Het cliché van de West-Vlaamse student die blijft plakken

Stefaan Werbrouck
Stefaan Werbrouck Ex-hoofdredacteur van Knack Focus en tv-freak

Stefaan Werbrouck is uitgever bij Houtekiet. Hij was eerder ook hoofdredacteur van Knack Focus waar hij zijn verslaving voor televisieseries niet onder stoelen of banken stak. Zijn recensies -die je nu ook nog kan lezen in Knack Focus- alsook zijn kronkels op Twitter worden fel gesmaakt.

Sinds vorig jaar ben ik een Gentenaar. Officieel weliswaar al veel langer – op mijn paspoort staat al een jaar of vijftien dat ik inwoner ben van de Arteveldestad – maar nu heb ik ook effectief het grootste deel van mijn leven hier doorgebracht. Tot mijn 18e woonde ik thuis in Tielt, tussen mijn 18e en mijn 24e zat ik in Gent en ging ik enkel nog in de weekends en de schoolvakanties naar huis en vanaf mijn 24e werd ik fulltime stropdrager. 2015 was dus niet alleen het jaar waarin ik veertig ben geworden en de definitieve aftakeling is ingezet, maar ook het jaar waarin ik met recht en reden kon zeggen dat ik Gentenaar in hart en nieren ben.

Na het afstuderen ontdekte ik dat er voorbij de Vooruit eigenlijk óók nog een heel stuk stad staat

Cliché: blijven hangen in Gent

Dat maakt van mij natuurlijk ook een cliché. Zoals zovelen weggetrokken uit West-Vlaanderen om te gaan studeren in de dichtstbijzijnde universiteitsstad (met alle respect voor Kortrijk, maar ja: Kortrijk) en na afloop van de studies blijven hangen. De student die in die zes jaar universiteit weinig meer van Gent had gezien dan de uitgaansbuurt rond de Overpoort, het stuk van en naar het Sint-Pietersstation en het gebied rond de bibliotheek, en die pas na het afstuderen ontdekte dat er voorbij de Vooruit eigenlijk óók nog een heel stuk stad staat.

Dit is wellicht niet het beste moment of de beste plaats om het toe te geven, maar eigenlijk voel ik me ondertussen ook niet echt nog een West-Vlaming. Sure, als ik mijn mond open doe, is mijn afkomst meteen duidelijk en zet me tussen iemand die opgegroeid is aan de Muide of de ‘Brugse Puurte’ en ik zal hun gesprekken nauwelijks begrijpen. Maar hetzelfde geldt wellicht voor de oude vrouwtjes die ik af en toe in de Delhaize aan de Watersportbaan Frans hoor spreken tegen de kassierster, en die wonen wél al hun hele leven in Gent – meer nog: hun Gentse stamboom gaat ongetwijfeld generaties ver terug.

Ik heb de taal niet geleerd en toch ben ik niet slecht geïntegreerd

Bij mijn kinderen is er ondertussen al af en toe een Gentse -r te horen, voor mij zal het daarvoor te laat zijn. Maar dat neemt niet weg dat ik trots voel als ik in het weekend door de Kuip wandel en de toeristenbussen zie – trots vermengd met een lichte verwarring omdat ik me steevast ook afvraag waarom het merendeel van die bussen uit Spanje afkomstig is.

Dat het Ghelamco-stadion me nog steeds met een soort kinderlijke opwinding vervult als ik van op de autosnelweg uit de verte zie opdoemen, zelfs al ben ik er nog nooit binnen geweest en volg ik de prestaties van AA Gent niet op de voet (maar wel aandachtiger dan die van hun rivalen uit West-Vlaanderen). Enfin, ik heb de taal niet geleerd en toch ben ik niet slecht geïntegreerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier