Kwart Belgische visvangst wordt verkocht in buitenland: “Reders, breng jullie vis naar Vlaamse vismijnen”

In de Zeebrugse vismijn daalde de aanvoer vorig jaar aanzienlijk, terwijl in Oostende dan weer meer vis aangevoerd werd. © Benny Proot
Hannes Hosten

De visaanvoer in de drie Vlaamse vismijnen daalde in 2018 met 11,3 % tegenover 2017. Vorig jaar werd in Zeebrugge, Oostende en Nieuwpoort nog 14.766 ton aangevoerd tegenover 16.648 ton in 2017. Opvallend is dat het aandeel van Oostende stijgt van 34 tot 41 procent. Nog meer opvallend: de Belgische vloot kiest er meer en meer voor de vis in buitenlandse vismijnen te verkopen. Bijna 28 procent van de totale Belgische aanvoer werd vorig jaar in het buitenland ‘gemijnd’. Sylvie Becaus van de Vlaamse Visveiling roept de vissers op terug te keren naar de eigen vismijnen.

Is de aanvoer van vis in onze vismijnen met 11,9 procent gedaald, dan daalde de omzet slechts met 6,9 procent. De totale omzet daalde van ruim 67, 4 miljoen euro naar 62,6 miljoen euro. De gemiddelde prijs per kg klom van 4,03 tot 4,2 euro. Dat blijkt uit cijfers van de dienst Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid. Tong blijft veruit de populairste en meest geveilde soort, gevolgd door schol en, jawel, inktvis.

Opvallende trend is dat Belgische schepen hun vis ook meer en meer in het buitenland op de markt brengen. Uit cijfers van de Rederscentrale blijkt dat het in 2018 ging om 5.760 ton, ruim 28 procent van de totale Belgische aanvoer. In 2017 was dat nog 5.414 ton of 24,45 procent van het totaal. Er wordt nochtans minder betaald voor de vis in het buitenland in vergelijking met België. In het buitenland was dat 3,86 euro per kg in 2017 en 3,87 euro in 2018, terwijl het in Vlaanderen meer dan 4 euro was. De gestegen buitenlandse aanvoer belet niet dat de totale aanvoer van de vloot, in Belgische en buitenlandse vismijnen, is gedaald.

“De aanvoer is verminderd en dat is niet goed”, reageert algemeen directeur Sylvie Becaus van de Vlaamse Visveiling, die de vismijnen van Zeebrugge en Oostende overkoepelt. “De vangsten waren zeker in het begin van het jaar niet fameus. Bovendien hadden enkele schepen pech en werden er enkele omgebouwd. Er zijn ook twee boten gekapseisd. Daarnaast stellen we vast dat enkele Belgische reders het leuk vinden om te gaan markten in het buitenland.”

In 2018 werd opnieuw het meest tong geveild, gevolgd door schol en inktvis.
In 2018 werd opnieuw het meest tong geveild, gevolgd door schol en inktvis.© RMG

Hoe dat komt? “Mocht ik het weten, ik zou het zeggen. Ik denk dat het gaat om cherry picking, reders die ten onrechte alleen maar voordelen zien aan het mijnen in het buitenland. Nochtans krijgen ze hier betere prijzen voor hun vis. Ze doen het ook niet om verplaatsingen uit te sparen, want de meeste vis wordt nu al elders aan wal gebracht en dan naar hier getransporteerd.”

Om rendabel te zijn moet er 17.000 ton vis per jaar aangevoerd worden, dat halen we vandaag niet

“Dit gedrag van onze reders zal de markt in België op termijn ondermijnen”, vreest Sylvie Becaus. “Heel wat schepen zijn verkocht aan buitenlandse reders, vooral Nederlandse, en dat zal nog toenemen. Dat speelt een rol. Maar er zijn ook Belgische reders die liever in het buitenland aanlanden. Niet allemaal, maar op een vloot van 60 boten maken vijf boten het verschil. Om rendabel te zijn op twee sites, hebben wij minstens 17.000 ton aanvoer nodig.”

Opvallend is dat het aandeel van Oostende in de totale aanvoer in België fors toeneemt: van 5.685 ton in 2017 naar 6.004 ton in 2018 of van 34,15 naar 40,67 procent. De daling van de aanvoer is dan ook volledig voor rekening van Zeebrugge: van 10.669 ton in 2017 naar 8.428 ton in 2018 of van 64 naar 57 procent. Nieuwpoort is met een aanvoer van 332.847 kg goed voor 2,25 procent. Een stijging, want in 2017 werd nog 293.879 kg of 1,77 procent aangevoerd in onze kleinste vismijn.

Veilingdagen

“De verklaring voor de opgang van Oostende is simpel”, zegt Sylvie Becaus. “Wij zijn één bedrijf en kozen ervoor onze werking te optimaliseren en zoveel mogelijk te centraliseren. Vroeger hadden we veilingdagen op maandag, woensdag en vrijdag in Oostende en in Zeebrugge. Intussen veilen we op maandag in Zeebrugge, op woensdag in Oostende en op vrijdag in Oostende en Zeebrugge. Zo kreeg Oostende volwaardige veilingdagen. De opgang van Oostende is dus het gevolg van ons eigen beleid.

Vorige week bleek op de Oostendse gemeenteraad dat het vorige stadsbestuur de verplichting voor de Vlaamse Visveiling liet schrappen om 45 procent van de aanvoer in Oostende te mijnen. Ook de boete van 106.000 euro, omdat de voorbije jaren niet aan die voorwaarde was voldaan, hoeft niet meer te worden betaald als de nieuwe vismijn tegen 30 april klaar is. Wellicht wordt die datum niet gehaald en zal het eerder zomer zijn. Maar in de praktijk blijkt de aanvoer in Oostende serieus gestegen. Sylvie Becaus is duidelijk: “Er is voor ons geen onderscheid tussen Oostende en Zeebrugge. Wij zijn één bedrijf en beide vestigingen staan op hetzelfde niveau.”

Al bij al blijft Sylvie Becaus positief. “We hopen dit jaar zeker één nieuw vaartuig te verwelkomen. En het lijkt erop dat er nog investeringen volgen in nieuwe vaartuigen. Er is ook potentieel om nog meer op te vissen, want niet alle Belgische quota zijn opgebruikt. We blijven dus hoopvol geloven in een toekomst voor de Vlaamse visserij.”

Willy Versluys neemt vissersschip o.582 hombre in de vaart: “Ik wil toch nog eens proberen”

Willy Versluys heeft zijn nieuwe vissersschip O.582 Hombre gedoopt. Ondanks de negatieve spiraal waar de visserij volgens hem in zit, probeert de onvermoeibare reder toch nog iets nieuws. “Dit is de enige kleine plankenvisser in de Belgische vloot”, legt hij uit. “We vissen vooral op langoustine, inktvis en tong. Ik geef mezelf een jaar om te testen of het lukt. Voor hetzelfde geld ga ik op mijn muil.”

Reder Willy Versluys bij zijn O.582 Hombre, die vorig weekend gedoopt werd.
Reder Willy Versluys bij zijn O.582 Hombre, die vorig weekend gedoopt werd.© Peter Maenhoudt

Willy Versluys (70) kocht het vaartuig in Groot-Brittannië en liet de nodige renovatiewerken uitvoeren. De O.582 vervangt de op 28 december 2016 vergane Z.582 Asannat. Als eresaluut aan een van zijn toen omgekomen bemanningsleden, de uit Mauretanië afkomstige Babacar Diaw Fall (39), gaf de reder het vaartuig de naam Hombre. “Bouba, zo kende iedereen hem in de visserij, begroette jan en alleman op de kaai of aan boord met een joviale hombre“, mijmert Versluys.

Kleine plankenvisser

“De voorbije twee jaar zijn drie boomkorvissers verongelukt. Kapseizen is inherent aan boomkorvisserij. In een fractie van een seconde kan het gebeurd zijn. Zeker kleine schepen hebben minder mogelijkheden om veiligheidstechnieken toe te passen en zijn minder bestand tegen een stootje. Vandaar dat ik het nu probeer met een plankenvisser. Maar dit is de enige kleine plankenvisser in de Belgische vloot. Er zijn er wel nog twee grotere”, weet Versluys.

“Een plankenvisser (waarbij het net wordt opengehouden door twee planken of borden, in tegenstelling tot de boomkorvisserij, waar schuin opstaande ‘bomen’ of buizen het net open houden, red.) kan minder ver in zee gaan dan een boomkorvisser. De overheid doet weinig voor het kleine vlootsegment. Het zou wel eens snel kunnen uitsterven, op enkele folklorevissers na”, vreest Versluys. “Maar ik wil toch eens proberen. Ik geef mezelf een jaar om te zien of het lukt.”

De mindere aanvoer in 2018 wijt Willy Versluys deels aan de quota. “Het is niet omdat je vis mag vangen dat je ze vangt. Het systeem is erg ingewikkeld. Als in een bepaald gebied de quota voor tong zijn opgevist, kan je in dat gebied niet zomaar op pladijs gaan vissen. Want je vangt onvermijdelijk ook tong en door de aanlandingsplicht moet je die nu ook aan wal brengen. Maar dat quotum is op en tong vissen is er dus illegaal. Zo kiezen vissers noodgedwongen een ander gebied, hoewel er nog vis aanwezig is.”

Garnaalvangst

“Al bij al waren de resultaten van onze vissersvaartuigen goed. De prijzen zijn gestegen. Je zal weinig reders horen klagen, alleen misschien wat in de kustvisserij. Je moet ook wel relativeren. De aanvoer van garnaal is in 2018 met 143 procent gestegen, maar was in 2017 historisch laag. Van een spectaculaire garnaalvangst was vorig jaar dan ook geen sprake. Maar goed, we mogen niet klagen, ook al blijft het heel hard werken”, benadrukt Versluys. “Waarom Belgische vaartuigen naar buitenlandse vismijnen trekken? Veel van onze schepen zijn in buitenlandse handen. Nederlanders, Engelsen, Spanjaarden,… ze jagen allemaal op Belgische vissersvaartuigen. Ze beschikken over het nodige kapitaal. Bovendien hebben veel Belgische reders geen opvolging. Ik ook niet. In België vind je dus geen kandidaat-kopers voor een vissersboot en ook geen personeel. In Nederland werken de vissers veel meer met nieuwe technieken. Maar in België is daar geen interesse of geen kapitaal voor. Erg dat ik het moet zeggen, maar we zitten in een neerwaartse spiraal.”

Wantrouwen

Ondanks de gestegen aanvoer in Oostende blijft Willy Versluys wantrouwig tegenover de nieuwe Oostendse vismijn. “Het casco staat er, maar wat zal er verkocht worden? En hoe wordt de nieuwe vismijn uitgerust? Een groot vraagteken. De nieuwbouw kwam er holderdebolder, omdat het een verplichting van de concessie was. Ik ben misschien stout, maar zonder die verplichting was er wellicht geen nieuwe vismijn gekomen. Ik geef ze het voordeel van de twijfel. Volgend jaar zullen we meer weten.”

En dan is er nog dat zwaard van Damocles dat vanuit Groot-Brittannië boven onze visserij hangt. “Bij een harde Brexit, zonder overeenkomsten, is het gedaan met onze visserij”, is Versluys meteen duidelijk. “Ik zie niet in hoe we kunnen overleven als we alle quota moeten opvissen buiten de Britse territoriale wateren. Maar ik zie het ook zo’n vaart niet lopen. Het slimste zou nog zijn om als reder een firma op te richten in Engeland, je schip aan die firma te verkopen en er dan een Engels vlaggenschip van te maken. Zoals de Nederlanders doen bij ons. De Britten hebben ook geen vissers meer, zeker niet in het zuiden. Hoe gaan zij het allemaal opvissen?”