Beleid op maat voor sterke(re) gewesten nodig

© Getty Images/iStockphoto
Bert Mons
Bert Mons Directeur Voka West-Vlaanderen

Vlaanderen, Wallonië en Brussel lijken soms verschillende werelden. Niettemin blijven er sterke economische banden tussen de regio’s. Zo blijven voor elk van de gewesten de andere gewesten de belangrijkste ‘externe’ afzetmarkt. Dat neemt niet weg dat er tussen de regio’s ook op economisch vlak belangrijke verschillen zijn, zoals op de arbeidsmarkt. Voor heel wat arbeidsmarktindicatoren hangt Vlaanderen in de Europese middenmoot. Wallonië en Brussel zijn echter al te vaak helemaal achteraan het Europese peloton te vinden.

De pijnlijkste verschillen zitten allicht in de armoedecijfers. Voor verschillende armoede-indicatoren horen Wallonië en zeker Brussel bij de zwakste regio’s van Europa, terwijl Vlaanderen het vrij goed doet. In Vlaanderen wordt 1,9 procent van de bevolking geconfronteerd met ernstige materiële deprivatie, terwijl dat in Wallonië oploopt tot 6,7 procent, in Brussel tot 10,6 procent. De armoedecijfers liggen in België onaanvaardbaar hoog, en dat is vooral een zaak van Wallonië en Brussel.

Geen convergentie

In normale omstandigheden zou de economisch sterkere regio mensen en kapitaal aantrekken en/of zou de economisch zwakkere regio via lagere lonen en goedkopere terreinen en gebouwen een concurrentieel kostenvoordeel opbouwen, dat dan de basis kan vormen voor het aantrekken van nieuwe activiteiten. Op het niveau van de gewesten zijn dat soort mechanismen verstoord. De pendel vanuit Wallonië naar Vlaanderen is de voorbije jaren net afgenomen. En door het federale keurslijf van de loonvorming, de sociale zekerheid, de fiscaliteit en het arbeidsmarktbeleid is het voor de zwakkere regio’s moeilijk om een significant concurrentieel voordeel op te bouwen.

Het ziet er naar uit dat het welvaartsverschil tussen de gewesten ook de komende jaren blijft toenemen

Gezien de sterke economische banden heeft elk van de gewesten er belang bij dat de andere gewesten economisch sterk presteren. Dat zou belangrijke economische spillovers opleveren, en zou ook de persistente interregionale transfers inperken. In het hele debat over onze staatsstructuur zou een cruciale vraag moeten zijn: ‘welke staatsstructuur kan de economische prestaties van de regio’s het best ondersteunen?’.

Van de huidige staatsstructuur is tot nog toe niet gebleken dat die een economische inhaalbeweging van de achterblijvende gewesten ondersteunt. Integendeel, de economische divergentie neemt nog toe. Het ziet er naar uit dat het welvaartsverschil tussen de gewesten ook de komende jaren blijft toenemen. Een aanpassing van het model dringt zich op.

Hefbomen

De beste manier om de regio’s hun beleid te laten afstemmen op hun specifieke omstandigheden en op hun politieke voorkeuren is om hen de hefbomen van dat beleid zo veel mogelijk zelf in handen te geven. Dat geldt bij uitstek voor het arbeidsmarktbeleid. Zo kan elk van de gewesten echt gaan inzetten op de eigen specifieke probleempunten.

Daaraan moet dan ook een zekere financiële responsabilisering van de gewesten gekoppeld worden. Dat betekent niet dat er geen ruimte is voor interregionale solidariteit, maar wel dat de regio’s de vruchten van hun eigen inspanningen kunnen plukken. Meer beleidshefbomen in regionale handen met bijhorende financiële responsabilisering is allicht de beste manier om tot een krachtdadig beleid te komen dat de economische prestaties in elk van de gewesten versterkt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier