Acht op de tien West-Vlaamse kinderen zitten op normaal gewicht

© Kind en Gezin
Redactie KW

Minstens acht op de tien kinderen in Vlaanderen hebben tot en met hun 14de een normale body mass index (bmi). West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant doen nog net iets beter dan gemiddeld. Vanaf de leeftijd van 10 jaar zijn er wel duidelijk meer kinderen met ofwel een laag bmi of met overgewicht. Wie opgroeit in kansarmoede, heeft vanaf de eerste levensjaren een grotere kans op overgewicht. Tieners in kansarmoede tonen zelfs dubbel zo vaak overgewicht als andere tieners.

Kind en Gezin en Zorg en Gezondheid hebben hun krachten en cijfergegevens gebundeld om het gewicht van de kinderen tussen 2 en 14 jaar in Vlaanderen te onderzoeken. De gegevens werden verzameld via de lokale teams van Kind en Gezin en de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB).

Iemands bmi of gewicht zegt zeker niet alles over de gezondheid van die persoon – zo kan iemand met een normaal gewicht perfect ongezond leven en omgekeerd – maar het gewicht of de body mass index (bmi) wordt wel gezien als een indicator voor de levensstijl. “Cijfers zeggen niet alles”, zegt Dirk Dewolf, administrateur-generaal Zorg en Gezondheid. “Een normaal gewicht staat niet altijd synoniem voor een gezonde levensstijl, net zoals een BMI buiten de ‘normale zon” niet altijd het gevolg is van een ongezonde levensstijl of een synoniem voor ongezondheid”, aldus Dewolf.

12 jaar cruciale leeftijd

Uit de massa aan beschikbare cijfers blijkt onder meer dat 92 procent van de peuters van 2 jaar een normaal gewicht hebben. In West-Vlaanderen is dat 93,2 procent (jongens) en 92,5 procent (meisjes).

Vooral 12 jaar lijkt een cruciale leeftijd. Dan ligt het aandeel kinderen met een normaal gewicht het laagst (78 procent) en het aandeel kinderen met overgewicht (17,6 procent) of een lage bmi (4,4 procent) het hoogst.

In West-Vlaanderen zien we vergelijkbare cijfers. Bij de West-Vlaamse jongens hebben 79,4 procent een normaal gewicht, 15,7 procent overgewicht en 4,9 procent een laag bmi. Bij de meisjes bedragen de percentages respectievelijk 77,9 procent 17,9 procent en 4,2 procent.

Hoewel het van de leeftijd afhangt, zitten de kinderen in West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant meestal iets vaker op het normale gewicht. Limburg en Antwerpen zijn dan weer vaak de provincies zijn waar het aandeel kinderen met overgewicht hoger ligt.

Overgewicht komt trouwens op alle leeftijden vaker voor dan een laag bmi. Het aandeel kinderen met obesitas of ernstig overgewicht varieert. Dat gaat van 1 op de 100 kinderen bij 2-jarigen tot 4 op de 100 kinderen bij 12- en 14-jarigen.

Meisjes versus jongens

Verder blijkt dat het aandeel meisjes met overgewicht op alle leeftijden hoger ligt dan het aandeel jongens met overgewicht. Vooral tussen 6 en 10 jaar zijn de verschillen duidelijk.

In vergelijking met de buurlanden ligt het aandeel tieners met overgewicht lager in Vlaanderen dan in Frankrijk en Duitsland, maar hoger dan in Nederland. In de jongere categorieën (2 tot 8 jaar) ligt de prevalentie in Nederland dan weer hoger dan in Vlaanderen.

Kansarmoede

De cijfers tonen ook aan dat kinderen die opgroeien in kansarmoede vaker een afwijkend gewicht hebben, vooral dan overgewicht. Dat verschil is al te zien op een leeftijd van twee jaar. Zo hebben 11,5 procent van de 2-jarigen die opgroeien in kansarmoede overgewicht. Bij andere 2-jarigen ligt dat cijfer op 7,1 procent. Bij tieners die opgroeien in kansarmoede is het verschil nog groter. Zo kampt 1 op de 3 tieners in kansarmoede met overgewicht. Bij de andere tieners is dat 1 op 5 à 6.

Origine van de moeder

Bij de peuters van 2 jaar werd niet alleen gekeken naar de opdeling kansarm/niet-kansarm, maar ook naar de origine van de moeder. Wat blijkt? Kinderen van een niet-Belgische moeder hebben vaker overgewicht dan kinderen van een Belgische moeder, ook als dat laatste gezin kansarm is. De verschillen zijn vaak erg duidelijk, zelfs al op die leeftijd van 2 jaar. Bij kinderen met een moeder uit een Maghreb-land (noorwdwesten van Afrika) heeft 15,5 procent overgewicht. Bij kinderen met een moeder van Belgische origine is dat 6,4 procent.

Kind en Gezin en Zorg en Gezondheid willen het onderzoek vooral gebruiken als hefboom om een gezonde levensstijl te promoten. “De cijfers tonen aan dat gezondheidsverschillen al vroeg in het leven ontstaan. Het is belangrijk om te blijven inzetten op vroegtijdige en laagdrempelige preventie. Dit rapport biedt extra kapstokken om op maat van gezinnen aan de slag te gaan”, zegt Katrien Verhegge, administrateur-generaal Opgroeien.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier