Johan Vande Lanotte evalueert zijn burgemeesterschap en de gemeenteraadsverkiezingen van 2018: “Ik mis het professor zijn meer dan de politiek”

“De nieuwe coalitie is toch in ruime mate een anticoalitie”, evalueert oud-burgemeester Johan Vande Lanotte. (foto Peter Maenhoudt) © Peter MAENHOUDT
Hannes Hosten

Drie jaar geleden verloor Johan Vande Lanotte (Vooruit) de Oostendse burgemeesterssjerp en werden de socialisten, hoewel hun partij de grootste bleef, na 24 jaar uit het stadsbestuur gekieperd. “Inhoudelijk lag het burgemeesterschap me”, blikt het socialistische boegbeeld vandaag terug. “Maar op het vlak van public relations had ik enkele handicaps.”

Ook al klopt hij lange dagen op het Gentse advocatenkantoor van Walter Van Steenbrugge, waar hij nu werkt als mensenrechtenadvocaat, eens per week vind je Johan Vande Lanotte nog op de basket in Oostende. Hij overlegt er dan een uurtje met het dagelijks bestuur van de club.

“Ik stapte uit de raad van bestuur. Daar zijn voldoende jonge krachten”, legt de oud-burgemeester uit. “In het dagelijks bestuur zit ik wel nog, maar het heeft me moeite gekost. Het meeste wat ik deed op de basket, heb ik met Marijke gedaan.”

Marijke Schaepelinck, de op 1 mei overleden echtgenote van Vande Lanotte, was 19 jaar algemeen coördinator van BC Oostende. “Ook al werkte ze hier niet meer fulltime en woonden wij niet samen, de basket was toch een groot deel van ons leven. Het is een aanpassing hier zonder haar te zijn. Al was het maar een sms’je na de match…”

“Ik twijfelde om in het dagelijks bestuur te stappen, maar mijn verantwoordelijkheidszin heeft het gehaald. De plicht roept, ik ben zo opgevoed. Bachten de Kupe speelt dat nog iets meer dan elders”, zegt de oud-burgemeester, die de politiek intussen volledig vaarwel zei.

Waar bent u nog mee bezig?

“Ik engageerde me de voorbije periode voluit voor het Turkijetribunaal, dat klachten over mensenrechtenschendingen in Turkije onderzoekt. Dat tribunaal vond half september plaats in Genève. Het kreeg wereldwijd aandacht, maar niet in België. Het was nochtans behoorlijk pittig.”

Hoezo?

“Turkije heeft geprobeerd om dat tribunaal te laten verbieden door de Zwitserse regering. Twee keer kreeg het hotel bezoek van de Turkse ambassadeur in Zwitserland, met de boodschap dat wij terroristen waren en moesten worden buitengegooid. Moedig van dat hotel dat het toch heeft standgehouden. Ook de Zwitserse regering is onder druk gezet, maar heeft niet toegegeven.”

Terug naar de verkiezingen van drie jaar geleden. Uw Stadslijst werd de grootste, maar u moest Bart Tommelein laten voorgaan als stemmentrekker.

“Het resultaat van de partij was niet goed, maar ook niet slecht. Het was in elk geval minder dan gehoopt. We wisten dat we onze 15 zetels niet zouden houden, maar hadden op meer dan elf gehoopt. Toch was dat resultaat niet zo slecht: het was het tweede beste SP.A-resultaat van de centrumsteden, na Leuven. We bleven de grootste partij, ook na 24 jaar aan de macht. Vergeet niet dat de socialistische partij voor 1994 nooit de grootste is geweest in Oostende.”

Toch namen de anderen jullie niet mee in de coalitie.

“Na al die jaren aan de macht zeggen de anderen: we gaan ze wat uitroken. Dat is politiek zeker, hé? Dat is niet in het voordeel van de stad, maar het hoort er jammer genoeg bij.”

Is het niet goed dat je na 24 jaar eens niet bestuurt?

“De nieuwe coalitie was toch in ruime mate een anticoalitie. Het belangrijkste doel is de grootste partij buitenspel zetten. Dat is geen voldoende reden. Maar na 30 jaar in de politiek kan ik ook niet zeggen dat ik hiervan aan de grond genageld ben. Het is een politiek gegeven.”

Jullie kwamen op als Stadslijst, niet als SP.A. Achteraf bekeken een goede keuze?

“Ons programma was goed. Heel concreet ook. Als je het nu analyseert, staat er veel in dat zou moeten gebeuren. In vergelijking met andere partijen hadden we veel kandidaten die goed scoorden, die 1.000, 1.500, 2.000… stemmen haalden. Maar dat maakte het moeilijk voor onze nieuwkomers om verkozen te raken. De bedoeling was wel dat de oudere generatie stap voor stap zou terugtreden en plaats maken voor nieuwe mensen. Dat is nu aan het gebeuren.”

Jullie hadden afspraken met de groenen, maar zij kozen toch voor de nieuwe coalitie. Ben je boos op hen?

“Ik ben opgevoed met het principe dat als je je woord geeft, je dat ook houdt. Het klinkt misschien hoogdravend, maar dat zit in het DNA van de socialistische beweging. Wij zijn erg hiërarchisch georganiseerd en onze achterban aanvaardt dat ze zich moet neerleggen bij een gegeven woord. Komt daar nog bij dat de Vlaamse socialisten maar een kleine partij zijn. Als wij ons woord niet houden, hebben we niets te zeggen. Want dan zijn we niet meer betrouwbaar.”

En dat principe leeft minder bij Groen?

“Niet. (lachje) We hebben het ook in Oostende bewezen. In 1994 waren wij de grootste partij en had ik dubbel zoveel stemmen als CVP-burgemeester Julien Goekint, maar we hadden de afspraak dat zij de burgemeester zouden leveren en zo gebeurde ook. Veel mensen hebben mij daarvoor uitgescholden, maar bij de parlementsverkiezingen van 1995 hadden we nog nooit zoveel stemmen gehaald in Oostende.”

U bent nu al drie jaar geen burgemeester meer. Toch niet stiekem blij dat de hele coronacrisis u bespaard is gebleven?

“Ik heb geen spijt dat ik geen burgemeester meer ben. Na 30 jaar politiek en zo’n rijke loopbaan zou ik maar een triestigaard zijn als ik daar niet mee kan leven. Maar het is nu ook niet zo dat ik blij ben dat ik de coronacrisis niet heb moeten aanpakken. Crisissen zijn fantastisch! Ze zijn frustrerend als je het oude in stand wil houden, maar uitdagend om dingen anders te doen. Leuk zou ik ze niet noemen, wel boeiend.”

U spreekt uit ervaring.

“Ik herinner me de Aircrash in Oostende van 1997. De gouverneur moest die ramp coördineren, maar door het drukke verkeer raakte die niet in Oostende en er waren problemen met zijn telefoon. Ik was toen minister van Binnenlandse Zaken, ben naar de luchthaven gegaan en heb de leiding in handen genomen. Bij het binnenkomen stond daar een man en die vroeg: ‘Mijnheer, waar is mijn zoon?’ Ik antwoordde naar waarheid dat ik het niet wist, ik kwam net toe. ‘Je weet dat hij dood is en je wil het niet zeggen’, reageerde die man. Die zoon was effectief gestorven. Dat was heel confronterend. Bij corona zullen er ook zulke moeilijke situaties zijn geweest. Maar dan bewijs je dat je bestuurder bent.”

Jeukten uw handen echt niet om de coronacrisis mee aan te pakken?

“Nee, als ik zeg stop, dan is het stop. Vanaf mijn eerste dag in het parlement heb ik me voorbereid op de dag dat het gedaan was. Vandaar dat ik ben blijven lesgeven aan de Gentse universiteit. Professor was mijn identiteit, meer dan politicus, ook al was ik dag en nacht bezig met politiek. Nu ik met emeritaat ben, mis ik het professor zijn meer dan de politiek. Niet het lesgeven op zich. Ik gaf les in het eerste jaar en daar voelde ik dat het leeftijdsverschil begon te spelen. Maar wel het onderzoekswerk. Dit academiejaar ben ik wel nog vrijwillig prof. Ik begeleid enkele doctoraten en schrijf nog wat artikels.”

Hoe evalueert u uw drie jaar als burgemeester? U kreeg van bij het begin de kritiek dat u uw voorganger Jean Vandecasteele had weggeduwd.

“Jean en ik hadden dat al lang afgesproken. Maar mijn burgemeesterschap heeft achteraf electoraal niet gerendeerd en in die zin zou je kunnen zeggen dat het niet goed was. Toch bracht ik in die drie jaar wel een dynamiek. Er is intussen veel gerealiseerd dat toen, samen met de andere leden van het college, in gang is gezet. Ik denk aan The Crystal Ship, Winter in het Park, het crematorium, het politiecommissariaat, de Cityriver op de Oosteroever, het zwembad… Ik heb niet de indruk dat ik toen mijn tijd heb verloren. Integendeel. In die drie jaar heb ik mooie dingen gerealiseerd voor Oostende en dat stemt mij tevreden.”

Was het burgemeesterschap iets wat u goed lag?

“Inhoudelijk wel, maar ik heb ook enkele handicaps. Hoe belangrijker het persoonlijk contact was voor een bepaalde functie, hoe minder goed ik er in was. Als minister is er een grote afstand. Mensen zijn al blij als je goeiedag zegt. Maar als burgemeester moet je de mensen meer persoonlijk benaderen, tonen dat je hen kent. En daar is mijn grote probleem dat ik geen gezichten herken. Een deel van mijn hersenen werkt daarop gewoon niet.”

“Objectief gezien paste de rol van minister me beter dan die van burgemeester”

En dat speelt u parten.

“Ik heb nog aan mijn zoon gevraagd of hij het was, die ik net in een tv-spotje zag. Neen dus. In een film met twee mensen die een beetje op elkaar lijken, kan ik die twee niet uit elkaar houden. En ik kan niet onthouden welke mensen ik ben tegengekomen. En dan denken ze dat ik arrogant ben, of hautain, of dat ik hen niet belangrijk genoeg vind. Dat vind ik wel jammer. Objectief gezien paste het ministerschap dus beter bij mij dan het burgemeesterschap.”

Bent u nog erg betrokken bij wat er in Oostende gebeurt?

“ Ik ging enkele keren naar ’t Verschil, het café dat enkele jonge partijgenoten runnen op de Vuurtorenwijk. En ik schreef me in voor een ‘stoverij met friet’-avond van Chiro Opex. In coronatijd was er natuurlijk weinig te doen. Geleidelijk aan zal ik nu wel wat meer aanwezig zijn. Als mijn werk het toelaat, natuurlijk. Met de partij moeide ik me het afgelopen jaar niet. Enkele keren kreeg ik een vraag van een partijgenoot en dan gaf ik wel antwoord. En John Crombez is een goede vriend, wij houden contact.”

Blijft u Oostendenaar?

“Het dagelijks pendelen tussen Oostende en Gent steekt me wel wat tegen. Dat was een voordeel aan het burgemeesterschap: je werkte ter plaatse. Maar als dat het enige probleem is, dan is er geen probleem zeker? Ik denk dat ik hier te veel wortel ben geschoten om nog te vertrekken. En ik woon gewoon graag op de Vuurtorenwijk.”

(HH)