Zo’n 8 procent van de West-Vlaamse bevolking leeft onder de armoedegrens

© Pexels
Phebe Somers

95.760 West-Vlamingen moeten het stellen met een huishoudinkomen dat onder de Belgische armoedegrens ligt, volgens de EU-SILC-enquête van 2020. Omgerekend is dat 8 procent van de bevolking in onze provincie voor wie het haast onmogelijk is om de eindjes aan elkaar te knopen. We scoren hiermee lichtjes beter dan het Vlaamse gemiddelde van 9 procent.

Het gaat over een enquête die werd ingevuld door huishoudens met betrekking tot het totale beschikbare inkomen van 2019. In onderstaande tabel zie je de vergelijking van de West-Vlaamse cijfers met die van het Vlaams Gewest en België op vlak van een aantal armoede-indicatoren. Deze dragen bij aan de conclusie dat 8 procent van de bevolking in onze provincie onder de armoedegrens leeft. Eerder dit jaar werd het al duidelijk dat door de coronacrisis steeds meer mensen een beroep doen op hulpinstanties door financiële problemen.

Minder armoede dan Vlaams gemiddelde

West-Vlaanderen scoort bij elke indicator lager dan het Vlaamse én nationale gemiddelde, dat is alvast goed nieuws. Doorgaans ligt het West-Vlaamse gemiddelde redelijk dicht bij dat van het Vlaamse Gewest, wat aantoont dat het verschil tussen de Vlaamse provincies niet extreem groot is.

Het verschil is vooral groot bij de materiële en sociale deprivatie. In onze provincie ontbreekt het 3,3 procent van de bevolking aan middelen om bepaalde zaken en diensten aan te kopen die nodig zijn om een minimaal comfortabel leven te leiden. Dat cijfer verdubbelt op Vlaams niveau en verdriedubbelt op nationaal niveau.

In 2019 waren de cijfers in onze provincie redelijk gelijklopend. Uitschieters vinden we onder andere terug bij het risico op monetaire armoede, die is gedaald bij ons van 8,9 naar 8,2 procent. De lage werkintensiteit is dan weer gestegen in West-Vlaanderen: in 2020 leefde 6,9 procent van de bevolking in een huishouden waar leden een werkduur hadden van minder dan 20 procent, maar in 2019 was dat slechts 6,1 procent.

Antwerpen als (trieste) koploper

De provincie Antwerpen trekt het totale gemiddelde serieus omhoog, met 12 procent van de Antwerpenaren met een inkomen dat onder de armoededrempel ligt. Limburg loopt gelijk met het Vlaamse gemiddelde. Daarna scoort Oost-Vlaanderen evenveel als West-Vlaanderen. Vlaams Brabant sluit de lijst af met 7 procent. Let wel: het Brussels Hoofdstedelijk gewest hoort hier niet bij, daar leeft maar liefst 31 procent van de bevolking onder de armoedegrens.

Vooral 65-plussers lopen risico

Ook de achtergrondkenmerken van de mensen die onder de armoedegrens leven werden in kaart gebracht, maar enkel op Vlaams niveau. Omdat het om een enquête gaat zouden de aantallen te klein worden wanneer die worden opgesplitst per provincie, en dus niet representatief voor de hele groep. Naar geslacht blijven de verschillen in armoederisico beperkt. Het armoederisico lag in 2020 wel duidelijk hoger bij ouderen dan bij de andere leeftijdsgroepen, 16 procent van de 65-plussers houdt aan het einde van hun inkomen nog een stuk maand over. Het hoogste aantal risicogevallen vinden we terug bij werklozen (37 procent), personen geboren buiten de EU27 (33 procent), gezinnen die een woning huren (22 procent), laaggeschoolden (20 procent), eenoudergezinnen (21 procent) en eenpersoonshuishoudens (18 procent).

Definities van de armoede-indicatoren


Risico op armoede of sociale uitsluiting verwijst naar de situatie waarin iemand geconfronteerd wordt met minstens één van de drie volgende armoederisico’s: monetaire armoede, ernstige materiële deprivatie of leven in een huishouden met zeer lage werkintensiteit.

Risico op monetaire armoede verwijst naar het personen met een equivalent beschikbaar inkomen (na sociale transfers) dat onder de armoededrempel ligt.

Ernstige materiële deprivatie duidt aan dat iemand niet in staat is om zich bepaalde producten of diensten te veroorloven die (sociaal) wenselijk of noodzakelijk zijn om een behoorlijk leven te leiden. Het gaat vb. over een wasmachine aankopen, het regelmatig eten van vlees of eiwitten en de mogelijkheid om op vakantie te gaan.

Materiële en sociale deprivatie wijst op het onvermogen om bepaalde zaken/diensten te financieren die op materieel en sociaal vlak noodzakelijk geacht worden. Daaronder valt bijvoorbeeld thuis toegang hebben tot internet, een onverwachte uitgave doen, regelmatig deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten…

De lage werkintensiteit is een indicator van mensen die leven in een huishouden waar de leden minder dan 20% van hun actieve tijd werken.


(bron: Statbel)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier