“Mensenlevens kunnen redden doet zo’n deugd”

Redactie KW

Bovekerkenaar Olivier D?Haene net terug van enkele maanden ontmijnen in Afghaans oorlogsgebied. “Het stikt er van de Russische en Chinese munitie waaronder clusterbommen. Het wordt speciaal aanlokkelijk gemaakt voor kinderen. Als we zulke bommen kunnen verwijderen, zijn we eigenlijk erg tevreden”, vertelt Olivier D’Haene.

Olivier D’Haene uit Bovekerke was in 1998 pas vijf dagen getrouwd toen hij al naar Sarajevo moest. Nu, meer dan tien jaar later, vertoeft hij voor het leger nog altijd regelmatig in het buitenland. Niet meer als paracommando, maar als expert voor de ontmijningsdienst van het Belgische leger. Zopas is de Bovekerkenaar en fervent sportman bij de Bekegemse Molenlopers en het Houtlandcriterium, terug thuisgekomen van een lange trip naar Afghanistan.

Olivier D’Haene (37) uit de Populierenweg 29 in Bovekerke ging in 1988 als tijdelijk vrijwilliger in het leger en kwam terecht bij de para’s in Diest. „Dat was een zware opleiding, onder andere in Marche-Les-Dames. Daarna volgde ik nog een maand parachutetraining in Schaffen,” begint hij zijn verhaal.

Toen hij zeven jaar lid was bij de para’s, ging Olivier in 1991 naar Belgisch Kongo – toenmalig Zaire – naar Somalië (’92-’93) en naar Rwanda (’93-’94). „Ik zal het nooit vergeten. De tien Belgische para’s die ons hebben afgelost zijn in Rwanda vermoord”, zucht Olivier.

„Wij hebben nog een week met hen samengewerkt, maar het ondenkbare is gebeurd. Ik hoorde dat via de radio en dacht dat men ons zou terugroepen. Agathe Uwilingiyimana, de premier van Rwanda die ook was vermoord, had ik in Rwanda immers altijd begeleid. Ik was toch zwaar gechoqueerd door de gebeurtenissen. Voor hetzelfde geld werden wij vermoord. Dat doet je toch wel eens stilstaan bij wat er allemaal rond je gebeurt.”

Olivier D’Haene schoolde zich in 2002 om tot ontmijner. „Ik werk eigenlijk bij DOVO om bommen onschadelijk te maken in eigen streek”, verduidelijkt Olivier. „We hebben weekdiensten om munitie op te halen, te onderzoeken en te identificeren. Het meeste is Duitse en Engelse munitie van de Eerste Wereldoorlog. Het is al meer dan negentig jaar geleden dat de springstof hier terecht kwam. Het meeste is artilleriegeschut – in de volksmond beter bekend als obussen – en granaten. Zeer zelden komen wij nog eens een vliegtuigbom tegen.”
Afghanistan

In de functie voor de ontmijningsdienst ging Olivier nu voor het eerst naar Afghanistan. Dit jaar verbleef hij er van 27 februari tot en met juli. „We zaten met 22 Belgen in Kunduz, in het noorden van Afghanistan. Ik moest er iemand gaan vervangen die medisch afgekeurd was. Mijn voornaamste taak was het ontmijnen. Door tien jaar oorlog stikt het daar immers van de Russische en Chinese munitie. De munitie die we vonden, moesten we steevast meenemen om te vernietigen. We deden ook zoekacties naar raketten en mijnen. Hiertoe werden we door lokale Afghanen getipt en soms geholpen. Onze ontmijningsacties zijn belangrijk, omdat veel oude munitie gebruikt werd en nog altijd wórdt tegen de ISAF-troepen van de NAVO.”

Daarnaast hadden ‘onze jongens’ een ferme kluif aan het neutraliseren van bompakken die klaarlagen om aanslagen mee te plegen. „We hebben daar heel hard gewerkt en samen met onze ploeg meer dan negen ton munitie vernietigd”, zegt Olivier niet zonder trots.

„Hiermee hebben we een heel pak mensenlevens gered. We proberen weg te nemen wat anderen kan verwonden. In de Russische munitie van clusterbommen zit er submunitie in de vorm van een bal of een vlinder. Het wordt speciaal aanlokkelijk gemaakt voor kinderen. Als je er tegen schopt, het opneemt of het nog maar simpelweg aanraakt, ontploft het stante pede. Als we zulke bommen kunnen verwijderen, zijn we eigenlijk erg tevreden. Alles dat wij hebben kunnen vernietigen, kan immers geen slachtoffers meer maken. Dat geeft voldoening aan ons werk.”

(Andy Vermaut)

Een uitgebreide versie van dit interview kan u lezen in De Weekbode van Torhout (Editie 15 augustus 2008)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier