Marie-Thérèse is al ruim 50 jaar cafébazin: “De beste tijd ligt al lang achter ons”

Tegenwoordig vraagt Marie-Thérèse Michiel 2 euro voor een pintje. Toen zij in 1969 als cafébazin startte, was dat nog maar 6 frank. © WVH
Wouter Verheecke
Wouter Verheecke Medewerker KW

Marie-Thérèse Michiel leeft al sinds haar twintigste achter de toog. Tegenwoordig tapt ze de pinten in De Gouden Hoorn in Ieper, maar daarvoor deed ze dat ook al in een handvol andere cafés. En ook straffe verhalen tapt zij uit de losse pols, met heimwee naar de goeie oude tijd. “Zoals die keer toen er een stier het café kwam binnengestormd…”

Marie-Thérèse Michiel (73) is geboren en getogen in Ieper. Zij heeft het nooit anders geweten dan dat het hier café was, op de hoek van de Dehemlaan en de Brugseweg. “Dat is waarschijnlijk al meer dan 70 jaar zo, al stond het pand wel twee jaar leeg voor mijn man – Frans Couckuyt – en ik hier vier jaar geleden onze intrek namen”, begint ze. “Daarvoor stond ik achter de toog in een vijftal verschillende cafés in Wervik, Ieper en Boezinge. Alles samengeteld, werk ik nu al 53 jaar als cafébazin.”

Dat doet Marie-Thérèse naar eigen zeggen omdat ze graag onder de mensen is. “Hoewel ik als zwangere twintiger zei dat ik het maar één jaar zou doen, bleef ik als cafébazin werken om mijn drie kinderen te zien opgroeien. Na schooltijd was ik dus altijd thuis. En nu zij al lang het huis uit zijn, sta ik er nog altijd. Ik ben het caféleven ondertussen zodanig gewoon dat ik mij niet zou jeunen in een burgerhuis. Dit is nu eenmaal mijn lang leven”, vertelt ze.

Gezelschapsleven

De verplichte coronasluiting heeft haar moraal dan ook geen deugd gedaan, en ook de commerce had eronder te lijden. “Net zoals met de invoering van het rookverbod en de opmars van de alcoholcontroles, heeft nu ook dat beestje een stevige duw gegeven aan het hele gezelschapsleven. Velen gaan sindsdien immers niet meer op café. Bovendien verkleint mijn vaste clientèle sowieso, want dat zijn vooral ouderen. Van alle cafégangers die vijftig jaar geleden al aan mijn toog zaten, blijven er nu nog maar enkelen meer over”, weet ze.

Ik denk sowieso nog niet aan stoppen. Rust roest

“Wat ik doorheen de jaren het hardst heb zien veranderen, is het groepsgevoel onder de klanten. Vroeger waren zij elke avond aan het snelbieden en als er iemand vijf frank in de jukebox stak, zaten ze meteen in de dans. Dat is allemaal gedaan, want de kosten voor Sabam en de Billijke Vergoeding liggen voor mij veel te hoog om dat te blijven volhouden. De twee kaartersclubs die hier nu nog komen, zijn meestal ouderen die sowieso niet van die drukte houden. Hier staat er dus nooit een radio op.”

Pintelieren

Ook de tapkraan wordt nu minder vaak dan vroeger open gezet. “Mannen die mij een koffie vragen, zouden ze destijds zot verklaard hebben. Nu is dat doodnormaal, omdat de meesten met de auto komen en schrik hebben om in het zakje te moeten blazen. Vroeger kwamen die mannen trouwens niet alleen na de werkuren pintelieren, maar ook al in de middagpauze. Toen werden er ook nog grote tournees gezet, want de pinten kostten maar een paar franken en de levensstandaard was totaal anders. Nu liggen de prijzen veel hoger, al houden wij daar procentueel gezien maar weinig aan over. BTW? Da’s de afkorting voor de besten tied is weg. Om van al die andere taksen nog maar te zwijgen”, sakkert ze.

Over een anekdote hoeft Marie-Thérèse niet lang na te denken, al moeten we ook daarvoor een flink eind terug in de tijd. “Toen ik nog in het voormalige café Telegraaf in de Stationsstraat werkte, liep er plots een gigantische stier weg van de koeiemarkt, recht het café binnen. Toen mijn hondje in zijn poot beet, draaide hij zich om en stormde hij weer naar buiten, waarbij hij weliswaar enkele tafels en stoelen meesleurde. Uiteindelijk belandde die stier in de vestingen, waarna de brandweer toesnelde om hem weer op het droge te helpen”, vertelt ze.

Zelf spurtte de cafébazin ook eens over straat, weliswaar achter een klant aan. “In heel mijn carrière heb ik nog maar één de gendarmes moeten opbellen. Een man viel dansende koppeltjes lastig en nadat ik hem de deur had gewezen, gooide hij een raam in. Na een sprint van 500 meter had ik hem bij zijn kraag te pakken en kon ik hem overleveren.”

Rust roest

Plots veert Marie-Thérèse recht, wanneer de ene na de andere Verenigde Vogelvriend het café binnenstapt voor hun jaarlijkse vergadering. Niet dat daarmee de kassa echt aan het rinkelen slaat, maar voor haar volstaat de compagnie om te blijven voortdoen. “Op drukke momenten krijg ik wat hulp van mijn kinderen, zoals nu van mijn dochter, maar geen van hen wil de zaak voortzetten. Ik kan hen geen ongelijk geven, want tegenwoordig valt er elders meer geld te verdienen. Ik denk sowieso nog niet aan stoppen. Rust roest. Ik wil hiermee dus voortdoen zolang ik kan, of voor mijn part tot ik tussen zes planken lig”, klinkt het nog.