Vlaamse overheid mept openbaar vervoer op platteland verder lam

© belga
Peter Bossu
Peter Bossu Milieuactivist uit Diksmuide

Peter Bossu heeft het in zijn tweewekelijkse opinie over het openbaar vervoer.

Tot voor zowat een dikke twee jaar geleden was het openbaar vervoer op het West-Vlaamse platteland goed georganiseerd. Er waren extra buslijnen uitgebouwd van dorp X naar Y en waar dit niet haalbaar was, was het systeem van de belbussen actief.

Kinderen of wie dan ook die met het openbaar vervoer naar school, werk, de wekelijkse markt, de dokter, de vrienden of naar wat of wie dan ook wilden gaan, konden dat met het goed werkende systeem van de lijn- en de belbussen van De Lijn. Het systeem was zelfs een vorm van herverdeling en duurzaam. Een gezin dat enkel een tweede auto nodig had omdat iedere dag een gezinslid zich (ook) naar het werk moest verplaatsen, kon gebruik maken van het openbaar vervoer. Minder wagens op de weg, minder uitstoot en centen die het gezin voor andere zaken kon gebruiken.

Maar blijkbaar was alles te mooi, want de afbouw werd ingezet. Meer en meer middelen voor openbaar vervoer moesten naar steden als Antwerpen en het platteland… het openbaar vervoer op het platteland werd stukje bij beetje afgebouwd. Eind vorige week kwam daar nog maar eens een stukje bij. De zoveelste patat voor het openbaar vervoer in het buitengebied.

Waar de miserie echt begon

Toen toenmalig Vlaams minister van openbare werken Steve Stevaert (1954-2015) kort na de eeuwwisseling het principe van de basismobiliteit lanceerde, ontketende dit een radicale ommekeer. Na lange jaren van neergang en zelfs complete verwaarlozing van het openbaar vervoer in landelijk Vlaanderen, werden bussen weer op de kaart gezet. Om het uur een bus, op maximum 750 m loopafstand van de woning, werk of school, je moest er maar opkomen. Als het kon met gewone bussen, elders werden tientallen ‘belbussen’ opgestart. Het bussenplan van Stevaert was succesvol: De Lijn werd een sterk merk en jaar na jaar kon men sterke groeicijfers voorleggen. In die tijd werd het vooroordeel genekt dat enkel wat marginalen de bus nemen. Mensen waren niet (meer) beschaamd) om op een bus te zitten en bijzonder veel medewerkers van De Lijn trots op hun werk. De groei en de bloei van het openbaar vervoer werd plots (politiek) sexy.

De goed draaiende De Lijn, het modern imago en vooral de belbussen waren (politieke) tegenstanders een doorn in het oog. Men kreeg het niet over zijn of haar tong gerold dat dat systeem werkte en meer mensen op de bussen had gekregen en meer mensen dan ooit uit de mobiliteitsarmoede gehaald. Men zocht een stok en vond er een…

Zo’n twee jaar geleden werd bij de belbussen het nieuwe boekingssysteem “Cover” ingevoerd en juist dat zou volgens toenmalig Vlaams minister van mobiliteit Ben Weyts (nva) door afstemming van het aanbod van lijn- en belbussen de reiziger vlotter en sneller op de bestemming brengen. Het systeem werkte de eerste maanden rampzalig. Mensen die voordien dagelijks de belbus namen voor werk, school of wat dan ook en pakweg 30 minuten onderweg waren, werden nu geboekt op systemen waardoor ze de ene dag een verbinding konden nemen zoals vroeger, de dag erop helemaal geen of nog een andere dag een waarop ze zeer bizarre verbindingen kregen met overstappen en wachttijden waardoor een verbinding van 30 minuten naar 2 uur of meer ging om 9 km te overbruggen. In die maanden werden honderden mensen uit de bussen geduwd.

Blijkbaar was alles te mooi, want de afbouw werd ingezet

In ieder normaal bedrijf haalt men zo snel mogelijk de systeemfouten eruit om zoveel mogelijk klanten te houden. Niet zo bij De Lijn en niet zo bij de Vlaamse Regering: het dramatische boekingssysteem bestaat tot op vandaag. Ondertussen zijn weeral honderden gebruikers van die diensten uit de bussen gedreven en zie je in tegenstelling tot vroeger vaak bussen rijden met één passagier erin. Noch De Lijn, noch de vorige als de huidige bevoegde minister moeten afkomen met hun verhaaltje dat dit in het kader van de efficiëntie én de klantvriendelijkheid is. Men doet dit doelbewust, men weet waar de problemen en de behoeften van het platteland zijn, maar laat de gebruikers van belbus en co gewoon in de kou staan. Mijn vader had een woord voor dergelijke mensen…

De georganiseerde afbouw gaat door

Op 3 april 2019 keurde het Vlaams Parlement het nieuwe decreet “basisbereikbaarheid” goed. Met deze keuze werd het decreet ‘basismobiliteit’ van 2002 weggeveegd. Daarmee koos de Vlaamse overheid naar eigen zeggen voor een zogenoemd vraag gestuurd openbaar vervoer in vier lagen. De eerste laag bestaat uit het spoorwegnet. Dat is federaal, en wordt uitgebaat door de NMBS en Infrabel. De tweede en derde laag zijn het zogenaamde kern- en aanvullend net, de grote lijnen in en tussen de stedelijke kernen. Vandaag zijn deze in handen van De Lijn. De vierde laag is het vervoer op maat. Dat is wat vandaag bijvoorbeeld bekend staat onder belbussen en het vervoer voor mensen met een beperking en het leerlingenvervoer. Men ging meer luisteren naar de “lokalen” en steden en gemeenten zich laten organiseren in vervoersregio’s, om te bepalen wat ze zelf qua bussen en trams in de regio willen. Alles zou tegen eind 2020 ingevoerd worden… Zou…

In het Vlaams Parlement liet de nieuwe Minister van Mobiliteit en Openbare Werken Lydia Peeters (Open VLD) vorige week weten dat de uitvoering van dit systeem tegen het einde van 2020 (zoals voorzien door de vorige regering) onmogelijk wordt omdat ze “aan het begin van haar termijn op grote problemen stootte”. De Lijn zelf moet nog een audit ondergaan – een ‘benchmark’ – om te bepalen of ze klaar is voor de geliberaliseerde markt van het openbaar vervoer. Dat moet van Europa. Het vervoer op maat gaat de Vlaamse overheid niet meer zelf organiseren maar uitbesteden aan de markt. Ook deelsystemen zoals deelfietsen en deelsteps vallen daaronder. De zogenoemde vervoerregio’s kunnen bepalen welke mobiliteitsdiensten ze precies willen. Vervolgens koopt het departement Mobiliteit van de Vlaamse overheid in Brussel diensten in, zoals bijvoorbeeld busvervoer bij een privébedrijf. Daarvoor moet elke regio wel een vervoersplan opstellen. In de oorspronkelijke timing was voorzien dat de 15 vervoersregio’s in het voorjaar van 2019 klaar zouden zijn met de opmaak van hun vervoersplannen. De vervoersregio’s zijn echter met vertraging opgestart en de gunningsprocedure voor het aanduiden van studiebureaus, die de vervoersplannen moeten opmaken, ging ook niet vlot.

Vier vervoersregio’s vroegen al uitstel, zegt de minister en van 12 vervoersregio’s zei het begeleidende studiebureau aan de administratie van Lydia Peeters dat de timing niet haalbaar is. Alleen de regio’s Leuven en Antwerpen zitten al op schema. Niet moeilijk want deze stedelijke gebieden hebben totaal andere vragen en behoeften dan bijvoorbeeld ons West-Vlaamse platteland. De met zoveel poeha aangekondigde hervorming en modernisering van De Lijn dat moest zorgen voor een duurzame oplossing voor het openbaar vervoer op het platteland komt er dus zeker niet tegen eind 2020. De administratie van de minister waarschuwt al dat er nog zoveel dient te gebeuren dat de uitvoering ten vroegste begin 2022 kan. Mensen als ik met een “slecht karakter” of zeg maar enige kennis van de politiek denken dan al direct: “het zal niet meer voor deze regering zijn… die nog maar amper een paar manden bezig is”.

De gebruiker is de dupe

Het blijft me verbazen dat er op de uitspraken van minister Peeters van vorige week geen stroom van reacties kwam van onze West-Vlaamse (plattelands-) burgemeesters en andere politici. Met deze aankondiging is zeer scherp duidelijk gemaakt dat, zonder grondige bijsturing vanuit de Vlaamse Regering, gebruikers van onder meer belbussen in West-Vlaanderen nog jaren in de kou gaan gezet worden. Hebben we dan geen West-Vlaamse vertegenwoordigers meer in de huidige Vlaamse Regering die begaan zijn met de mensen in kleine dorpen en het echte platteland? Weten die vertegenwoordigers wel wie jarenlang o zo dankbaar gebruikt maakte van het “oude” systeem? Weten ze echt niet meer dat dit systeem mensen uit de mobiliteitsarmoede kreeg, zorgde voor minder auto’s in de file, een vorm van sociale herverdeling en duurzame uitbouw van ons West-Vlaamse platteland was?

Mag de afbraakpolitiek van “we zijn ertegen omdat het van anderen komt, goed werken of niet” eens stoppen. Mag het echt eens over wat anders gaan dan al de klote politieke afwegingen van postjes, macht, het grote gelijk? Mag het echt weer gaan over wat de burgers, mensen, kiezers echt nood aan hebben: beleid en verantwoordelijkheid opnemen in het belang van al deze mensen? AUB!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier