Wouter Deboot laat zich leiden door de wind: “De fiets is een geweldige metafoor voor het leven”

© Jelle Vermeersch
Bert Vanden Berghe

Zijn fiets leidde hem al naar het noorderlicht, dwars door Amerika én Oceanië, maar nu laat tv-maker en avonturier Wouter Deboot zich leiden door de wind. Voor Wouter, die op een belangrijk kruispunt in zijn leven staat, is het programma onbewust erg symbolisch voor het parcours dat hij al heeft afgelegd. Een gesprek over rondrijden met Raymond Goethals, sleuren met piano’s, een camerabatterij in de onderbroek en een handtastelijke Algerijn. “Kinderen krijgen deed me recht in de ogen van mijn eigen sterfelijkheid kijken.”

Wouter Deboot in het kort

Wouter (41) groeide op in Meulebeke en woont met zijn vriendin en twee kinderen in het Gentse. Als verhalenverteller maakt hij al jaren reportages voor Iedereen Beroemd. Daarbij speelt zijn fiets vaak een centrale rol. Zo fietste hij al van De Panne naar Kessenich, richting het noorderlicht, dwars door Amerika en dwars door Oceanië. Van die twee laatste avonturen verscheen ook telkens een boek. Deboot, die in 2018 de Aad Struijs Persprijs won, geeft regelmatig lezingen en pakt nu uit met Met de wind mee, waarbij hij zich dertig dagen lang laat leiden door de wind.

Als we bij Wouter in het Gentse langsgaan, ligt zijn kersverse dochter Bauke zich uit te rekken zoals alleen wakker wordende baby’s dat kunnen. Met ook nog een bouwwerf naast de deur stelt hij voor om langs de Leie te wandelen. “Vrienden verklaarden ons gek. Een klein kind in huis, nog een baby, een huis verbouwen en daartussen nog een boek schrijven en een programma maken”, grijnst Wouter, terwijl hij zijn veters dichtknoopt. Opnieuw Yves Lampaert volgen voor Parijs-Roubaix komende zondag zat er dan ook niet in. “Nee, het was nu al te zot voor woorden. Maar ik hoop natuurlijk dat hij wint. Het draait nu misschien wat minder voor de ploeg, maar ik ben er zeker van dat hij er zondag opnieuw zal staan. Hij moet in ieder geval geen tien jaar meer wachten. Weet je, het leven begint op je veertigste, zeggen ze wel eens. Wel, ik begrijp helemaal wat ze daarmee bedoelen. Maar als mensen mij vijf jaar geleden hadden gezegd dat ik hier zou zijn, had ik luidop geprotesteerd. Want ik ben toch een vrijgevochten avonturier?!”

(lees verder onder de foto)

© Jelle Vermeersch

Met Deboot wandelen en praten over zijn fiets, heeft iets grappigs én rustgevends. Want in Met de wind mee jaagt hij niet het noorderlicht na zoals eerder, of stampt hij zich ook geen ongeluk tussen de grenzen van een continent. Nee, hij laat zich gewoon leiden door de windrichting. Het was tijdens de tocht doorheen Amerika dat het zaadje voor deze reeks werd geplant. “Ik was amper twee staten verder toen een andere fietser me vroeg waarom ik van oost naar west fietste. Van mijn uitleg dat ik de weg van de pioniers wilde volgen, was hij weinig onder de indruk. Je weet toch dat je drie maanden lang tegen wind gaat rijden?, zei hij. Fuck, dacht ik. (lacht) Maar ook de coronaperiode zette me aan het denken.”

Hoezo?

“Opeens mochten we maar zoveel kilometer fietsen en raakte ik in Hansbeke aan de praat met een boer die zonder veel aandringen zijn hele, nogal heftig levensverhaal vertelde. Toen besefte ik dat je niet naar de andere kant van de wereld moet om een goed verhaal te vinden, dat je evengoed het lot in de handen van een soort bovennatuurlijke kracht kan leggen. En dat het avontuur dan wel op je afkomt. Want ik kreeg vaak berichten van mensen die ook een grote fietsreis wilden maken en dan een hele planning doorstuurden. Waar ze gingen slapen of eten. Vreemd. Want eigenlijk wil je reizen om net aan die structuur te ontsnappen en simpelweg alles los te laten.”

Was dit programma ook iets dat je nodig had?

“Sowieso. Ik ga die fiets altijd blijven nodig hebben. Je hebt mensen die marathons lopen of ervan houden om in de drank te vliegen, maar ik heb dit nodig om alles op een rijtje te krijgen. Het is mijn manier om te beseffen dat niets vanzelfsprekend is. Een geweldige metafoor voor het leven ook: dat het uitzicht vanop de berg maar zo mooi is als je die zélf hebt opgereden door weer en wind.”

Het cliché dat de route soms interessanter is dan de bestemming.

“Een megagroot cliché, maar het klopt inderdaad. Zo eindig ik mijn reis in een klein dorpje in Hongarije, tegen de Servische grens. Veel meer dan een gigantische toren die ze gebruikten om het land te meten, was er niet. Dat is een beetje zoals Santiago de Compostela. Niemand stapt naar ginder voor die kerk. Het is dat onderweg zijn.”

Vanwaar die liefde voor die fiets? Want je hebt zowat je hele jeugd lang gevoetbald.

“Klopt. Maar ik heb me ook één keer gewaagd aan een koers met nieuwelingen. Ik was 16 en wilde eens zien hoeveel coureur er in mij zat. Dan stond ik daar met mijn koersfietsje, behaarde benen en een truitje van Gan (toenmalige Franse wielerploeg, red.). Met pijn in mijn hoofd van die geur van olie op iedereens benen. Ik had al snel door dat het niets voor mij was. Ik heb me wel één keer laten uitzakken om dan vlak voor het peloton een sprintje te trekken. Door de aanmoedigingen van de supporters dacht ik een paar seconden lang: zo moet het dus voelen. Tot iemand zei: het is goed geweest, ga maar naar huis. Mijn grootvader was wel een begenadigd fietser, maar toen zijn moeder veel te vroeg stierf, moest hij zijn fiets letterlijk aan de haak hangen en was zijn carrière gefnuikt. Ook mijn vader ging altijd vanuit Meulebeke werken met de fiets richting Waregem of Eeklo. En thuis stond de koers vaak op.”

“Niemand stapt naar Santiago de Compostela voor die kerk. Het gaat om de reis zelf, het onderweg zijn”

Was er een specifiek moment dat je de fiets helemaal omarmd hebt?

“Ja. Op mijn dertigste wilde ik een tocht afleggen van Canada naar Chili. En die begon bij de zogenaamde West Coast Trail. Dat is een tocht van een goeie week langs de westkust van Vancouver Island. Je hebt geen kaart ter beschikking en op die route is ook niks van beschaving. Je ging van vuurtoren naar vuurtoren en dat heeft mij een beetje veranderd. Een beetje veel eigenlijk. Want ik was volledig op mezelf aangewezen in een regio vol beren en poema’s. Daar werd ik zo hard met mezelf geconfronteerd en ik kwam er ook zoveel sterker uit. Dat was zeker een kentering. Toen ik terugkeerde, heb ik me volle bak geconcentreerd op de fiets.”

Renner ging het dus niet worden, maar waarom koos je voor de journalistiek?

“Het programmaSchalkse Ruiters zat daar voor veel tussen. Ik vond dat geniaal, die drie filmpjes op zondagavond, waarbij je pas na Heterdaad te weten kwam of ze waar waren of niet. Ik wist toen dat ik ook zo’n filmpjes wilde maken. Of lid worden van de BOB (Bewakings- en Opsporingsbrigade, red.), zoals inHeterdaad.Dat was mijn plan B.” (grijnst)

Hoe ben je na je studies bij de VRT verzeild geraakt?

“Ik deed eigenlijk journalistiek omdat ik geen film en fotografie mocht volgen. Tijdens die opleiding kon ik mezelf maar moeilijk opladen en vond ik het vaak eenheidsworst. Ik was dan ook de laatste om een stage te pakken te krijgen. Dat was bij Het Laatste Nieuws, dat toen een webredactie op poten wilde zetten. Ik had al snel door dat het niets voor mij was. Drie jaar lang had ik geleerd dat je alles tot drie keer toe moest checken en nu moest alles opeens snel snel online. We waren vier dagen ver, toen ik het wilde opgeven en ik die avond een telefoontje kreeg van Rutger Vanseveren (goede vriend en Sporza-journalist uit Tielt, red.). Blijkbaar had Carl Huybrechts te weinig redactievolk voor het EK 2004 in Portugal, dus vroeg hij of ik wilde bijspringen. De dag nadien trok ik naar de VRT in plaats van de krant. Daar konden ze niet mee lachen, maar dat kon me echt niets schelen.”

Wat mocht je daar doen?

“We kregen vanuit de sportredactie elk iemand toegewezen en voor mij was dat Raymond Goethals. Een droom als jonge gast die zo graag voetbalde. Hij woonde in Molenbeek op een appartement en ik moest hem oppikken om naar de VRT te brengen. Ik weet niet of het verstandig is om dat te zeggen, maar ik had toen nog maar een voorlopig rijbewijs en mocht eigenlijk niemand meenemen. En zo reed ik door Brussel, met een grootheid van wiens verhalen ik niets wilde missen en tegelijkertijd doodsbang dat ik een ongeval zou hebben. Toen hij zijn favoriete elf spelers moest doorgeven, nodigde hij mij uit op de petanqueclub vlakbij het Atomium. We zijn daar in de Ricard gevlogen en een paar uur later rolde ik er buiten met een papier waar alleen maar strepen op stonden. Hij had het de hele tijd over voetballers als Gérard en Lompac… Steven Gerrard en Frank Lampard dus. Maar zo kon ik het wel onthouden. Een paar maanden later is hij gestorven. Een prachtige mens.”

Kon je daarna blijven bij de VRT?

“Nee, want de VRT had niet meteen volk nodig na de zomer. Ik trok naar Eyeworks, waar ik voor een reeks mooie maar euh… minder fatsoenlijke vrouwen moest uitzoeken in discotheken. Dan doken er soms plots bomen van venten op en stond ik daar met mijn naamkaartje van het productiehuis. Ik ben een paar keer moeten gaan lopen. (lacht) Maar ook dat was niets voor mij, dus ging ik aan de slag bij Piano’s Maene. Ik heb mij daar vort gejeund. Dan bracht je piano’s naar de dochter van een secretaresse in een simpele rijwoning, maar evengoed naar een rijke Japanner die een vleugelpiano wilde op de derde verdieping met zicht op zee. Daar heb ik wel geleerd om met iedereen te praten en inzichten te krijgen in iemands leven. Alleen had ik geen zin om mijn rug om zeep te helpen en raakte ik toevallig weer verzeild in het televisiewereldje.”

(lees verder onder de foto)

© Jelle Vermeersch

“Zo werkte ik voor Peter Van de Veire bij Peter Live. Opeens ben je bezig met eten te bezorgen aan Simple Minds of moet je op zoek naar zakdoeken voor Eddy Wally. Een fantastische periode. Het was toen dat we de vraag kregen om na te denken over een opvolger voor Man Bijt Hond. Oorspronkelijk wilden ze vaste gezichten en moesten we testen doen. Maar ik was er niet geraakt omdat ik de dag ervoor te lang op café was blijven plakken. Ik had ook nooit de brandende ambitie om zelf in beeld te komen. Nu, ik heb toen als test een reportage gedraaid naar aanleiding van het 500ste doelpunt van Messi. Zo kwamen we terecht bij Marcel, een slager uit Nederename begot, die flink wat kilo’s was aangekomen. Ik shotte wat mee en heel die reportage was zo tof dat ik besefte dat ik geen schrik moest hebben om ook op tv op te duiken.”

Tot een paar jaar geleden herkenden weinig mensen je, denk ik. Je tocht naar het noorderlicht bracht daar wel wat verandering in.

(knikt) “Terwijl dat echt het slechtste idee ooit was. Al wat daarna kwam, was een pak makkelijker. Fietsen bij min 32 graden, als je slechts een paar uur zonlicht hebt en je batterijen maar zo lang meegaan door de koude dat je ze in je onderbroek moet steken… Toen dacht ik: waar ben ik mee bezig? Daar ben ik wel op elke mogelijke grens gebotst. Wat ik door de jaren heen wel heb geleerd, is dat mensen altijd getikketakt zijn om te weten vanwaar je komt en naar waar je gaat. En ik heb daar wat mee leren spelen.”

Kan je dat makkelijk van je afzetten? Want het gevaar bestaat er soms in dat je overal een goed verhaal vindt, en altijd ‘aan’ staat.

“Dat is waar. Maar ik wil daar niemand mee belasten in mijn vrije tijd. Vroeger had ik wel eens de neiging om iets te lang bij een interessante mens te blijven hangen, waardoor ik mijn maten verwaarloosde. Ik heb dat wel geleerd, om niet constant aan te staan. (denkt na) Toen ik door Amerika of Oceanië fietste, was ik de hele tijd erg gefocust en moest echt alles juist zijn. Nu weet ik dat als er eens iets niet lukt, dat ik nog een hele basis heb daarnaast. Mijn lief en mijn kinderen zijn mijn grootste geluk, zij plaatsen alles weer in perspectief.”

Leer je ook lessen uit die reizen of is dat eerder tijdelijk?

“Goh, het zijn vooral bepaalde ontmoetingen die plots weer komen bovendrijven. In de Vogezen botste ik bijvoorbeeld op een oud ventje. Een Algerijn die daar in een klein blokhutje woonde. Ik hielp mee hout klieven, maar ik kon maar geen hoogte krijgen van die mens. Hij had al gezegd: je mélange pas, dat hij er maar moeilijk kon aarden. Ik dacht dat het lag aan de streek. En toch kon ik iets niet thuisbrengen. Toen hij me uitnodigde voor een koffie en ik recht in de jaren 50 leek binnen te stappen, begon hij me plots te bepotelen.”

Van alle richtingen dat het verhaal uitkon, was dit wel het laatste dat ik kon bedenken.

“De monteur wist ook van niets, dus die schrok zich ook een ongeluk. (lacht) Maar ik zei tegen die man: wacht even, nu heb ik door waarom je het gevoel hebt dat je er niet thuishoort. Uiteindelijk hebben we nog op een mooie manier afscheid genomen, maar dat zijn zaken die je dus ook kan tegenkomen.”

“Verhalen liggen overal voor het rapen. Je hoeft daarvoor echt niet naar de andere kant van de wereld”

Als je een scenario zou schrijven, zou je dit niet kunnen bedenken.

“Absoluut. Zo was ik amper vertrokken en wilde ik in Lourdes-Oostakker een kaarsje branden voor een behouden tocht, toen een man plots vertelde dat hij homo was, nadat hij 22 jaar getrouwd was met een vrouw. Iets dat hij nog nooit in het openbaar had verteld. En hij besefte wel degelijk dat ik een camera vasthad. Toen wist ik: het komt wel goed met deze reeks. Want er liggen overal prachtige verhalen te rapen. En zo zijn er wel meer. Zo kreeg ik op een gegeven moment water aangeboden van de moeder van onze koningin, of stond ik opeens in demiddle of nowhere te sleuren met een ezel.”

Viel je nadien niet in een zwart gat?

“Ik heb vooral beseft hoe snel alles hier gaat. Je hebt dat pas door als je van ergens anders komt. Ik heb een paar keer de proef op de som genomen in die tien landen die ik doorkruiste, maar nergens anders zeggen ze: Kga zjirre een bitje voortdoen. In één zin twéé keer zeggen dat je snel gaat verder werken, dat is toch niet gezond? En wat mij ook opviel is dat de hagen en tuinomheiningen hier altijd maar hoger en hoger lijken te worden. Dit is van jou. Dit is van mij. Maar ik wil eigenlijk niet negatief doen over ons land, want er is een reden waarom ik steeds terugkom. Het is hier gewoon ook goed wonen.”

Kriebelt het alweer om iets nieuws te doen?

“Als je rust wil, ga je dat als rusteloze niet vinden in de rust, als je begrijpt wat ik bedoel. Af en toe ga ik eens naar Kompass (bekende Gentse nachtclub, red.). Ik vind daar wel rust in door een volle nacht te staan dansen. De laatste maanden zijn redelijk zot geweest. Overdag werken aan ons huis en ’s avonds schrijven, of omgekeerd… En dat tijdens mijn vaderschapsverlof.”

Ben je een andere televisiemaker geworden sinds je kinderen hebt?

“Dat nieuw leven heeft me wel recht in de ogen van mijn eigen sterfelijkheid doen kijken. Bij mij is het misschien feller aangekomen dan bij iemand anders, maar plots besef je dat je iets op de wereld hebt gezet waar je verantwoordelijk voor bent en dat je echt niet aan hun lot mag overlaten. En dan denk ik: oppassen met stress, een stille doder. Want je moet nog 40 jaar meegaan, hé baas. En dan begin je plots op je voeding te letten en je bewust te worden van die stress. Dat is iets waar ik beter mee om kan.”

Wacht maar tot je de rekening van je verbouwing krijgt…

“Ik vrees het.” (grijnst)

‘Met de wind mee’, vanaf donderdag 13 april om 20.35 uur op Eén en al vanaf 6 uur ‘s ochtends op VRT MAX. Het gelijknamige boek, uitgegeven bij Pelckmans, is vanaf dan ook verkrijgbaar.