Brugse kunstrecensent Johan Debruyne: “Triënnale is slechts een poging”

Samen met de boers Ballegeer bracht Johan Debruyne in 2002 de marmot in Sint-Jozef.
Stefan Vankerkhoven

“De Triënnale is een mooie poging om wat hedendaagse kunst in Brugge te brengen, maar het is onvoldoende. Deze vorm van city marketing kan de achterstand die Brugge heeft inzake actuele kunst in de publieke ruimte niet wegwerken”, zegt Johan Debruyne, die bijna drie decennia lang kunstrecensent was voor het Brugsch Handelsblad.

Op 23 juni 1906 lag het allereerste nummer van het Brugsch Handelsblad in de krantenwinkels. 115 jaar later blikken we uitgebreid terug op dit heuglijk feit. We doen dat door een reeks oud-medewerkers van ons regionaal weekblad te portretteren.

Johan Debruyne (67) was het kakkersnest in een bakkersgezin met zeven kinderen: “Vaders bakkerij was in de Langestraat. De vier jongens moesten naar de Frères, de drie meisjes naar Saint-André, omdat pa brood leverde aan die twee Brugse scholen…”

Haags accentje

Na zijn humaniora volgde Johan Debruyne een regentaat Nederlands-Engels aan de Normaalschool: “Ik kreeg er les van dichter Paul de Wispelaere. Die was inzake taalbeheersing, samen met acteur Julien Schoenaerts, een absoluut voorbeeld. Van hen erfde ik de passie voor taal en spreek ik wel eens met een Haags accentje, wat mij later als leraar in de Middenschool de bijnaam ‘den Hollander’ bezorgde.”

“Voeling voor esthetiek en respect voor het ambacht had ik al in mijn tienerjaren. Ik groeide op in een volkse wijk, deed veel aan sport en was een smeerlapje. Maar ik had thuis de mooiste kamer: met mijn spaargeld had ik op mijn veertiende in een winkeltje in de Sint-Amandsstaat een kopie van een schilderij van Victor Vasarely gekocht dat ik in mijn slaapkamer ophing. Ik was zot van die optische kunst!”

Kunsthalle

“Kunstgeschiedenis heb ik niet gestudeerd, dat vond ik lang een handicap. Maar ik heb enorm veel gelezen over kunst en leerde veel van Roland Pateeuw, die de gerenommeerde Kunsthalle in Loppem runde. In feite ben ik heel toevallig in die branche gerold. Mijn schooldirecteur Eric Gruwez wou begin de jaren ‘80 in de Saaihalle een tentoonstelling op touw zetten om de Middenschool te promoten. Toenmalig onderwijsminister Daniël Coens was uitgenodigd en de school zocht iemand om het inleidend woordje te verzorgen. Nadien vroegen kunstenaars mij vaak om hun expo’s toe te lichten.”

“In diezelfde periode schreef ik mijn eerste artikel voor het Brugsch Handelsblad. Geen kunstrecensie, wel een verhaal over Angèle en Seppen. Een legendarisch echtpaar dat bij ons om de hoek woonde: zij baatte in de Peperstraat een kruidenierswinkeltje uit, hij kweekte groenten naast het Vuldersreitje. Drie decennia deed ik meer dan enkel artikels over kunst schrijven. Ik maakte portretten van bekende Bruggelingen, die later in een boek gebundeld werden als ‘Die van bladzijde 3’. ‘t Moesten vooral goed boerende stadsgenoten zijn: antiquair Paul De Grande, ondernemer Hugo Perquy, zanger Raymond van het Groenewoud.”

“Daarnaast schreef ik toneelrecensies – enkel het amateurtoneel, bibliothecaris Jan Vandamme deed het beroepstheater. Samen met Peter Roose en Jon Misselyn dweilde ik alle gezelschappen af. Alle drie in ‘t zwart uitgedost, de schrik van nogal wat lokale acteurs.”

Christo

“Dank zij Brugsch Handelsblad heb ik als journalist enkele wereldberoemde kunstenaars ontmoet. Toen de Bulgaarse ‘inpak’-kunstenaar Christo in de Knokse galerie Pieters exposeerde, mocht ik hem interviewen. Ah, de kunstwereld, die gaat helaas niet alleen om kunst, macht en geld spelen gretig mee. Ons kent ons en er zijn afrekeningen. Ik hield mij daar wijselijk ver van af.”

“Ik koester mooie herinneringen aan mijn marmotten-project in Sint-Jozef tijdens Brugge 2002, ook al werd ik geboycot door het plaatselijk ACW.

Johan Debruyne.
Johan Debruyne. © Davy Coghe

Mijn opzet was kunst brengen in een sociale woonwijk. Anton Cotteleer maakte met mensen van de Beschutte Werkplaats duizend gipsen marmotten. We deelde ze uit, er werd bijna voor gevochten!”

“Geërgerd heb ik mij over de commotie rond de knappe beelden van Jan Dries, die op het gevangenisplein een plaatsje kregen, bij de ingebruikname van het nieuw penitentiair complex in Sint-Andries. Vooral de Waalse kranten noemden dit ‘weggesmeten geld’. Ze vergaten doelbewust te vermelden dat elk nieuw overheidsgebouw voorzien moest worden met hedendaagse kunst.”

Moeilijk huwelijk

“Brugge en actuele kunst blijft een moeilijk huwelijk. Zeker in de publieke ruimte. Het is godgeklaagd dat Brugge nog altijd geen commissie actuele beeldende kunst heeft. Wat hebben we? Om trots op te zijn Les veines du cloître van Penone aan het Oud Sint-Jan. Het marmeren werkstuk van de Hongaar Atchugarry aan de ingang van Groeninge werd als tuinversiering omschreven…”

“De Brugse Triënnale is een poging om het goed te maken. Maar na elke editie valt het stil, dat project is eerder een vorm van city marketing. Denk je echt dat ze daarvan wakker liggen in Antwerpen? Deze zomer vind ik de ‘colonnade’ van Gijs van Vaerenbergh in het Baron Ruzettepark goed, net als de ‘carrousel’ van Hans Op de Beeck, op voorwaarde dat het kerkportaal open staat. Deze installatie moet de dialoog met de Sint-Walburgakerk kunnen aangaan. Wat Nadia Maveau brengt, kan me niet bekoren.”

Zelfgenoegzaam

“Foto’s in de kranten. Soms pijnlijk hoe schepenen zich wentelen in zelfgenoegzaamheid, terwijl Brugge inzake hedendaagse kunst nog altijd achter loopt. De Triënnale is onvoldoende als inhaalbeweging. Vandaag zie je in de stad her en der graffiti. Prima, ik bewonder artiesten als Strook en Stan Slabbinck. Maar breng hun allerbeste werk! In een stad als Brugge, met zo’n roemrijk artistiek verleden, moet je ook met de beste street art uitpakken.”

https://kw.be/dossier/115-jaar-brugsch-handelsblad/

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier