Alain Derycke staat achter de toog van iconisch café in Blankenberge: “‘t Zwienekotje is een begrip”

De vaste gasten van ‘t Zwienekotje: “De reden dat we hier zo graag komen, is dat je hier gewoon jezelf mag zijn. © WK
Wim Kerkhof
Wim Kerkhof Medewerker KW

Alain Derycke (53) staat al jaar en dag achter de toog van café Turnclub in de De Smet de Naeyerlaan. ’t Zwienekotje in de volksmond, want de vroegere uitbater verzamelde zwientjes en die naam bleef hangen. “En het ís hier soms ook wel echt een zwieneboel. Met carnaval mag er al eens op de tafels gedanst worden.”

Voor Patrick Beckers (68) en Albert ‘Bertje’ Verbist (78) is ’t Zwienekotje een volkscafé in de meest strikte zin van het woord. “Hier geen ministers of senatoren aan den toog, ’t Zwienekotje is van de gewone werkmens”, klinkt het eensgezind.

De twee zijn al dertig jaar klant. “De reden dat we hier zo graag komen, is dat je hier gewoon jezelf mag zijn. Geen col en plastron dus in ’t Zwienekotje. En geen streken of je komt hier niet binnen”, knipoogt Patrick. Geboren om de hoek, komt hij er zelf nog alle dagen. “Ik ben geboren in ’t commerestratje, dat zo werd genoemd omdat iedereen er alles van elkaar wist”, glimlacht hij. “In ’t Zwienekotje is dat óók zo”, merkt Bertje op. “Iedereen kent hier iedereen – ook elkaars miserie. Er wordt hier tenminste nog echt gepraat.” De andere stamgasten kunnen dat beamen. “De mensen hebben hier geen geheimen voor elkaar. Een goeie stek onder water en de tongen komen los. Ik lucht hier zelf ook weleens mijn hart.”

Heel af en toe spoelt er in ’t Zwienekotje een verdwaalde toerist aan. “Het ding is: als je hier eenmaal over de vloer bent geweest, kom je gegarandeerd later nog eens terug. ’t Zwienekotje doet wat met een mens”, klinkt het.

Bijnaam

Waar die naam überhaupt vandaan komt? “De vroegere uitbater, en ik praat nu over 25 jaar geleden, spaarde de varkentjes die je nog her en der ziet in ’t café. Zo is die bijnaam ontstaan”, weet Alain. Ook zijn oorkonde hangt er nog ergens aan de muur: Alain I zwaaide in ’99 de carnavalsscepter in ‘t steedje. ’t Zwienekotje is dan ook hét carnavalscafé bij uitstek. “De ravage ná carnaval is meestal vo te blèten”, grijnst Alain.

“Maar met carnaval zelf is het hier vijf dagen achtereen dolle pret. Er wordt dan al eens op de tafels gedanst. De enige keer dat we gesloten zijn, is dan ook met die dagen ná carnaval. Ik krijg dan amper nog mijn voordeur dicht met al dat glas op de vloer.” Van een zwienekotje gesproken. “Ministers of senatoren ga je hier inderdaad niet zo gauw zien, de burgemeester daarentegen wél. Maar ’t Zwienekotje is dan ook een begrip in Blankenberge. Iederéén kent dit café.”

Geen streken of je komt hier niet binnen

’t Zwienekotje is ook democratisch. “Twee euro voor een lekker schuimende pint, drie euro voor een wijntje: waar in godsnaam vind je dat tegenwoordig nog?” klinkt het aan de toog. Verder vind je hier een kaartclubje, en er wordt vogelpik gespeeld. “We hebben ook een gezonde spaarkas”, zegt Alain.

Het laatste woord is aan de tooghangers. “Blij dat het eindelijk weer mag”, zeggen Patrick en Bertje in koor. ’t Zwienekotje is volgens hen een uitstekende horecabarometer. “Als er hier geen volk zit, dan mag je er prat op gaan dat er nérgens volk zit…”