Op vrijdag 14 juli kreeg een West-Vlaming de gegeerde stadssleutels van Gent overhandigd. Niet omdat Gent de officieuze hoofdstad is van onze provincie, wél omdat de Gentse Feesten van start gaan en een West-Vlaming Feestenburgemeester is. Ik heb het over Bram Van Braeckevelt, geboren en getogen in een doof gezin in Oostkamp. “Mijn afkomst is een belangrijk deel van mijn identiteit.”
“Welkom in onze stad aan de vooravond van de mooiste tien dagen van het jaar.” Het is een glunderende Bram Van Braeckevelt die ons ontvangt aan de indrukwekkende Botermarkt, waar het stadhuis gelegen is. De zon schijnt en de man – hip zwart hemdje aan, zonnebril op – stelt voor om een korte wandeling te maken en daarna een koffie te drinken op het terras van de Ventura, zijn stamcafé aan de Vrijdagmarkt. Uiteraard zeggen wij geen neen.
Bram wie, denkt u nu? Wel, deze 36-jarige Groen-politicus is sinds vier jaar schepen in Gent en sinds vorig jaar ook bevoegd voor de Gentse Feesten. Dat betekent dat hij op de openingsdag de sleutels van de stad overhandigd krijgt van de echte burgemeester. Dat is een aloude traditie en wijst op het grote belang van dit evenement voor de stad. “Gent bruist het hele jaar door, maar op deze tien dagen nóg meer. Ik kijk er énorm naar uit. Het wordt opnieuw een schitterende mix van muziek, theater, dans en debat.”
Een West-Vlaming die deze belangrijke bevoegdheid binnenhaalt: ‘bien joué’.
(lacht) “Dat is vooral de verdienste van mijn partij. Ik zat niet aan tafel toen de bevoegdheden verdeeld werden. Maar toen duidelijk werd dat wij deze bevoegdheid zouden overnemen, werd in mijn richting gekeken. Ze zullen binnen Groen weten dat ik redelijk goed kan feesten, zeker?” (lacht)
Het zijn uw tweede Feesten als schepen. Hebt u uw stempel al kunnen drukken?
“Meer dan vorig jaar. Toen kwamen we net uit corona en wilden we op zeker spelen. Dit jaar zetten we enkele stappen vooruit. De grootste inhoudelijke vernieuwing is het uitgebreide namiddagprogramma, zowel voor kinderen als voor ouderen. Als we willen dat de Feesten Gents blijven, dan moeten we alle generaties meekrijgen. Wat ook meespeelt, is dat we volgend jaar Europese jongerenhoofdstad zijn. We schakelen ook een versnelling hoger op vlak van duurzaamheid. Vorig jaar zijn we erin geslaagd om per bezoeker 42 procent minder afval te hebben. Dat moet nóg beter en daarom werken we met nog meer herbruikbaar materiaal.”
Meer dan de helft van de 3.200 activiteiten is gratis. Is dat model nog lang houdbaar, denkt u?
“Het wordt er niet eenvoudiger op, maar het móet. Als we de Feesten niet gratis kunnen houden, en dan bedoel ik vooral de publieke pleinen, dan verliezen we onze identiteit. Dat vraagt een grote inspanning van iedereen, ook van de stad. Ik vind het spijtig dat wij geen ondersteuning krijgen van Vlaanderen. Wij krijgen welgeteld niets. Hopelijk vinden we de volgende legislatuur wél ingang.”
Gent is Antwerpen niet.
(droog) “Voilà. Je merkt soms het verschil. Maar goed … (even stil) Voor alle duidelijkheid: de organisatie ligt niet alleen in handen van de stad, maar ook van de verschillende vzw’s die elk met een plein aan de slag gaan. Zij krijgen daarvoor subsidies, maar moeten ook voor eigen inkomsten zorgen, via drank bijvoorbeeld. Daarom vragen we: pak je pint op het plein waar je staat. Dat zal helpen om de Feesten gratis te houden.”
In Werchter was er veel te doen over de prijs van een pint. Mogen ze hier in Gent ook 3,5 euro vragen?
“Ik heb begrepen dat de prijzen iets lager zullen liggen, maar dat is aan de pleinen zelf om te bepalen. Wij gaan ons daarin niet moeien.”
U moeit zich wel in de eetstandjes. Ook dit jaar moet de helft vegetarisch of veganistisch zijn.
“Dat is een ander verhaal. Het is de stad die een bestek uitschrijft. Wij wijzen de plekken toe waar de eetstandjes staan en moeten dus ook voorwaarden opleggen. In 2017 hebben de liberalen ingevoerd dat een derde vegetarisch of veganistisch moet zijn. Wij hebben dat opgetrokken naar de helft. Ik vind de commotie daarover ferm overdreven. Ik kan u zeggen: er is vorig jaar niemand van de honger gestorven. En bovendien hebben we een Watersportbaan aan water uitgespaard.”
Maar het versterkt het beeld dat de groenen regelneven zijn.
(op dreef) “Wat verwachten de mensen van de politici? Toch dat ze doen wat ze beloven? Als wij duurzaamheid beloven, dan moeten we ook stappen zetten. Dat heeft niets met regelneverij te maken.”
Vorig jaar zei u vooral naar Raymond van het Groenewoud uit te kijken. Welke naam durft u dit jaar te tippen?
“Als ik één moet noemen? (denkt na) Dan zeg ik Flip Kowlier, de maandagavond op het Sint-Baafs. Ik ben een grote fan van Kowlier, een rasechte Gentenaar.” (lacht)
Een Izegemnaar, bedoelt u. Zijn dat uw West-Vlaamse roots die opspelen?
“Neen, ik denk het niet. Er zijn ook niet-West-Vlamingen die mij kunnen raken. Ik ben gewoon een geweldige fan van hem, ook al omdat hij niet in één hokje te stoppen is.”
Hoe bent u in Gent beland? U bent opgegroeid in Oostkamp.
“Ik heb eerst drie jaar in Kortrijk gestudeerd, maar ik wist toen al dat ik uiteindelijk naar Gent wou verhuizen. Dat ik dat niet meteen gedaan heb, is omdat ik vreesde dat het hier iets te geestig zou zijn. (lacht) En dat zou mijn studies niet goed bevallen. Gent heeft mij altijd gefascineerd: een grootstad, een havenstad, een hogeschoolstad, het progressief karakter ook. En toen ik hier op mijn 21ste uiteindelijk belandde, werden al mijn verwachtingen ingelost.”
Het verhaal van zovelen. Wat mist onze provincie om jonge mensen aan boord te houden?
(blaast) “Dat is niet aan mij om te zeggen. Ik heb geen negatieve keuze tegen West-Vlaanderen gemaakt, maar een positieve keuze voor Gent. Ik ben vandaag een fiere Gentenaar, maar ik keer nog graag terug naar West-Vlaanderen. Naar Oostkamp, maar ook naar Oostende – de enige echte stad aan zee – of naar het festival van Dranouter, waar ik vaste gast ben.”
Wonen uw ouders nog altijd in Oostkamp?
“Jawel. Mijn vader is intussen 82 en mijn moeder 71, maar ze zijn nog fit en ze wonen zelfstandig. We houden goed contact. Ik probeer zeker één keer per maand langs te gaan. Ik vind het mooi om te zien hoe ook mijn kinderen een band met hen opbouwen, hoe zij Gebarentaal uitproberen zonder het ooit echt geleerd te hebben.”
“Ik groeide op in een doof gezin, mijn moedertaal is Gebarentaal. Dat maakt het voor mij nog altijd moeilijk om woorden te geven aan wat ik denk”
U bent opgegroeid in een gezin met een dove vader en een dove moeder.
(pikt in) “En een dove zus. Alleen mijn broer en ik zijn horend. Ik ben bovendien het achterkomertje. Mijn zus is twaalf jaar ouder en mijn broer negen.”
Had dat grote impact op uw jeugd?
“Dat zal wel, al heb ik het nooit zo aangevoeld. Toen ik acht was, belde ik al naar verzekeringsmaatschappijen en banken om dingen te regelen. Dat was de normale gang van zaken. Vandaag besef ik dat dat eigenlijk niet zo normaal is. Mijn moedertaal is Gebarentaal. Dat maakt het voor mij nog altijd moeilijk om woorden te geven aan wat ik denk, omdat ik daartoe thuis nooit gestimuleerd ben. Ik werk nog elke dag aan het onder woorden brengen van mijn ideeën en emoties.”
Werd u daarmee niet gepest als kind?
“Neen, dat kan ik niet zeggen. Eerder het tegendeel: ik had de indruk dat andere kinderen het wel bewonderden dat ik ook Gebarentaal kon. Mijn afkomst is wel een belangrijk deel van mijn identiteit. Ik heb gezien en gehoord hoe mijn ouders behandeld werden, zeker toen ze jong waren. Zij werden weggestoken op internaat zodat ze niemand in de weg zouden lopen. Ze mochten zelfs geen Gebarentaal spreken op de speelplaats. Ze werden doofstom genoemd en amper aanvaard. Ik krijg kiekenvel als mijn pa daar verhalen over vertelt. (even stil) Maar ook later nog: mijn pa is duivenmelker. Ik ben dikwijls met hem op café geweest. Hoe daar soms over hem gesproken werd … (zucht) Hij hoort het misschien niet, maar hij voelt het wel. Ook het paternalisme is niet verdwenen. Sommige mensen behandelen hen als kleine kinderen. Ik gruw daarvan, ook al is het soms goedbedoeld.”
Is het voor hen dat u aan politiek doet?
“Goede vraag. (denkt na) Ik doe aan politiek om te strijden voor gelijke kansen voor iedereen. Dat is mijn basisideaal. Er zijn al veel drempels weggenomen, maar de strijd is niet gestreden. Dus ja, mijn afkomst zal zeker mijn drive bepaald hebben. De generatie van mijn zus was eigenlijk de eerste om te zeggen: Mannekes, wij mogen dan wel doof zijn, maar wij betekenen ook iets in deze samenleving. Mijn zus is echt een vrijgevochten vrouw. Het idealisme heb ik van haar, denk ik. Zij werkt vandaag voor Doof Vlaanderen. Ook mijn broer is vrijgevochten.”
Hebt u dan ‘geluk’ dat u horend bent?
(blaast) “Is dat geluk hebben? Ik heb het nooit op die manier bekeken. Ik had ook doof kunnen zijn, want het is voor een stuk erfelijk. We hebben daar ook rekening mee gehouden toen we zelf kindjes kregen. Maar zie: zowel mijn zus, mijn broer als ikzelf hebben twee kindjes en geen enkel is doof. En was het toch zo, dan zou het ook gelukt zijn.”
Ook uw politiek verhaal is in Oostkamp begonnen. Als 20-jarige stond u al op de lokale lijst van SP.A-Spirit. Dat moet u even uitleggen.
“Het zijn Geert Lambert, Jasmijn Bonte en Bart Caron die mij warm gemaakt hebben voor Spirit (de progressieve afsplitsing van de Volksunie, red.). Ik vond hun links-liberale verhaal heel verfrissend. Helaas is het niet gelukt om als zelfstandige partij door te gaan. Toen het kartel met SP.A brak en ook opvolger SLP niet lukte, heb ik de meerderheid van de leden gevolgd naar Groen – een goede keuze.”
Terug naar de Gentse politiek. Is het geen nadeel dat u een West-Vlaming bent?
(wikt zijn woorden) “Ik denk dat de kracht van Gent zit in het aantrekken en aanvaarden van nieuwkomers. Gentenaars vinden het belangrijk dat iemand zich hier thuis voelt. Dat is mij alvast gelukt: ik voel mij heel Gents.”
Dat zijn de politiek correcte clichés. Uw collega Filip Watteeuw krijgt dikwijls op verwijtende wijze voor de voeten geworpen dat hij een West-Vlaming is. U niet?
“Neen, zelden. Maar misschien wel na dit interview? (lacht) Oké, als politieke tegenstanders je willen pakken, dan wijzen ze weleens naar je achtergrond. Maar goed: dat stoort mij niet. Dat is een teken van zwakte.”
Uw carrière beperkt zich voorlopig tot Gent. Hebt u ook nationale ambities?
“Ik ben ooit jongerenvoorzitter geweest en ik heb ook nog in het partijbestuur gezeten, maar vandaag en ook voor 2024 ligt mijn volle focus op Gent. Ik denk dat ik hier mijn talenten het beste kan benutten en een cumul doen we bij Groen niet. Een schepenmandaat is meer dan een voltijdse opdracht. Ik vind trouwens dat er al veel te vroeg over die verkiezingen gesproken wordt. Ik wil eerst nog anderhalf jaar goed besturen. Ik ben niet alleen bevoegd voor de Feesten, hoor.” (lacht)
Wat zou u doen als u straks uit het stadhuis vliegt? Die kans is niet onbestaande, nu Open VLD en Vooruit hier een kartel vormen.
“Als zij straks met N-VA besturen wel, ja. Dat besef ik. Vooruit is niet van kartelpartner veranderd om na de verkiezingen gewoon verder te doen met dezelfde partijen. Maar opnieuw: ik vind het veel te vroeg om daarmee bezig te zijn.”
Bent u een man zonder dromen?
(lacht) “Oei, kom ik zo over? Wat ik wil zeggen: vandaag ligt mijn focus volledig op Gent en na de verkiezingen zien we wel weer. Ik heb ooit met mijn beste maat afgesproken dat we op ons 50ste een eigen bierbrouwerij beginnen. We hebben zelfs al een naam. Maar in 2024 zal ik nog geen 50 zijn.” (knipoogt)
Wie is Bram Van Braeckevelt?
– Geboren op 11 september 1986 in Brugge.
– Bachelor sociaal werk (Vives) en master Europese politiek (UGent).
– Woont in Gent. Getrouwd. Vader van twee kinderen: Miel en Marit.
– Werkte van 2009 tot 2018 voor de liberale vakbond ACLVB.
– Van 2013 tot 2014: voorzitter van Jong Groen.
– Van 2013 tot vandaag: gemeenteraadslid in Gent.
– Van 2019 tot vandaag: schepen, bevoegd voor Netheid, Toerisme, Werk, Sociale Economie en Feesten.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier