Valerie Courdain staat met een glimlach In de Zoete Inval: “Voor veel klanten ben ik als een tweede moeder”

“Ik had vroeger nooit gedacht dat ik cafébazin zou worden”, zegt Valerie Courdain. (foto WVH)
Wouter Verheecke
Wouter Verheecke Medewerker KW

Kaarters, studenten en pintelierders: allemaal weten ze de weg naar In de Zoete Inval in Oostduinkerke. Een écht oud volkscafé, waar Valerie Courdain het mooie weer maakt. “Ik sta hier altijd met een brede glimlach achter mijn toog. Waarom ook niet?”

Binnenkort is het feest in de bocht in de Nieuwpoortsteenweg, tussen Oostduinkerke en Nieuwpoort. Café In de Zoete Inval bestaat al sinds 1924 en wordt dus een eeuweling. Sinds vijftien jaar staan Xavier Vanbillemont (49) en Valerie Courdain (48) hier samen achter de toog. “Xavier is de derde generatie. Hij nam het café over van zijn vader, Roland, en eerder tapten zijn grootouders Amandus ‘Mang’ en Maria hier de pinten. Mijn man is daarnaast ook nog paardenvisser, maar ik werk hier fulltime”, begint Valerie.

Blote billen

“Als cafébazin hoor je natuurlijk veel verhalen, dat vind ik het leuke aan mijn beroep. We hebben hier dus veel leute en ik sta dan ook altijd met een brede glimlach achter de tapkranen”, stelt ze. Of zij dan nooit eens een mindere dag heeft? “Dat heb je in alle jobs, maar eigenlijk gebeurt dat niet zo veel, neen. Tenzij ik last krijg van een migraineaanval.”

Het café voelt wat afgeleefd aan, met vergeelde muren, oud meubilair en veel foto’s en andere elementen die verwijzen naar de garnaalvisserij. “Dat is onze charme en die nostalgie willen we dan ook bewust bewaren”, zegt Valerie. Achter haar sieren een resem postkaartjes de toog; veelal met blote billen. “Die kregen we van klanten van op reis toegestuurd. We hebben er nog meer, maar alleen de mooiste hangen uit”, schatert ze.

Studentenclub

Hier komen veel vaste klanten over de vloer. “Een vreemd fenomeen is dat wij winter- en zomerklanten hebben; een ouder en een jonger publiek. Jawel, ook de jeugd vindt zeker de weg naar dit oudepettecafé. Zo’n zes jaar geleden is zelfs studentenclub Moeder Peerdevisscher opgericht, met studenten die wonen aan de kust en studeren in Gent. Zij hebben hier hun clublokaal in het weekend en op de nationale feestdag vieren ze ‘Fête des Belges’. Dan zetten we een tent buiten, gooien we wat zand binnen en gif moa slunse. Tijdens de week zien wij dan weer vooral kaarters en ook veel zelfstandigen uit de buurt, op hun sluitingsdag.”

Er hangt een dartsbord en het koppel toont soms de koers op tv, maar sportiever dan dat wordt het hier niet. “Vroeger kon je hier ook het voetbal volgen, maar daarmee zijn we gestopt. Daarvoor moet je nu in het stadscentrum zijn”, zegt Valerie.

Komt er toch eens een nieuw gezicht binnen, dan is iedereen gelijk voor haar. “Hier komen zowel grote als kleine mannen langs. Maar of je nu rijdt met een geitje of met een dikke bak, dat maakt voor mij echt niks uit. En mocht de koning hier langskomen, dan zal ik hem zeker niet aanspreken met Dag mijnheer de koning”, lacht ze.

Strenge tante

Voor velen is dit café een vaste stek die ze niet willen missen. Dat bleek duidelijk bij de eerste heropening na de lockdown. “Hoewel het toen echt geen terrasjesweer was, zat er toch aardig wat volk onder onze parasols. Dat heeft ook ons heel veel deugd gedaan, na zeven maanden sluiting, en nu zijn we heel tevreden dat het sluitingsuur eindelijk wegvalt.”

Dat brengt weliswaar meer klanten-met-een-glas-te-veel-op met zich mee, maar zelfs daarnaar verlangt de cafébazin. “Zelf drink ik de hele dag geen druppel alcohol achter mijn toog, om telkens het overzicht te kunnen bewaren en discussies over de rekening te vermijden. Merk ik dat iemand dronken achter het stuur wil kruipen, dan pak ik zijn sleutels af en voer ik hem naar huis. Als het moet, ben ik dus ook een strenge tante, of zeg maar: een tweede moeder. Zonder mij evenwel te bemoeien. Als ik er plots twee naar het wc zie gaan, dan laat ik dat maar begaan”, knipoogt ze.

Opvolging

Valerie is het café voorlopig nog lang niet moe. “De dag dat dat wel zo is, dan stop ik ermee. We hebben twee dochters, maar hen zie ik niet meteen als opvolgers. Onze schoonzoon eventueel wel. Zeg echter nooit nooit, want dat had ik van mezelf destijds ook niet gedacht. Tot mijn schoonvader mij ineens vroeg om een pint te tappen. De eerste twee mislukten en moest hij opdrinken, maar daarna had ik de smaak te pakken. En zie: nu zijn we vijftien jaar en vele vaten later!”