Op stap langs West-Vlaamse cafés in Gent. Maarten Boucquez van ‘t Kofschip:“Mijn café is een instituut”

Maarten Boucquez is sinds april 2014 de eigenaar van ‘t Kofschip. “Hier is het minstens vijf dagen per week feest.” © Guillaume Decock
Philippe Verhaest

Het academiejaar zit stilaan weer op kruissnelheid en duizenden West-Vlaamse studenten zijn opnieuw naar Gent getrokken, de officieuze hoofdstad van onze provincie. En laat die plek nu ook nog eens bevolkt zijn met een pak West-Vlaamse cafébazen. Wij nestelen ons vier weken lang aan hun toog. Deze week nippen we van een frisse pils in ’t Kofschip.

Al meer dan veertig jaar is ’t Kofschip een begrip in de Overpoort, nog altijd dé uitgaansbuurt voor al wie in Gent studeert. Sinds zeven jaar is de zaak in Oudenburgse handen en staat Maarten Boucquez achter de toog. Die ontpopte zich in recordtempo tot een ambassadeur van het lokale nachtleven en lijkt niet meteen van plan om d’Uverpuurte nog snel te verlaten. Al kon zijn leven zich evengoed onder de eigen kerktoren afgespeeld hebben, zegt hij.

“Ik weet al sinds de derde kleuterklas dat ik de horeca in wilde”, glimlacht Maarten (31), die afgelopen zomer in het huwelijksbootje stapte met Igor Cherepanov en zich ondertussen als een halve Gentenaar omschrijft. “Aanvankelijk was het mijn plan om kok te worden. Toen ik aan Spermalie in Brugge mijn opleiding volgde, was ik de enige die in het weekend níet in een restaurant werkte. Ik klopte uren achter de toog van de Zenith, destijds een erg populaire dancing in Gistel. Daar heb ik de microbe voor den uitgang opgedaan.”

Zo’n Overpoort die amper nog volk kan slikken, daarvoor ben ik hier van start gegaan. Laat die knaldrang maar komen

In 2010 opende Maarten in zijn eigenste Oudenburg het danscafé 4 Seasons. “Dat draaide best goed. Op maandag en dinsdag – mijn sluitingsdagen – trok ik graag naar enkele vrienden die in Gent blijven plakken waren. Ze troonden me mee in het lokale uitgaansleven en zo zijn we op een zekere nacht ook in ’t Kofschip beland.”

“De sfeer die hier hing, sprak me wel aan en ik begon met het idee te spelen om in de Gentse rand een dergelijke boîte te openen. Toen ik de toenmalige eigenaar, Antoine Gevaert, om advies vroeg, stak die zijn visitekaartje in mijn achterzak en fluisterde hij in mijn oor dat ik ’t Kofschip ook kon overnemen. Op 1 april 2014 was ik hier de nieuwe chef”, glundert Maarten.

Teletijdmachine

De overstap naar Gent heeft Maarten zich nog geen seconde beklaagd. “In Oudenburg moest ik het vooral hebben van vrijdag en zaterdag, hier is het minstens vijf dagen per week feest. Het nachtleven zit ondertussen onder mijn vel, ik voel me er als een vis in het water. Sinds dag één is dit mijn thuis. Ik ben ondertussen vergroeid met ’t Kofschip.

Dat hij een vaste waarde in de Overpoort onder zijn hoede heeft, beseft Maarten maar al te goed. “Antoine was hier 34 jaar aan de slag, ik ondertussen ook al zeven. Reken zelf maar uit. We spreken niet langer over een café, maar over een instituut. Je mag enkele generaties studenten teruggaan: allemaal zullen ze ’t Kofschip wel kennen.”

© Guillaume Decock

Vooral de sfeer van het café maakt de setting uniek. De toog – en zo goed als het volledige interieur – is nog hetzelfde als in de jaren negentig van de vorige eeuw en mochten de zware houten zitbanken kunnen praten, dan zou het ene straffe verhaal na het andere op tafel gegooid worden. Alsof je in een teletijdmachine stapt.

“Hier maken we geen onderscheid. Pintendrinkers en hippe vogels met hun Bacardi-cola zitten hier broederlijk zij aan zij. Maar een echt West-Vlaams nest zou ik ’t Kofschip niet durven noemen. Dat hoeft ook niet, hier is iedereen welkom. Al neemt ons dialect wel eens de bovenhand aan de toog. Dit is en blijft Gent, hé…”

Pint boven ‘korten’

Waar in de Overpoort tal van cafés halve discotheken zijn geworden, blijft ’t Kofschip trouw aan haar roots. “Hier gaan nog meer vers getapte pinten dan korten drank over de toog”, zegt Maarten. “Al is de Kasteel Rouge een stevige tweede. Achterin de zaak hebben we tijdens de lockdown trouwens een nieuwe dansvloer geïnstalleerd. Net als nieuw sanitair, belichting en een uitstekend ventilatiesysteem. ’t Kofschip ziet er nog uit zoals vroeger, achter de schermen is het een moderne machine.”

“Het was een stevige investering, maar we willen zowel de tooghangers als de echte fuifbeesten van dienst zijn. En als je nu ziet hoe ons café opnieuw overspoeld wordt, dan weet je weer waarvoor je het doet.”

Het nieuwe academiejaar moet een knaller worden, vindt ook Maarten. “We hebben veel te lang op onze honger moeten zitten. En toen het weer mocht, waren er die regeltjes. Die lijken nu stilaan helemaal verleden tijd. Wij zijn klaar om opnieuw de massa over de vloer te krijgen. Zo’n Overpoort die amper nog volk kan slikken, daarvoor ben ik hier van start gegaan. Laat die knaldrang maar komen.”

Clubby Elexir

Maarten zelf bruist eveneens van energie. Amper een half jaar nadat hij ’t Kofschip had overgenomen, startte hij nog een tweede zaak in de Overpoortstraat: Elixir. “Al staat die haaks op wat we hier doen. Den Elixir is zo’n clubby café, waar sterke dranken de pinten hebben verdrongen en je lasers door de lucht ziet schieten. Beide zijn voor mij complementair. Ik start elke avond in ’t Kofschip, trek dan van middernacht tot 3 uur naar Elexir en keer dan naar hier terug. Het enige verschil: in ’t Kofschip ben ik de mascotte, in Elexir weten ze amper wie ik ben. Die andere sfeer, hé”, knipoogt hij.

Aan een ander bestaan denkt Maarten niet. “Ik ben een horecaman in hart en nieren. Al besef ik ook wel dat ik dit tempo niet tot mijn 65ste zal volhouden. Ik zetel ondertussen in de vzw Gentse Tappers (die de Overpoort verenigt, red.), ben lid van de Nightlife Council van Gent en ook bestuurder bij de horecacel van Unizo Oost-Vlaanderen. Als ik ooit mijn toog verlaat, dan wil ik de belangen van de sector verdedigen. Want als de coronacrisis ons één iets geleerd heeft, dan is het wel dat de horeca van levensbelang is voor onze maatschappij.”