Karl schrijft een brief naar Jan Boskamp: “Dankzij jou straalde het geluk van kindersnoetjes, Jan”

© Getty Images
Karl Vannieuwkerke
Karl Vannieuwkerke schrijft elke week een brief

Karl Vannieuwkerke schrijft deze week een brief naar Jan Boskamp. De voetbalanalist vertelde deze week voor het eerst over de zelfmoord van zijn 19-jarige kleinzoon in november van vorig jaar. Boskamp mag altijd antwoorden: karl@kw.be

Beste Jan,

Ja, Jan. Nooit heb ik je aangesproken met Johan. En ik zal het ook nooit doen. Ik heb in je dichte omgeving ook niemand Johan horen zeggen. Al een hele week flits je door mijn hoofd, Jan. Jij en Dennis, je kleinzoon die in november op 19-jarige leeftijd uit het leven stapte. Ik las je interview met Hugo Camps in de krant en voelde je pijn. Je kleinkinderen waar je zo graag over praatte. Alles mocht gebeuren, maar hen iets overkomen. Dat niet.

Het zoeken naar oorzaken is in deze een logische tocht, maar een heel ondankbare. Allicht komt er nooit een einde aan en moet je het een plaats proberen te geven. Gemakkelijk gezegd. Ik zie je zitten, weggezakt in je sofa. De benen in de lucht en de blik op een onbestemde vlek op de muur. Af en toe word je opgeschrikt door de overslaande stem van een commentator die een wenkende kans gemist ziet of een doelpunt van uitzonderlijke schoonheid met de nodige retoriek overlaadt. Voetbal als afleidingsmanoeuvre, terwijl het jaren de absolute hoofdzaak in je bestaan was.

Je bent al je hele leven dol op kinderen. Geen inspanning te veel als het daarover gaat. Wie zijn gouden schoen veilt voor SOS-kinderdorpen is een goed mens. Punt. Ik herinner me dat je een jaar of zes geleden helemaal tot in Diksmuide reed om op een koude winteravond training te geven aan onze U13. Of je iemand nodig had om je te assisteren? Ben je mal, Karel (sic)! Geef me die mannetjes en we zijn twee uur uur bezig. Ze wisten een week op voorhand dat je kwam en sliepen niet meer. Training van Johan (zij zeiden het wel zo) Boskamp. Het zou het hoogtepunt van het seizoen worden. En dat werd het ook.

Ze mochten voor één keer trainen op het hoofdterrein (toen nog niet in kunstgras) en hingen aan je lippen, spurtten voor hun leven. Ik sloeg het tafereel gade vanop een afstand. Luid gelach in de groep. “Hei witte, wat sta jij daar nou te lullen? Als je het niet goed doet, krijg je een schop onder je reet.” Dat bleken je legendarische woorden tegen de meest talentvolle van de groep te zijn, wist mijn zoon Jef die ook deel uitmaakte van dat ploegje me achteraf te vertellen.

Maandenlang werd je quote gebruikt als het even wat minder ging in de groep. Als ontmijner van spanningen, als ijsbreker bij stiltes, als anti-stressmiddel voor een belangrijke match. Niet veel later nodigde je dat ploegie uit in de Kuip. Het kon niet op toen we met de bus in Rotterdam aankwamen: VIP-parking voor KSV Diksmuide, tickets op rekening van vriend Jan, een etentje dat we absoluut niet mochten betalen, voor elk spelertje een truitje van Feyenoord. Geluk straalde van kindersnoetjes. Een kwartier later nog een truitje. Een thuis- en een uitshirtje, gniffelde je.

We reden terug naar de Westhoek met een bus nieuwbakken Feyenoordfans. Jan Boskamp ten voeten uit. Gul in de bulderlach, gul als verspreider van warmte en liefde. We hebben mekaar veel te lang niet gezien, terwijl we vroeger bijna samenwoonden in een televisiestudio. Ik koester die momenten en ben dankbaar. Het gelach om je late tackle tegen Schotland op het WK in Argentinië, jij die Geert Devlieger het ene woord (Feyenoord) deed uitspreken of de onnozele vraag om de hoeveel tijd je je groene trui water moest geven. Ik mis je, Jan. Gaan we snel nog eens eten? Bijpraten, lachen, even de zorgen vergeten, een goede knuffel. Ik bel je deze week.

warme groet,