Volkscafé Beythem Statie al vier generaties lang in dezelfde familie

Johan Cools en Darlin Dejonghe samen met kleinkinderen Stan en Ella aan hun Beythem Statie: “Vroeger passeerde de spoorlijn tussen Menen en Roeselare hier, ver moest er niet gezocht worden achter een naam.” (foto SB) © STEFAAN BEEL Stefaan Beel
Thomas Dubois
Thomas Dubois Editieredacteur De Weekbode Roeselare – Izegem – Tielt

Deze week trekken we naar Beythem Statie in Beitem. Het café is een oervoorbeeld van een volkscafé, al vier generaties lang in dezelfde familie. Het café lag tegenover het station van Beitem en was ook een geliefde stopplaats voor handelaars die met paard en kar de baan op waren. “Café houden is de mooiste stiel die er bestaat. Corona heeft me geleerd dat het veel te vroeg is om er nu al mee te stoppen”, aldus Johan.

Ooit telde het grondgebied Beitem alleen al vijftig cafés, allemaal met een eigen publiek. Op vandaag is de situatie helemaal anders. Enkele jaren geleden verdwenen de laatste cafés in het centrum van de gemeente, waardoor er met Beythem Statie maar een café meer overblijft. Tegenwoordig wordt het café uitgebaat door Johan Cools (59) en Darlin Dejonghe (56) samen met de kinderen Noortje (34) en Ibe (24). Ook zoon Jelle zit in de horeca, hij werkt als kok in bistro ‘t Verschil in Gits. Zij vormen de derde en vierde generatie van Beythem Statie.

Paardenstal

De zaak is in 1889 gestart door de grootouders van Darlin, Bernard Dejonghe en Flavie Cools. “Zij hebben de zaak uitgebaat tot in 1957, daarna namen mijn ouders Jozef Dejonghe en Georgette Verbrugghe het over tot Johan en ik in 1986 de zaak hebben overgenomen”, begint Darlin. “Vroeger liep de spoorlijn tussen Menen en Roeselare hier en onder meer in Beitem was er een station. Het bleek de ideale locatie voor een café. Voor een passende naam was het ook niet ver zoeken. Er was toen ook een paardenstal bij het café. Daar konden de paarden rusten, terwijl de eigenaar in het café een pint dronk.”

“Ook zonder krant kom je hier alles te weten”

“Eigenlijk was het niet de bedoeling dat wij het café zouden overnemen, ik zag dat eigenlijk totaal niet zitten”, lacht Darlin. “Gelukkig heb ik haar kunnen overtuigen”, pikt Johan in. Hij staat het merendeel van de tijd achter de toog van Beythem Statie. “Al snel hebben we onze activiteiten wel uitgebreid. Eerst kwam er een feestzaal bij, waar verschillende feesten georganiseerd konden worden. Dat zorgde voor te veel overlast, waardoor we uiteindelijk beslisten om er gewoon een restaurant van te maken. In 2008 hebben we de capaciteit teruggebracht naar 50 personen, waarbij we alles zelf doen met het gezin. In 2013 tot slot kwam er ook nog de delicatessenzaak Nuance bij.”

Terras is een blijver

“Cafébaas zijn in een café zoals Beythem Statie is de mooiste stiel die er bestaat”, gaat Johan verder. “Geen betere plaats om alle weetjes uit de regio en ver daarbuiten te weten te komen, daarvoor heb ik geen krant nodig. Dat was misschien de grootste aanpassing tijdens de zeven maanden durende horecasluiting door corona. Normaal ben je van alles op de hoogte en van de ene op de andere dag weet je niets meer. Daarnaast is er natuurlijk het sociaal contact, als cafébaas moet je kunnen zeveren met je klanten, het zorgt ook voor een leuke ambiance. Na al die jaren ken je ook een groot deel van het klantenbestand. Je weet wie wanneer komt, maar ook wanneer de vrouw opnieuw thuis is (lacht), wat ze drinken… Er komen veel Beitemnaars, maar ook mensen uit de ruime regio. Door de coronamaatregelen hebben we een ruimer terras en dat is een blijver. We merken dat er nog meer fietsers hier halt houden om iets te drinken!”

Typisch aan een volkscafé is ook de aanwezigheid van verenigingen. “Vroeger waren er natuurlijk meer clubs, op vandaag hebben we enkel nog vinkenvereniging De Goudvink en kaartclub ‘Het stikt nie nauwe’. De ruime openingsuren zijn denk ik ook typisch. Wij zijn al van ‘s ochtends open en lang duurt het meestal niet vooraleer de eerste klant hier binnen komt. Liever een goed dagcafé dan dat we ‘s avonds lang moeten open zijn, ervaring bij collega’s leert dat je dan ook meer miserie hebt. Ik kan met het hand op het hart zeggen dat er hier nog nooit iets van last geweest is.”

“We zijn een goed dagcafé zonder miserie, meer moet dat niet zijn”

De ziel van het café is de toog. “Het is echt zonde dat de mensen nog niet opnieuw aan de toog mogen zitten. Nu zit iedereen aan aparte tafeltjes en wordt er wel eens tegen de tafel naast je gebabbeld, maar daar blijft het ook bij. Aan de toog is dat heel anders, daar heb je allemaal gesprekken door elkaar en iedereen praat met iedereen. Ook de klanten geven aan dat ze het echt missen”, aldus Johan. “Tijdens de horecasluiting waren het lange dagen voor ons… De beenhouwerij was wel open, maar voor de rest kun je niet blijven klusjes opknappen. Ik ben veel gaan wandelen en dat deed ik vroeger nooit. Het heeft me vooral doen inzien dat ik er nog lang niet klaar voor ben om met pensioen te gaan. Aan stoppen denk ik nog lang niet! Zolang de gezondheid het toelaat, blijf ik verder doen.”

Restaurantje spelen

“Beythem Statie is een op en top familiegegeven en dat is tof. Onze kinderen zijn er al van jongs af aan mee bezig en zijn ook flexibel, ze kunnen zowel in het café, het restaurant als de traiteurszaak hun plan trekken. Dat is een flinke meerwaarde. Ondertussen durven de kleinkinderen ook al een handje te helpen of ze spelen samen restaurantje, het zit er dus ook al in. Wie weet zit er nog een vijfde generatie aan te komen”, lacht Darlin.

Regelmatig hangen er buiten ook gedroogde haringen te zwieren, een opvallend beeld voor passanten: “Die vallen enorm in de smaak, ze komen van heel ver naar hier voor hun haring.”

Volgende week: De Mooie Molen.