Triporteurbiertjes mogen tien kaarsjes uitblazen: “Internationaal staan we al op de kaart, nu willen we ook in België doorbreken”

© Stefaan Beel
Philippe Verhaest

Exact tien jaar geleden hield Bert Van Hecke Triporteur boven de doopvont. Anno 2022 gaat het de bieren én de brouwer meer dan ooit voor de wind. “Al hebben we de omgekeerde beweging gemaakt”, glimlacht Bert (43). “We zijn eerst op internationaal vlak doorgebroken, nu richten we onze pijlen op eigen land. Mijn doel? Dat Roeselare en Triporteur ooit in één adem uitgesproken worden.”

Dat Bert Van Hecke ooit met speciaalbieren aan de slag zou gaan, stond in de sterren geschreven. Waar de meeste jongeren hun eerste slok bier op een fuif of festival naar binnen werken, zocht de Rumbekenaar het in iets ‘hogere’ sferen. “Mijn oom, Lode Van Hecke, was jarenlang de abt van de Abdij van Orval. Toen ik een jaar of acht, negen oud was, mocht ik voor het eerst van de gelijknamige godendrank proeven. Dat was meteen ook mijn kennismaking met de wondere wereld van de speciaalbieren. Mijn aandacht was getriggerd en is nooit meer afgenomen.”

Toch sloeg je eerst een compleet andere richting in…

“Na twee jaar op het Klein Seminarie wilde ik iets anders doen. Ik had het idee om kok of bakker te worden, want ik was erg graag met voeding bezig. Nog altijd, trouwens. Het toenmalige PMS had echter andere plannen voor me en zo belandde ik bij het VABI, waar ik biotechniek volgde. Dat lag me wel, want ik kwam er in aanraking met chemie en fysica. Tijdens mijn voorlaatste jaar aan de land- en tuinbouwschool brouwde ik er voor het eerst bieren. De kiem voor wat ik nu doe, is daar gezaaid.”

“Mijn eindwerk maakte ik dan weer over jenever. Via mijn papa kwam ik in contact met Frederik Cools, toen een 75 jaar oude stoker uit Roeselare. Bleek dat hij ook zijn eigen bier brouwde, iets wat 22 jaar geleden nog een unicum was. Nu loopt de wereld vol met mensen die in hun keuken of garage een kleine brouwinstallatie hebben opgebouwd. Hij liet me zijn installatie gebruiken en op mijn 18de was mijn eerste bier een feit: de Vabert Pils.”

“Normaal moest er ondertussen in Moskou een heus Triporteurcafé de deuren geopend hebben, maar die plannen steken nu even noodgedwongen in de koelkast”

Hoe viel dat mee?

“Verrassend goed. Ik had totaal geen ervaring, maar die Vabert Pils was lekker. Ik dacht toen nog altijd niet aan een concrete carrière in de bierwereld. Aan het toenmalige CTL in Gent startte ik een opleiding als industrieel ingenieur landbouw, iets wat perfect aansloot op mijn VABI-jaren. Maar in de gangen zag ik een bordje ‘brouwtechnieken’ hangen. Het liet me niet meer los. Ik switchte richting chemie en specialiseerde me uiteindelijk in brouwtechnieken. De brouwer in Bert Van Hecke zag voor het eerst het daglicht, met dank aan stages bij Orval en Rodenbach, mijn twee eerste grote bierliefdes.”

Daarna volgde een lange tocht doorheen de internationale bierwereld.

“Ik ben gestart bij de grootmacht AB Inbev, waar ik in vier maanden tijd het rendement van drie filters van evenveel brouwlijnen moest optimaliseren. Ze zochten er al járen naar de oplossing, ik had die na drie dagen gevonden. (glimlacht) Daarna trok ik naar Colorado in de Verenigde Staten, waar ik bij de New Belgium Brewing Company aan de slag ging. Terug in België werd ik brouw- en keldermeester bij Brouwerij Boon en daar voelde ik me perfect in mijn sas.”

Maar toen kreeg je tijdens Rock Werchter een telefoontje…

(lacht) “Met de vraag of ik als brouwmeester bij Sint-Bernardus in Watou van start wilde gaan. Die vraag kon ik snel beantwoorden, want ik kwam er in een topplek terecht. Ik ben er drie jaar gebleven, maar nam uiteindelijk ontslag omdat ik toe was aan een nieuwe uitdaging. Die had ik warempel buiten de bierwereld gevonden, bij Clarebout Potatoes in Heuvelland. De brouwer wilde diepvriesfrietjes maken. Maar tijdens een weekend met de KSA-vrienden rinkelde mijn telefoon opnieuw. Brouwerij Martens uit Limburg, de grootste relatief onbekende brouwerij van ons land, schotelde me een topvoorstel voor. Of ik zin had om in Bocholt een nieuwe brouwerij van twee miljoen hectoliter mee uit de grond te stampen. Een kans die ik niet kon laten liggen. In amper negen maanden tijd hebben we die brouwerij van nul gebouwd en ik stond er vijf jaar aan het hoofd van de brouwafdeling. Ondertussen bouwden we in Suzhou in China een kopie van onze brouwerij en ook in Roemenië was ik voor Martens aan het werk.”

Dankzij je job heb je een flink deel van de wereld gezien.

“Die microbe heb ik nog altijd. Maar het klopt wel en daar ben ik Martens zeer dankbaar voor. Daar heb ik de stiel écht geleerd. Mijn tien jaar bij hen waren zeer mooi. Ik kreeg er ook het idee om mijn eigen bier te brouwen, maar wilde me onderscheiden van de massa. Zo kwam ik op het idee om een eigen moutbakkerij op te starten. Op 16 februari 2012 ging ik daarmee in Bree, waar ik destijds woonde, van start. In 2016 keerde ik terug naar de heimat en in augustus 2018 volgde ook de BOM Brewery naar mijn Rumbeke. Onze mout bakken we sindsdien hier, brouwen gebeurt bij de Circus Brouwerij in Zwevegem en twee Limburgse brouwerijen.”

In tien jaar tijd heb je een prachtig parcours afgelegd. Blik eens achterom.

“Ik mag trots zijn, al besef ik niet altijd even goed. Ik heb dit verhaal volledig van nul gestart en ben nog steeds de enige moutbakker ter wereld die op deze manier werkt. Dat maakt het Triporteurverhaal ook uniek. Al is niet elk project gelukt, de voorbije tien jaar. Ondernemen en brouwen is een verhaal van vallen en opstaan.”

Vertel.

“Het begin van de coronaperiode was een zware beproeving voor mij. Ik leefde aan 200 kilometer per uur en plots moest ik alles op pauze zetten. Dat was erg lastig. In die mate zelfs dat ik de wereld op mijn hoofd heb gekregen: een burn-out. Achteraf bekeken was het een erg leerrijke periode. Toen ik mezelf had teruggevonden, kon ik mijn creativiteit de vrije loop laten. Ik zette mijn schouders onder een zitconcept waarbij we een bierbak met stevig karton ombouwden tot de perfecte stoel voor events en zomerbars, ik lanceerde Bombucha een eigen alcoholvrije drank…”

Hoe loopt je verhaal nu?

“De bal rolt weer als vanouds. Ik heb acht bieren vast in het gamma en voldoende ruimte om nieuwigheden te proberen en te lanceren. Dit jaar zal ik weer 1.200 hectoliter brouwen, evenveel als pre-corona in 2019. Om je een idee te geven: in 2020 viel dat volume terug naar 400. 75 procent is voor de export bestemd. Recent zijn er nog ladingen vertrokken naar Zuid-Korea, Taiwan, Hongarije… Frankrijk, Nederland en Italië vormen dan weer de belangrijkste afzetmarkten. Rusland hoorde dat tot voor kort ook bij, maar toen kwam de oorlog in Oekraïne. Normaal moest er ondertussen in Moskou een heus Triporteurcafé de deuren geopend hebben, maar die plannen steken nu even noodgedwongen in de koelkast.”

“Ik zou het fantastisch vinden dat je overal in België een Triporteur aan de lippen kan zetten”

Wat met eigen land en streek? Wil je je vlag hier niet steviger neerpoten?

“Dat wordt hét doel van de komende jaren. Nu willen we ook België inpalmen. Hier genieten de Triporteurbieren nog niet de bekendheid als in het buitenland, daar moet verandering in komen. Sinds kort heb ik opnieuw een vertegenwoordiger in dienst: Frederik Turpyn van café Barlaban, hier in Roeselare. Daar staan al onze bieren al op de kaart en van hieruit willen we de olievlek gaandeweg laten groeien. Op termijn moet Roeselare meteen aan Triporteur gelinkt worden. En omgekeerd. We hebben een authentiek verhaal te vertellen.”

Waar liggen je dromen nog?

“Ons volume zou ik graag zien verdubbelen. En er is nog altijd die stille droom om ooit een eigen brouwerij neer te poten. Áls ik dat ooit doen, dan wil ik een innovatief verhaal schrijven. De plannen om een volledig op zonne-energie werkende brouwerij heb ik ontworpen en steken in de schuif. Wie zien wel wat er op dat vlak nog op me afkomt. Ik zou het vooral fantastisch vinden dat je overal in België een Triporteur aan de lippen kan zetten.”

Info: www.triporteurbeer.com