Nieuwe vismijn officieel open tot groot jolijt van de vislossers

Geert Declercq. © Jeffrey Roos
Jeffrey Roos
Jeffrey Roos Medewerker KW

Sinds deze zomer is de splinternieuwe vismijn in gebruik. Na een inloopperiode, waarin twee keer per week werd geveild, werden de deuren officieel geopend, tot groot jolijt van de vislossers.

De proefperiode begon in juli en duurde tot oktober. Op die manier konden de kinderziektes, die bij de opstart van een nieuw bedrijf horen, weggewerkt worden. Ondertussen verloopt alles vlot in de nieuwe vismijn. Het nieuwe gebouw is conform alle normen en regelgeving qua hygiëne en voedselveiligheid. De nieuwe vismijn heeft een oppervlakte van maar liefst 5.000 m². De oude gebouwen dateerden van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Vernieuwing was dus zeker aan de orde.

Drie vernieuwingen

Geert Declercq (55) werkt als sinds 1984 als vislosser in de Oostendse vismijn, één van de 55 vislossers die er werken op woensdag en vrijdag. Geert maakte al drie grote vernieuwingen mee sinds zijn eerste dag. “Dit is meteen ook de beste vernieuwing sinds ik mijn eerste stappen op de werkvloer zette”, steekt Geert van wal. “In de jaren ’80 verliep alles nog veel moeizamer, er kwam vooral veel handwerk bij te pas. Het was ook veel zwaarder dan nu. Maar de aanvoer van vis was ook veel groter. Er kwam toen nog vis van IJsland en dat waren geen kleintjes. Ik spreek hier over kabeljauwen van maar liefst 37 kilogram. Nu is dat ondenkbaar. Ook heilbotten van 250 kilogram waren niet uitzonderlijk. Zelfs roggen met een spanwijdte van drie meter werden hier aangevoerd. Die kwamen allemaal uit IJslandse wateren. Toen er een verbod kwam om daar te vissen, stopte ook de aanvoer van deze reuzevissen.”

Begin jaren ’90 zag Geert de eerste vernieuwing in de vismijn. “Dan kwamen de eerste machines binnen”, weet Geert nog. “Dat waren nog heel primitieve machines die nog met een ketting waren aangestuurd. Die dienden om de tong te sorteren. Ook de kwaliteit verbeterde stilaan. Vroeger stonden we hier nog met gewone schoenen met wollen sokken waarbij je tenen nat werden van de vis. Erg hygiënisch was dat toen nog niet. De normen die tegenwoordig gelden, golden toen ook nog niet.”

Moderne machines

De tweede grote verandering dateert van 2009. “Toen kwamen er veel modernere machines. Dat zorgde er al voor dat het vislossen op zich veel minder zwaar werd. Vooral bij de sortering. Maar de beste verandering hebben we nu meegemaakt, met de overname van de Vlaamse Visveiling”, glundert Geert. Er werd tien miljoen euro geïnvesteerd in de nieuwe vismijn. “De grootste verandering zijn de sorteermachines. Alles gebeurt nu zo goed als automatisch. Alleen de vis uitkieperen moeten we nog zelf doen. We moeten toch nog iets doen, hé”, lacht Geert. “Elke vis wordt apart gewogen en gesorteerd. Het is mooi dat ik dat nog kan meemaken, we zijn nu eindelijk een modern bedrijf. Oostende verdient een moderne vismijn als deze. Jammer dat de visserij hier stilletjes aan het verdwijnen is. Maar vis zal er altijd zijn, of het nu per schip of per vrachtwagen wordt aangevoerd.”

De aangevoerde vis wordt gesorteerd in de grote hal, daarna wordt de vis rechtstreeks in grote frigokamers geplaatst. Die frigokamers doen in de ochtend ook dienst als neerzethal. “Dat zorgt ervoor dat we in iets warmere temperaturen kunnen werken. Vroeger werkten we constant in temperaturen van vier graden. Dankzij de nieuwe frigokamers is dat gestegen naar acht graden. De hal wordt apart van de frigokamers gekoeld en dat scheelt wel. Dit lijkt geen groot verschil, maar dat is het wel. Weet je… we werken zowel in de winter als tijdens de zomer in dezelfde koude temperaturen. Dat vergt heel wat van je lichaam. Je wilt niet weten hoe mijn lichaam soms aanvoelt.”

Had Geert ook verwacht dat hij zijn hele carrière in de vismijn zou doorbrengen? “Ik zie me niet meteen iets anders doen. Ik ben het hier gewoon en zal hier ook mijn carrière beëindigen. Ik denk dat ik het heel erg zou missen moest ik hier plots niet meer werken”, besluit Geert.

Vis vooral aangevoerd door vrachtwagens

Tot in de jaren ’90 gebeurde de aanvoer van vis via de vissersschepen. Nu gebeurt het merendeel van de visaanvoer met de vrachtwagen. Jan Buisseret legt uit waarom. De nieuwe visveiling speelt in op de verandering en zorgt dat er met twee laaddokken ruimte is voor de vrachtwagens om hun vis te lossen. “Momenteel komt 80 procent van de vis die hier binnen komt met de vrachtwagen”, legt Jan Buisseret van de commerciële dienst uit. “Vroeger was dat omgekeerd. Dan kwam hier nu en dan een keer een vrachtwagen zijn vis lossen en kwam de rest van de vis over zee binnen. Maar tegenwoordig kost alles veel meer. Veel reders kiezen er voor om de schepen te laten waar ze zijn. Als de schepen gelost moeten worden, dan kiezen ze voor de haven die het dichtst bij de beviste gronden ligt. Nadat de vis gelost wordt, gaat het de vrachtwagen in en rijden ze daarmee tot hier. Dat zorgt voor een lager brandstofverbruik voor de schepen en het zorgt er ook voor dat het schip, nadat het gelost is, meteen verder kan varen”, vertelt Jan.

“Vroeger liep het schip de haven van Oostende binnen, bleef het enkele dagen liggen en koos het weer het zeegat. De bemanning bleef dan enkele dagen thuis. Nu wordt de bemanning opgehaald en worden ze afgelost door nieuwe bemanningsleden. Het gebeurt zelfs dat bemanningsleden mee komen met de vrachtwagenchauffeur die hier zijn vis komt lossen. Tijden veranderen en als we willen moderniseren, dan moeten we mee zijn met onze tijd en daarop inspelen. Maar voor alle duidelijkheid: er zijn nog steeds twee loskaaien waar schepen worden gelost”, besluit Jan Buisseret.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier