Karl schrijft naar ultraloper Karel Sabbe: “Ik moest glimlachen bij het lezen van je woorden”

Karl Vannieuwkerke
Karl Vannieuwkerke schrijft elke week een brief

Karl Vannieuwkerke schrijft deze week een brief naar ultraloper Karel Sabbe. Vorige week werd Karel in de bossen van Kasterlee wereldkampioen door op drie dagen tijd een afstand van 502,95 km af te leggen. Karel mag altijd antwoorden: karl@kw.be.

Beste Karel,

Mijn eerste zinnen zijn niet bedoeld om te shockeren, maar proberen een gevoel weer te geven. Als ik aan ultralopers denk, balanceren mijn gedachten van bewondering naar verwondering en terug. Ik proef waanzin en passie in jullie prestaties. Het springt van wauw naar goed zot. Er valt met lang lopen niets te verdienen, maar er moet aan het eind van het verhaal een orgastische gewaarwording wachten. Ik kan me anders niet voorstellen waarom een tandarts met een mooie praktijk in Ronse al zijn vrije uren vult met het verslijten van loopschoenen. Voor alle duidelijkheid; ik kan het niet weten. De halve marathon van Parijs was in het begin van deze eeuw de langste tocht die ik ooit liep. 21 kilometer. Voor ultralopers van jouw slag is dat een uitstapje tussen het zondagse ontbijt en de lunch met de familie. Een rustdag.

Mijn enige ervaringen met ultralopen beperken zich tot observeren, Karel. Maar dan wel van heel dichtbij. Toen ik in het begin van de jaren negentig nog bij Focus TV werkte, was een van de jaarlijkse hoogtepunten de Nacht van Vlaanderen in Torhout. Ik stond erop om vanop een motor de wedstrijdlopers van de 100 kilometer te volgen. Het waren de gouden jaren van Jean-Paul Praet. Ik haalde er genot uit om me met de motor voor, achter en naast hem te nestelen. Met bewondering keek ik naar zijn tred. Praet, een fenomeen. Een zonderling ook. Hij sprak geen woord tijdens zijn overwinningstocht van ruim zes uur. Op gezette tijdstippen kwam de begeleider op de fiets langs met de bevoorrading. Hij at en liep verder. Als in een trance. Zijn darmen moeten tijdens de trip onvermijdelijk veranderd zijn in een kwalijk riekend kanaal. Als een sfinx liep Praet door de West-Vlaamse polders, onbewogen gleed hij door dorpskernen waar orkestjes speelden als was het de Elfstedentocht en met beentjes die maalden als een koffiemolen telden de kilometers verder af. Praet leek altijd onverstoorbaar in zijn stomme act.

Wie ruim 500 km loopt op drie dagen, mag niet kwaad zijn als hij het etiketfreak krijgt opgekleefd

Jij lijkt mij het andere type, Karel. Bij Praet heb ik wel eens een zuinig lachje gezien, bij jou zie ik guitige ogen en een gulle schaterlach. Of zijn het momentopnames van de fotografie? Ik denk het eerlijk gezegd niet. Vorige week werd je in de bossen van Kasterlee wereldkampioen door op drie dagen tijd een afstand van 502,95 kilometer af te leggen. Ik heb het cijfer wel een keer of vijf laten binnensijpelen en probeerde me er iets bij voor te stellen. Waaraan denkt een tandarts als hij al die kilometers maalt? Aan ontstoken wortelpunten, wijsheidstanden van een dinosaurus of een spleetje tussen de tanden van een Bengaalse tijger? Ik zag een berg energierepen en sloten isotone drank voor me, maar jij had het over macaroni met kaas, balletjes in tomatensaus of gehakt met puree (sic) tijdens de inspanning. Ik moest glimlachen bij het lezen van je woorden. Een freak met humor. Zoiets. Want geef toe. Wie ruim 500 kilometer loopt op drie dagen, mag niet kwaad zijn als hij het etiket freak krijgt opgekleefd.

Ik had destijds heel veel respect voor Jean-Paul Praet maar kreeg nooit het gevoel dat ik hem beter wilde leren kennen. Bij jou heb ik dat om de ene of andere reden wel. Ik keek nog eens naar je foto en dacht dat het wel leuk zou zijn om een pint met je te drinken en verhalen te vertellen. Ik denk dat het over meer dan alleen maar lopen en wielrennen zou gaan. Misschien ooit eens, Karel? Als de cafés de deuren opnieuw mogen openen.

Warme groet,

Karl schrijft naar ultraloper Karel Sabbe: