ook niet doen. Ik was een echte vechtersbaas in die tijd. Maar als je niet sterk in je schoenen staat, dan kan je op het verkeerde pad terechtkomen.”

Had u kunnen radicaliseren?

“Dat is een interessante vraag. Mensen met een woelig verleden en een laag zelfbeeld zijn de makkelijkste prooien voor ronselaars van bijvoorbeeld Syriëstrijders. Mijn broer is ooit online aangesproken, maar hij heeft die man meteen geblokkeerd. Wij hebben het geluk dat we wel sterk in onze schoenen staan en dat we van onze vader hebben meegekregen wat goed en fout is. Mijn vader is mijn grote held. Hij heeft nog tegen de Russen gevochten, toen zij Afghanistan binnenvielen, en tot op vandaag strijdt hij tegen de taliban. Ook ik veroordeel élke aanslag en élke invasie, of die nu van Amerika komt of van IS (Islamitische Staat, red.).”

Is ook Jo Rousseau – vader van Conner – niet op uw pad gekomen toen u jong was?

(lacht) “O jawel, ik ken de familie Rousseau heel goed. Ik heb zes jaar lang elke zomer twee maanden in De Barkentijn verbleven, het vakantiecentrum in Nieuwpoort. Ik kan u zeggen: dat zijn mijn mooiste jeugdherinneringen. Ik heb veel respect en bewondering voor Jo. Hij was streng voor mij, maar het is ook dankzij hem dat ik niet op het verkeerde pad ben beland. Wij waren geen makkelijke gasten, maar hij voelde goed aan wat wij nodig hadden. Eigenlijk zou heel West-Vlaanderen die man dankbaar moeten zijn: hij heeft zoveel jongeren op het rechte pad geholpen.”

Is het dankzij hem dat u lid bent geworden van de socialisten?

“Neen, dat is dankzij Johan Vande Lanotte die eens een lezing gaf in De Barkentijn. Ik was nog een kind, maar ik stelde hem een moeilijke vraag over de oorlog in het Midden-Oosten, waarna hij mij een lidkaart gaf. (lacht) In 2016 ben ik echt actief lid geworden. De migratiecrisis was uitgebroken en ik wou helpen met de opvang van vluchtelingen. Het is toen dat ik in contact ben gekomen met Melissa Depraetere die eigenlijk mijn politieke meter is. Ik heb grote bewondering voor haar. Zij is van eenvoudige komaf en doet op een oprechte manier aan politiek.”

Keert u soms nog terug naar Afghanistan?

“Ik heb het twee keer gedaan: één keer met Katrien Lamon, die later mijn pleegmoeder is geworden, en één keer om daar een weeshuis op te starten. Maar zolang de taliban daar aan de macht zijn, is het te gevaarlijk voor mij.”

(lees verder onder de foto)

Waar voelt u zich het meest thuis?

“Dat is een moeilijke vraag. Ik zou me overal thuis kunnen voelen, maar ik word overal als een buitenstaander gezien. In België, maar ook in Afghanistan. En zelfs als we ergens op reis zijn. Ik zie de mensen altijd kijken alsof ik een buitenstaander ben. Er is één plek waar dat niet gebeurt: de transitzone op de luchthaven. Als we op reis gaan, dan blijf ik daar altijd een beetje hangen.” (lacht)

Het valt mij op dat u streng bent voor staatssecretaris De Moor, maar dat uw partij relatief stil blijft over de opvangcrisis. Hoe komt dat?

“Dat klopt niet. Een Ben Segers bijvoorbeeld is hier elke dag mee bezig. Hij heeft ook het visummisbruik in Turkije aangeklaagd. Dat is in verschillende kranten gebracht. Ik heb trouwens weet van gesjoemel met humanitaire visums in Pakistan. Ik weet dat er daar Afghanen zijn die duizend euro hebben betaald voor een visum naar België, maar uiteindelijk niets gekregen hebben. Hun geld zijn ze wel kwijt.”

Dat zijn straffe beweringen. Kan u dat staven?

“Ik heb verschillende getuigenissen. Ik heb ook een nonkel in Afghanistan die daar het slachtoffer van is. Hij heeft nochtans alle recht om te vluchten, want de taliban hebben hem al eens gevangen genomen en gemarteld. België laat echter toe dat visums uitgereikt worden via externe partners. Dat zijn dikwijls louche kantoren die het geld in hun zakken steken. (windt zich op) Dat kan me echt kwaad maken. Dat is misbruik maken van de meest kwetsbare mensen, namelijk mensen op de vlucht voor oorlog. Ik ben alle bewijzen aan het verzamelen en zal dan ook verdere stappen ondernemen.”

Volgend jaar zijn er op alle niveaus verkiezingen. Wat zijn uw ambities?

“Ik heb geen ambities. Dat is iets voor échte politiekers. (lacht) Ik hoop natuurlijk opnieuw op een lijst te staan, want ik voel dat ik vanuit de politiek iets kan betekenen voor anderen. Dat is mijn engagement. (benadrukt) Solidariteit: dat is voor mij het belangrijkste woord.”

Lees meer over: