Jean-Claude Vanbesien (Den Arend, Roeselare): “Nu nog in horeca stappen? Jongeren zien dat niet meer zitten”

Jean-Claude Vanbesien op het overkapte terras van De Arend tijdens de dinsdagmarkt. © stefaan beel
Wouter Vander Stricht

Café D’Armoe moe(s)t een maand sluiten, enkele horecazaken zoeken vergeefs naar een overnemer en van een echt nachtleven lijkt in de stad ook geen sprake meer. “De horeca heeft het inderdaad moeilijk, zoveel is duidelijk. Ik kan het begrijpen dat jonge mensen de sprong niet meer willen wagen”, zegt de Roeselaarse horecavoorzitter Claude Vanbesien, al 35 jaar de patron van café Den Arend.

Of we eens mochten binnen springen over de staat van het horecalandschap te praten, was onze vraag. Dat mocht en vrij vroeg op de morgen, zeker voor een cafébaas, kregen meteen de spraakwaterval (Jean-)Claude Vanbesien over ons heen. Het mag duidelijk zijn, het is niet meer zoals het geweest is. En dat is uiteraard niet enkel in Roeselare zo. “Maar weet je. Een stad zonder horeca is maar doods hoor. Neem nu onze Grote Markt hier, op Moustache na is daar geen café meer. Voor de rest zijn het eethuizen en die sluiten al om 22 uur. Dus als je in het weekend later op de avond over de markt loopt dan heb je een gevoel dat het niet leeft.”

Geen cash meer

Ook de Noord- en Zuidstraat hebben niet echt een café meer, enkel Polenplein en Stationsplein zijn nog zowat de plaatsen waar wat (nachtelijk) leven in de brouwerij zit. En naar de reden moet je Claude Vanbesien niet vragen, hij draagt die meteen zelf aan. “Wie wil er ’s avonds nog werken. Je moet eens personeel vinden dat ’s nachts komt helpen, niet te doen. We zijn in een tijd gekomen dat iedereen zijn uren doet en niet veel meer. En ja, er zijn nog uitzonderingen. Maar als een personeelslid overuren wil doen bij mij, dan moet hij daar fiks op betalen. Het is voor die medewerker interessanter om een flexi te gaan doen bij een ander. Zo zit ons systeem nu eenmaal in elkaar.”

“Ik word zelf straks 60 jaar, maar ga zeker en vast nog een tijdje door”

Het leven is ook duur geworden. “En de cash is weg. We moeten er niet flauw over doen, vroeger had je de ‘envelopkes’ aan overuren die werden gespendeerd in het uitgaansleven, dat heb je nu niet meer. Aan de discussie over de nultolerantie op alcohol achter het stuur ga ik me niet wagen. Maar wat ik zeker ben is dat je parking dichtbij moet hebben, liefst zo veel mogelijk en bovengronds. Als je nu de Botermarkt ziet, daar zijn ook weer wat parkeerplekken gesneuveld ten voordele van vaste fietsrekken. In al die jaren dat ik hier al zit heb ik daar al het volgende over geleerd: veel jonge mensen komen met de fiets, maar die staat zelden in een fietsrek, die liggen overal rond. Het is ook zo dat de mensen langer mobiel zijn, zeventigers en tachtigers verplaatsen zich nog graag met de wagen. Dan parkeren ze even graag ook dichtbij. Een taxi? Dat is vrij duur en ook nauwelijks beschikbaar. Onlangs zijn ook klanten van mij met een Uber-taxi naar huis gevoerd, die kwam uit Menen en ze moesten naar Hooglede. Benieuwd wat dat hen gekost heeft.”

Wurgcontracten

Dat het nachtleven op sterven na dood is, dat erkent Claude ook. “Vroeger had je hier in Roeselare het sluitingsuur, tijdens de week om 1 uur dicht, in het weekend om 3 uur. Dat bestaat niet meer, maar de meeste zaken zijn al een stuk eerder dicht. Mijn buren en ik hier op het Polenplein hebben wel nog een laatavondpubliek in het weekend en er zijn nog enkele zaken in de omliggende straten. Veel verder moet je niet lopen. We leven ook niet meer binnen in een café, alles verplaatst zich naar de terrassen. In de winter is het sowieso kalmer, in de zomer is het vooral buiten te doen. Van zodra het even kan, zoekt men een plaatsje buiten. Ook al omdat daar gerookt mag worden. Er is ook te veel regelgeving. Neem nu dat rookverbod op café. De verantwoordelijkheid ligt bij de cafébaas, in plaats van de persoon die de overtreding maakt. Die boetes lopen in de duizenden euro’s. Als ik er zelf niet ben, moet mijn personeel dat controleren. Maar dat is ook niet evident. Net als de controle op de leeftijd als je drank serveert. Ze maken het ons niet makkelijk.”

“Een overnameprijs, de zogenaamde ‘zulle’ vragen voor een zaak, dat is moet je niet meer doen”

En Claude is ook duidelijk over de nieuwe realiteit in de horeca. “Er staan inderdaad heel wat zaken over te nemen. Maar één ding is al zeker. Een overnameprijs moet je niet of nauwelijks vragen. De ‘zulle’ zoals ze dat vroeger zegden, dat bestaat niet meer. Enkel wat overname van materiaal is nog aan de orde.” Ook daar moet je niet wijd gapen, er staat overal tweedehandsmateriaal te koop. Zelf huurt Claude ook zijn café. “Ik heb het destijds willen kopen, dat is niet gelukt. Ik heb me daarbij neer gelegd en elders investeringen gedaan. Ik kan hier wel werken met een lokale biersteker, iemand uit de buurt die de wijn levert, ook de koffie komt van ene lokale handelaar… Maar als je helemaal een brouwerij vast hangt, dan gaat het vaak om wurgcontracten. Ze moeten overal een percentje op hebben. De huurprijs van een pand kan dan op het eerste zicht meevallen, uiteindelijk betaal je haast het dubbele van wat ze initieel aanrekenen.”

Overleg over D’Armoe

Een horecazaak moet vooral ook veel open zijn. “Wij zijn iedere dag open. Niet iedereen kan dat, maar als je twee dagen per week sluit, dan ben je sowieso al 100 dagen dicht en lopen je kosten gewoon door. Niet enkel de huur, ook de elektriciteit, want je kunt je frigo’s niet uit schakelen. Anders gaan er zaken bederven, maar je hebt bovenal geen inkomsten.”

Dat café D’Armoe een maand moest sluiten, vindt Jean-Claude jammer voor zijn collega. “Maar ik weet dat het stadsbestuur dat niet doet zonder te waarschuwen. Er was al overleg geweest, als cafébaas ben je ook verantwoordelijk voor je klanten. En dat is niet altijd makkelijk. We mogen zeker niet klagen over de hetgeen de stad doet voor de horeca. Eén keer per maand mag je ook een uitbreiding vragen en mag je wat langer muziek spelen. Maar je moet eens door ’t stad rijden, daar hoor je de muziek nergens meer tot buiten. D’Armoe heeft natuurlijk ook het nadeel dat het een oud, niet goed geïsoleerd gebouw is.”

Jean-Claude heeft dus duidelijk zijn mening over alles wat reilt en zeilt in het wereldje. “Hoe lang ik nog doorga? In september word ik 60 jaar, maar ik hoop nog een tijdje in mijn café te kunnen staan.”

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content