“Als we in Brugge nog eens een gouden eeuw willen beleven, mag het toch net iets meer zijn”

Xavier Taveirne
Xavier Taveirne Columnist KW

Wat speelt er door het hoofd van iemand die dagelijks van Brugge naar Brussel pendelt? We vroegen het Xavier Taveirne. Hij vertelt het ons in deze column. Volgende week: Liesa Naert.

Als je wil opvallen, heb je iets nodig dat je uniek maakt. Dat is voor mensen zo, maar voor steden is dat niet anders. Soms komt dat als vanzelf – Parijs is de lichtstad, New York de stad niet nooit slaapt – maar af en toe moet je zo’n reputatie-in-wording ook een duwtje geven.

Zo wil Aalst zich voortaan profileren als stad van de lach en Kortrijk trekt doelbewust de kaart van design. Maar in mijn eigen stad vind ik dat niet zo duidelijk. Wat is Brugge? Een toeristische stad, dat zeker, maar je kan dat bezwaarlijk uniek noemen. Het is er mooi, het Venetië van het noorden, maar een snelle google-search leert dat er wel meer steden zijn die zichzelf zo (laten) noemen.

“Mensen die Brugge niet kennen spreken smalend al eens van een openluchtmuseum. Maar zullen we die titel niet gewoon aan Bokrijk laten?”

We hebben ook koetsen, kasseien en een haven. Maar bij geen van die dingen denk je meteen aan Brugge. Mensen die Brugge niet kennen spreken smalend al eens van een openluchtmuseum. Maar zullen we die titel niet gewoon aan Bokrijk laten? En dan in één tijd ook onze rug rechten en van Brugge de stad van de creativiteit maken?

Geef jonge ondernemers met hun start-up een plek in historische leegstaande panden, haal alle creatieve opleidingen naar hier en hou al dat talent met een diploma ook in Brugge. Niet dat ik niet van kant en chocolade hou, maar als we hier nog eens een gouden eeuw willen beleven, mag het toch net iets meer zijn.