Schrijfster Ann De Craemer gunt ons maandelijks een blik in haar ziel…
Sinds eind december prijkt in de etalage van de Proximus-winkel in Tielt een lichtbord waarop reclames verschijnen van promoties allerhande. De zaken moeten nu eenmaal draaien, maar het probleem is dat het bord ook ‘s avonds en ‘s nachts blijft flikkeren. Mijn woonkamer verandert daardoor in een discotheek-met-stroboscoop, wat rustig televisiekijken of een boek lezen verre van aangenaam maakt. Een buurvrouw ging in de winkel vragen of het bord ‘s avonds kan worden gedoofd, maar daar klonk het dat ‘de timer alleen in Brussel kan worden ingesteld’. Ik nam daarom via Twitter contact op met Proximus. Er werd mij beloofd dat het bord die avond nog om negen uur zou worden uitgezet.
Intussen heb ik al zes keer met Proximus gemaild, maar krijgen we ‘s avonds nog altijd gratis blauwwitte stroboscoopverlichting.
We zijn zo gewend geworden aan constante verlichting dat we niet meer weten wat duisternis betekent
Naast luchtvervuiling, zei ik de Proximus-mevrouw, bestaat er ook zoiets als lichtvervuiling. In Vlaanderen zijn we daar sterk in, of bekijkt u deze kaart maar eens: verbijsterend. Veel lichten op onze autosnelwegen zijn ‘s nachts gelukkig al jaren gedoofd, en dat geldt ook voor onze steden. In Tielt gaat in veel straten de openbare verlichting uit van elf uur tot halfvijf; enkel op vrijdagnacht en in de nacht van zaterdag op zondag blijven de lichten branden. SP.A Tielt kwam onlangs met het voorstel om de volledige nachtdoving te vervangen door gedimde LED-verlichting. Als dat het onveiligheidsgevoel van vooral oudere mensen kan wegnemen, vind ik dat geen slecht idee.
En toch. We zijn zo gewend geworden aan constante verlichting dat we niet meer weten wat duisternis betekent. De smartphone is een constante lichtbron in onze buurt, vaak tot in de slaapkamer. Iedereen weet intussen dat tot ‘s avonds laat naar een felverlicht scherm staren de slaapkwaliteit niet bevordert, maar toch – en ik pleit ook schuldig – is het een gewoonte die zo moeilijk af te leren valt.
U zou verbaasd zijn hoeveel u kunt zien wanneer er niets te zien is, en hoeveel u hoort wanneer u alleen uw eigen hart voelt kloppen
Zou het niet kunnen dat de overdaad aan verlichting in ons leven een van die dingen is die van ons zulke onrustige mensen maakt? Heeft u op ooit op vakantie in volstrekte duisternis naar de sterrenhemel gekeken en ervaren hoe rustgevend dat is? In december las ik in De Tijd een razend interessant artikel over hoe duisternis een luxeproduct is geworden. Om de Melkweg nog te kunnen zien – dat kan een derde van de wereldbevolking niet meer – moet je als Vlaming al naar Lauwersmeer rijden. Dat is een natuurgebied op de grens van Friesland en Groningen, in het uiterste noorden van Nederland, op vier uur rijden van Brussel. In 2016 werd het erkend door de International Dark Sky Association (IDA), een vereniging die wereldwijd ijvert voor de bescherming van de duisternis.
Want als moderne en altijd druk-druk-druk bezig zijnde mens zouden we het haast vergeten: dat duisternis net als stilte een luxeproduct is geworden. Helaas is Lauwersmeer te ver voor een regelmatig bezoek, maar ik ga wel minstens één keer per week naar de meest duistere plek van Tielt: de Poelberg. Alles wat ik mis wanneer het leven te druk wordt kan ik er vinden: ver kijken, stilte, en (relatieve) duisternis. Ik kan u ten zeerste aanraden zelf regelmatig de duisternis op te zoeken: tegen hoofdpijn is het goedkoper dan een paracetamolletje, én gezonder. U zou verbaasd zijn hoeveel u kunt zien wanneer er niets te zien is, en hoeveel u hoort wanneer u alleen uw eigen hart voelt kloppen.
Onze columnisten
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier