Clichécheck (4): West-Vlamingen spreken alleen West-Vlaams

Talitha Dehaene

Journaliste Talitha Dehaene (28) zag het licht in Ieper, maar trok als tiener tien jaar naar Amsterdam. Na nog twee jaar Antwerpen, is ze helemaal terug thuis. Elke week onderzoekt ze hier de clichés over de West-Vlaming.

Het cliché: West-Vlamingen kunnen alleen maar West-Vlaams spreken.

Er zijn weinig dingen op tv die ik zo hemeltergend vind als straatinterviews met een West-Vlaming in zijn natuurlijke habitat. Of toch het soort interviews waarbij het ‘Herrit Callewaert ut Bavikhove’-gehalte de pan uit swingt. Als zoiets op tv voorbijkomt, weet ik niet waar kruipen van plaatsvervangende schaamte.

Het is niet dat ik geen West-Vlaams op tv wil. Ik heb alleen een probleem met het hardnekkige cliché van de domme West-Vlaamse boer die geen normaal Vlaams kan spreken. Dat cliché houden we zelf steeds in stand door amper moeite te doen om een beetje verstaanbaar te zijn voor niet-provinciegenoten. Misschien vinden West-Vlamingen dat stoer of zo, dat niet-conformeren aan de standaardtaal (want ja, zo rebels zijn we dan ook wel weer), maar zomaar in het journaal voor 1,5 miljoen Vlamingen plat dialect spreken alsof je een tussenslag met stoofvlees en twee bouletten bestelt in de plaatselijke frituur, sorry, dat komt gewoon boertig over.

Ik moedig het West-Vlaams aan. Maar dan wel tot aan de provinciegrenzen

En ja, ik weet het, Antwerpenaren doen het ook vaak. Maar omdat hun dialect nu eenmaal decennialang de voertaal was in elke serie waar een beetje sappig in werd gesproken, is het Antwerps inmiddels voor de doorsnee Vlaming best goed te begrijpen. Wij, die pas sinds enkele jaren ontdekt zijn door tv-makend Vlaanderen, staan helaas nog niet zover. Dus wij moeten nog een beetje moeite doen.

Maar denk nu niet dat ik niet van het West-Vlaams houd, beste lezer. Integendeel: een van de grootste voordelen van weer hier wonen, is dat ik het elke dag kan spreken. Niets doet een West-Vlaming immers meer op zijn gemak voelen dan zijn eigen dialect. Het mooie aan ons dialect is dat je meteen kan horen waar iemand vandaan komt, maar niet wat zijn achtergrond of job is. Van de poetsvrouw tot de ceo: bij ons spreekt iedereen West-Vlaams. Ik moedig het dus keihard aan: West-Vlaams, altijd en overal! Preus lik fjirtig! Maar dan wel tot aan de provinciegrenzen en niet meer tegen Martine Tanghe. Zullen we dat afspreken?

Het oordeel: waar. Ik weet nog niet goed of het van niet willen of niet kunnen is, maar we houden het cliché wel zelf in stand.