Conner Rousseau in debat met zijn West-Vlaamse vader: “Doe gie maar normaal”

Samen poseren voor de foto, een ongemakkelijk moment. © Davy Coghe
Redactie KW

Vader en zoon Rousseau, dat is hard tegen onzacht. Altijd spitant, vaak schalks, met een kwinkslag. “Ik neem een risico met dit interview”, zucht Conner. “Ik heb een franke muil, maar mijn pa is tien keer erger.” Of deze van Jo: “Dat kartel met die blètende teddybeer: dat was een grote fout.” Maar vergis u niet: wie het harnas kan breken, ontdekt vooral trots en liefde voor elkaar.

“Gie nie wi, veugel.” Het antwoord van Jo op de vraag of hij zijn zoon wil knuffelen voor de foto. Da’s duidelijk. Conner rolt de ogen. “Doe alstublieft normaal, pa.” En dan met een schalkse knipoog: “Voor een keer dat ge een interview moogt doen.”

Wij kunnen onze lach niet verbergen. Moeten we die twee voorstellen? Oké dan, kort. Conner Rousseau is de nieuwe voorzitter van SP.A. Veelbesproken, omdat hij lak heeft aan de politieke zeden. Met zijn 27 lentes is hij de jongste partijvoorzitter ooit in dit land. Jo Rousseau is ook voorzitter, maar dan van de lokale afdeling in Nieuwpoort. “Ik ben eigenlijk uw baas, hé”, zal Conner op het einde van het gesprek zeggen. “Doe gie nu maar normaal”, zal Jo antwoorden.

Hebt u meegekregen wat u wel en niet mag zeggen vandaag?

Jo (kortaf): “Van wie zou ik? Van de partij? Ik heb mijn leeftijd, hé. Ik moet niet meer zwijgen.”

Conner (droog): “We hebben dat even geprobeerd. Tevergeefs. Ik heb vooral gevraagd om beleefd te blijven. Hij kan al eens raar uit de hoek komen.”

Jo: “Kom, ‘t is al goed. (in mooi Nederlands) We zijn hier vandaag samen om te bezinnen over de toekomst van onze mooie partij.”

Conner: “Ik neem een risico met dit interview, vrees ik. Ik heb een franke muil, maar mijn pa is tien keer erger.”

Jo: “Ik ben al kalmer dan vroeger, vind ik. Dat moet ook, met die sociale media. Je kan niet meer zeggen wat je wil, zeker niet als je in de politiek zit.”

Conner: “Onze pa heeft zo zijn eigen woordenschat. Mensen krijgen van hem een bijnaam. Een nogal aparte bijnaam.”

Jo: “Mijn vier vaste zijn: pollepel, veugel, buffel en vleesmusse.” (lacht)

Conner: “Er is nog een vijfde, maar die gaan we hier niet noemen. (lacht) Weet u, mijn vader is een volkse mens. Die kan praten tegen een hond met een hoed op. Ik waardeer dat aan hem. Wat hij doet, doet hij vanuit buikgevoel. Gelukkig heeft ie wel wat buik. (lacht) Hij zegt ook wat hij denkt. Ik heb dat meegekregen van hem.”

Jo: “Dat kan. Gelukkig heb je de intelligentie mee van je moeder.”

We hebben afspraak in vakantiecentrum De Barkentijn in Nieuwpoort. Dit is voor beiden een belangrijke plek, niet?

Conner (knikt): “Wij zijn hier, bij wijze van spreken, geboren en getogen. Mijn pa is van Kortrijk afkomstig. Zijn moeder had hier de leiding. Hij kwam hier vaak als kind, werd daarna monitor en hoofdmonitor en was maar liefst 38 jaar directeur. Ik ben opgegroeid in Sint-Niklaas, maar élke vakantie kwamen wij naar hier. Ik ben later ook monitor geworden.”

Jo: “Ik ga meer zeggen: gij zijt hier gemaakt. In kamer 101. Dat was de kamer van de directeur.” (lacht)

Conner: “Dit is gênant. Maar u ziet: ik ben voor de helft West-Vlaming. (lacht) Ik had eigenlijk twee levens als kind: één in Sint-Niklaas en één in Nieuwpoort. Dat waren twee mooie levens.”

Jo: “Dit gebouw was van de socialistische vrouwenvereniging. Ze zijn hier in de jaren vijftig begonnen met vakanties voor kinderen. Mijn grootmoeder was toen voorzitter van de West-Vlaamse afdeling. Mijn moeder zat daar ook in. Ik kom uit een écht rood nest, moet u weten. Toen ik directeur werd, zijn we wel wat meer losgekomen van de zuil. Dit is nu een vakantiecentrum voor alle kinderen. Ik vind een gezonde sociale mix heel belangrijk. Ik kreeg ook de vrijheid om dat te doen. Dat is de reden waarom ik dit zo lang volgehouden heb.”

“Wat is de meerwaarde van Groen? Niets. De groenen zijn kaloten zonder plastron” – Jo Rousseau

Conner: “Dat voelde nooit aan als werken voor u. Die kinderen, die kampen: dat was uw leven. Dit heeft ook mijn sociale reflex aangewakkerd. Ik heb gezien wat mijn pa allemaal deed voor die gasten. Als iemand een broek nodig had, dan kocht hij een broek, uit eigen zak. (kijkt naar zijn vader) Ik heb dat altijd straf gevonden van u. Uw sterkte is uw volks karakter, gekoppeld aan uw ideeën. Mijn pa heeft hier echt iets neergezet. Hij heeft honderden jongeren op het rechte pad gekregen. Ik hoop ook ooit die impact te kunnen hebben.”

Jo: “Het gebeurde dat mensen geen weg konden met hun kinderen en dat ze die dan voor twee weken naar hier brachten. Maar ik stond niet alleen, hé. Dat is evenveel het werk van al die monitoren. Die mannen worden ondergewaardeerd, vind ik. Dat zijn allemaal vrijwilligers, hé.”

U komt uit een écht rood nest, zegt u. Wat is dat dan?

Jo: “Ik ben geboren in een rode buik. Mijn grootmoeder, Maria Desmet, was ooit senator voor de socialisten. Mijn moeder was vele jaren gemeenteraadslid in Kortrijk. Wij waren allemaal dieprood. Mijn grootmoeder zou mij onterfd hebben, mocht ik voor een andere partij gestemd hebben. Die tijd is voorbij. Mijn vier kinderen zijn vrij om zelf na te denken. Ik denk zelfs niet dat ze allemaal rood stemmen. Ik zou het alleen spijtig vinden, mochten ze voor extreme partijen stemmen, voor Vlaams Belang of PVDA. Dan zou ik nog eens uit mijn kot komen.”

Wou u nooit in zijn voetsporen treden, Conner?

Conner: “Misschien wel. Maar ik sta nu ook voor een mooie uitdaging.”

Jo: “Dat zou niets voor jou zijn. Messi gaat ook niet in eerste provinciale voetballen, hé. Ik vind het schoon dat ge nog altijd wilt meehelpen aan de kampen, dat ge nog altijd gaat spreken met die monitoren. Gij voelt u niet te groot. Dat waardeer ik.”

Conner: “Ik heb altijd graag meegewerkt. Ik ga in de krokusvakantie opnieuw drie dagen vrijhouden om zestienjarigen op te leiden die monitor willen worden. Dat is voor de jeugdkampen van JOETZ (jeugddienst socialistische mutualiteit, red.). Ik doe dat gewoon graag. Ik hoop dat ik dat kan blijven combineren.”

Vader en zoon Rousseau. Jo:
Vader en zoon Rousseau. Jo: “Connor staat voor een moeilijke opdracht. Wij zijn vijftien procent kwijt op evenveel jaar. Als dat zo verder gaat, zijn we binnenkort dood.”© Davy Coghe

Jo, zag u een politicus in Conner toen hij kind was?

Jo: “Zéker. Hij was een stormram. Hij wou altijd zijn gedacht. Hij had daarom vaak boel: in de crèche, op school, met de leerkrachten. Hij kan niets gezegd worden. Dan wordt hij kwaad.”

Conner (zucht): “Ge maakt er een karikatuur van. Maar ik heb het niet voor regels. Dat is waar.”

Jo: “Wij hebben ook vaak gebotst, hé. Om die reden. Vroeg ik hem om zijn huiswerk te maken na school, dan deed dat hij dat zeker níet. Dan wachtte hij twee uur, tot ik het vergeten was. Nu goed, ik was ook zo. Ik had ook overal boel.” (lacht)

Bent u blij dat hij voor de politiek heeft gekozen?

Jo: “Néén. Hij is te intelligent. Hij kan ook te goed praten. Hij was beter advocaat geworden. Ik zag in hem de nieuwe Vermassen. De politiek is een avontuur, hé. Ik vind het ook snel gaan. Kent u dat verhaal van die Japanse steenkapper? Ik wil dat zijn en daarna wil ik dat zijn en dan wil ik weer dat zijn.”

Conner (pikt in): “Dat is niet te vergelijken. Die steenkapper was nooit tevreden. Ik ben wel tevreden.”

Jo: “Maar wie u niet kent, zou dat kunnen denken. Je was amper verkozen tot parlementslid, of je werd al fractieleider. Je was amper fractieleider, of je werd alweer voorzitter. Wat is de volgende stap?”

Conner (droog): “Tsaar, hé pa. Dat zou iets voor u zijn.”

“Socialisten móeten volks praten. Ik heb geen zin om in de bubbel van de Wetstraat te kruipen” – Conner Rousseau

Jo: “Jij hebt mij in de Humo eens afgeschilderd als de linkse Trump. Dan verkies ik toch de tsaar. (lacht) Neen, serieus. Een partijvoorzitter krijgt veel shit over zijn kop. Conner zal dat ook meemaken. Zijn moeder heeft het daar moeilijk mee. (even stil) Ik ook, moet ik toegeven. Het raakt me méér dan ik had gedacht, als mensen kritiek hebben op hem. Ik ben eigenlijk al geschrokken van mezelf.”

Conner: “Het is beter dat ze jaloers zijn dan dat ze medelijden hebben: dat is een spreuk van u. Ziet ge wel dat ik geluisterd heb.”

Jo: “Het is de eerste keer dat ge dat toegeeft.”

U kreeg al kritiek op uw taal en kledij. Wat doet dat?

Conner: “Weinig. Dat meen ik. Ik ga authentiek blijven, wat ze ook proberen. Dat ging vooral over die witte sneakers op het paleis. Ik zou die criticasters aanraden wat beter de modetrends op te volgen. Of mijn taal. Ga eens op café, en luister hoe mensen daar spreken. Dát is mijn taal. Die mensen moeten mij begrijpen. Socialisten móeten volks praten. Ik heb geen zin om in de bubbel van de Wetstraat te kruipen.”

Jo: “Ik volg u daarin. Ik heb ook altijd mijn voeten geveegd aan protocol.”

Kan uw zoon de partij weer op de rails krijgen?

Jo (denkt lang na): “Ik hóóp het. Voor mijn zoon én voor de partij. Hij staat voor een moeilijke opdracht. Wij zijn 15 procent kwijt op evenveel jaar. Als dat zo verder gaat, zijn we binnenkort dood. Mijn partij heeft twee grote stommiteiten begaan. We zijn ten eerste de jeugd kwijt. Dat is ook het probleem van CD&V. De mensen stemmen niet meer automatisch rood of katholiek. Ik hoop dat hij de jeugd opnieuw gaat aanspreken.”

Conner (pikt in): “Ik voel nu al dat de partij aan aantrekkingskracht wint. In dat opzicht kan ik niet klagen. Ik ben nu wel benieuwd naar de tweede stommiteit.”

Jo: “Het groene karakter van de partij. (zucht diep) Dat is de grote stommiteit van Steve Stevaert geweest. Groen was dood in 2003, maar Stevaert heeft die partij eigenhandig nieuw leven ingeblazen. Hij heeft ze zelfs een senator cadeau gedaan. En dan dat kartel met Spirit en die blètende teddybeer. Dat was ook een grote fout.”

Conner (rolt de ogen): “Pa, alstublieft.”

Jo (feller): “Het is toch zo? Ik bedoel Bert Anciaux, hé.”

Conner (droog): “Dat hebben ze door, hoor. Het is genoeg, kom. Kijk: socialisten moeten strijden tegen ongelijkheid. Als we de klimaatopwarming niet ernstig nemen, dan zal die ongelijkheid alleen maar stijgen. Daarom moeten we ambitieus zijn. De grote vraag is hoe we die ambitie willen realiseren. Wie gaat dat betalen? Dat mag niet de gewone man zijn. Komaan, pa, dat is toch ook uw gedacht? Gij zijt groener dan ge zelf denkt.”

(Jo kijkt verrast op)

Conner: “Neen? Omdat ze niet aan uw biefstuk mogen komen? Zijt ge daarom zo tegen de groenen?”

Jo: “Wat is de meerwaarde van die partij? Niets. Wie wil er nu geen goed klimaat? Die partij heeft geen nut van bestaan. Wist u dat Groen opgericht is door een pater? Dat was om de ontevreden kaloten weg te halen van de CVP. De groenen, dat zijn de kaloten zonder plastron.”

Conner: “Ge moogt die mening hebben, pa. Ge zijt oud en wijs genoeg. Maar ge maakt er een karikatuur van. Er zijn trouwens wél partijen die klimaat geen prioriteit vinden.”

Conner Rousseau in debat met zijn West-Vlaamse vader:
© Davy Coghe

Belt u uw vader soms om advies?

Jo (snel): “Nooit. Hij heeft mij nog nooit gebeld.”

Conner: “En belt gij wel? Nu gaat dat hier lijken alsof we niet overeenkomen.”

Jo: “We komen goed overeen sinds ge verkozen zijt. Ik moet u nu te vriend houden.” (knipoogt)

Conner: “Ik ben nu eigenlijk uw baas, hé. Ik had dat nog nooit zo bekeken. (lacht)

Jo: “Doe gie nu maar normaal. Nieuwpoort is zoals het dorp van Asterix en Obelix. Wij luisteren niet naar Julius Caesar.”

U woont nog bij uw moeder, Conner. Dat moet ook een unicum zijn voor een partijvoorzitter?

Conner (ongemakkelijk): “Dat is zo. Ik vind dat raar klinken. Dat komt ook gênant over, zeker? Het is tijdelijk, ik heb gewoon nog geen tijd gehad om een eigen stek te vinden, maar ik kijk elke dag op Immoweb, hoor.”

Jo (lacht): “Verzekers wel. Gij woont thuis voor uw gemak. Mama doet de was en de plas en gij zwaait ne keer. Dat is de reden. Da’s misschien ook best. Een partijvoorzitter heeft toch geen tijd voor een relatie. Dat mens zou te beklagen zijn.”

Conner (droog): “Bedankt voor de raad, pa. (onverstoord) Ik zoek iets in de buurt van Sint-Niklaas. De meeste van mijn vrienden wonen daar. Dat is ook vlakbij Brussel. Maar ik sluit niet uit dat ik ooit naar West-Vlaanderen verhuis. Ik voel me hier thuis. Ik hou van de zee. (kijkt op zijn horloge) Mijn excuses, maar ik zou eigenlijk moeten stoppen, ik heb nog een afspraak.”

Jo: “Echt? Ga maar. Dan doen wij nog even voort. Voor die ene keer dat ik een interview heb.” (knipoogt)