Filip Declercq (Declercq Stortbeton): “Ik beschouw mijn bedrijf als mijn derde kindje”

© WME
Philippe Verhaest

Beton en Filip Declercq, ze worden al decennia lang in één adem genoemd. De geboren en getogen Waregemnaar liet het familiebedrijf uitgroeien tot een begrip in de bouwsector en zweert tegelijk bij zijn geliefde stad. “Ergens anders zou ik nooit kunnen aarden”, zegt hij.

Filip Declercq is de perfecte definitie van een selfmade man. Op zijn zestiende afgezwaaid van school en sindsdien zo goed als elke dag de klok rond gewerkt. Keihard, zelfs. Met slechts één doel voor ogen: het bedrijf dat door zijn vader Willy in 1968 werd opgestart, laten uitgroeien tot een onverzettelijke rots in de bouwsector.

Heb je ooit aan een carrière buiten de betonwereld gedacht?

“Dit was de logica zelve, moet ik toegeven. Mijn vader startte destijds als transportfirma voor bouwmaterialen. Zand, grind, asfalt… Dat soort zaken. Hij is letterlijk met één vrachtwagen begonnen, met de Processiestraat als uitvalsbasis. In hartje Waregem, ja. Dat kan je je nu niet meer voorstellen. Ikzelf heb aan het VTI van Waregem een opleiding mechanica gevolgd, maar het stond in de sterren geschreven dat ik thuis aan de slag zou gaan. Ik was 16,5 jaar en ben beginnen rijden. Sindsdien ben ik nooit meer uit die spreekwoordelijke camion gesprongen. Ik ben op de koer opgegroeid, tufte op mijn twaalfde al met de bull rond. Op mijn zestiende – ik was eigenlijk nog te jong om met de vrachtwagen te rijden – werd ik door de politie aan de Balta nog aan de kant gezet. Maar ik had toen al flink wat kilometers in de benen.” (glimlacht)

Hoe is het betonverhaal gestart?

“Mijn vader begon in 1976 tijdens het weekend zelf beton te maken. Als extraatje naast zijn vaste opdrachten als transporteur. Maar ik zag vooral in díe business muziek. Voor mij was het snel duidelijk dat mijn toekomst in de betonwereld lag, al was dat niet meteen naar de zin van mijn vader. Op dat vlak liepen onze meningen te fel uiteen. We hadden niet meteen dezelfde ondernemersvisie, maar ik kreeg carte blanche toen ik 1987 het roer mocht overnemen.”

Hoe verliepen die pioniersjaren?

“Ik heb sinds de allereerste dag het beste van mezelf gegeven. Ik moest en zou slagen. Toen ik van start ging, hadden we vier of vijf mensen in dienst. Een klein familiebedrijfje, zeg maar. En ik deed toen ook nog alles zelf: beton maken, de vrachtwagen laden, naar de klanten rijden… Werken van voor zonsopgang en pas stoppen wanneer die al lang weer onder de horizon verdwenen was. Achteraf bekeken waren dat gouden tijden.”

Mijn twee zonen werken mee in de zaak. Dat stemt me wel gelukkig

Wanneer kreeg je bedrijf zijn grote boost?

“Dat was in 2000, toen we in Deinze onze tweede betoncentrale hebben opgestart. We hadden toen al een kleine twintig mensen in dienst, maar dan waren we pas echt vertrokken. Vorig jaar openden we in Harelbeke onze vijfde centrale en op vandaag hebben we ongeveer 230 mensen in dienst. Onze betonpompen kunnen een afstand van 65 meter overbruggen, we hebben meer dan honderd vrachtwagens op de baan… Dan moet je concluderen dat ik destijds de juiste strategische beslissing heb genomen.”

41 jaar nadat je vader de fundamenten legde, liet jij Declercq Stortbeton uitgroeien tot een begrip. Maakt dat je trots?

“Ergens wel, al loop ik daar niet mee te koop. Ik ben vooral blij dat onze klanten vinden dat we topkwaliteit leveren, want daar staat of valt alles mee. Een goed product verkoopt zichzelf. Wij hoeven geen afzetmarkten te zoeken, de mensen bellen ons zélf op. Maar dat gebeurt enkel wanneer je elk project – hoe klein of groot ook – even hoog inschat. Een goeie service, luisteren naar je klant én elke dag opnieuw van nul starten. Pas vorig jaar hebben we een vertegenwoordiger in dienst genomen. Ik heb al die jaren alle klanten zelf behartigd, nu delegeer ik iets meer. Maar vergis je niet: ik weet van elke korrel beton perfect waar die naartoe gaat.”

Filip Declercq (Declercq Stortbeton):
© WME

Privé

– 51 jaar oud, partner van Delphine Delesie (39).

– Papa van Jens (25) en Jonah (23).

– Zoon van Willy Declercq (81) en de in 1989 jammer genoeg overleden Cecile Vanthuyne.

Loopbaan

Startte op zijn zestiende in het bedrijf en nam in 1987 de zaak over. Nu gedelegeerd bestuurder van Declercq Stortbeton en Betesco.

Vrije tijd

Reizen en de wereld ontdekken.

Hoewel je vandaag ruim 200 mensen werk geeft, zweer je nog altijd aan de waarden die dertig jaar geleden in je bedrijf heersten…

“Een niet te onderschatten onderdeel van ons succes, vind ik. Wij zijn nog altijd een echt familiebedrijf. En dan moet je als zaakvoerder ook elke dag aanwezig zijn. Mijn werkdag start rond 5.30 uur en pas rond 19 uur trek ik de deur weer achter me dicht. Dat hoort zo, maar ik doe het ook gewoon graag. Ik beschouw dit bedrijf als mijn derde kindje. En daarvoor ga je door het vuur. Wanneer we na een reis Waregem weer binnen rijden, dan zet ik mijn vrouw thuis af en gaat het rechtstreeks richting Lindestraat (waar de hoofdzetel van Declercq Stortbeton en Betesco te vinden is, red.). Ik wil meteen weer aan de slag.”

Hoe staan jullie er anno 2019 voor?

“Goed, maar we kijken altijd vooruit. Dit jaar ligt onze focus op Betesco, dat zich specialiseert in prefab betontrappen. In die sector zit nog een pak groei. Op vandaag zijn we in België, Nederland en Frankrijk actief en vooral in de twee laatste landen willen we nog stevige vooruitgang boeken.”

Had je in 1987 ooit durven denken dat je zo’n hoge vlucht zou nemen?

“Ik had het wel gehoopt, maar succes verdien je enkel door hard te werken. Toen we twaalf jaar geleden met het Betesco-verhaal van start gingen, was dat een sprong in het ondiepe. Maar het bleek de juiste keuze. Ik heb door de jaren heen wel geleerd dat je moet durven om snel te investeren en kansen te grijpen. Door in de zetel te zitten, zet je niks in beweging.”

Hoe kijkt je vader naar de evolutie die het bedrijf doormaakte?

“Hij zal me nog altijd niet zeggen dat het goed is. Maar ik voel wat trots bij hem. Hij loopt graag eens met zijn vrienden door de productie. Dat is dus misschien wel een verdoken compliment.”

Jullie werkten al mee aan het Sportpaleis, de nieuwe tribune van het Bosuilstadion… Welk project springt er voor jou persoonlijk uit?

“Voor het nieuwe NAVO-gebouw in Evere mochten we zevenhonderd trappen leveren. Een gigantisch aantal. En de veiligheidsvoorschriften waren draconisch. Elke trap werd tot in de kleinste details onderzocht en tijdens het transport tussen Waregem en Brussel mocht er niet gestopt worden. Zelfs niet voor een koffie. Daar stond ik toch even van te kijken. Maar ook de meer complexe betonwerken, zoals de sluis in Harelbeke, vind ik echt top. Nu werken we een soortgelijk project af in Sint-Baafs-Vijve.”

Ik weet van elke korrel beton perfect waar die naartoe gaat. Dat hoort zo, vind ik

Je groen-witte en blauw-witte vrachtwagens zijn alomtegenwoordig in het straatbeeld, maar jij houdt je liever op de achtergrond. Waarom?

“Ik ben niet echt mediageil. Laat me maar gewoon mijn ding doen, liefst ver weg van de schijnwerpers. En ik laat liever onze producten spreken. Wat we doen, is onze beste reclame.”

Over reclame gesproken, sinds Essevee in eerste klasse speelt, fungeren jouw ondernemingen als rugsponsor.

“Ik ben al sinds mijn jeugd fan. Die liefde kreeg ik van mijn vader mee. En we zijn eigenlijk samen met de club mee gegroeid. Het eerste jaar in de hoogste afdeling stonden onze vrachtwagentjes op de lelijkste shirts van de hele competitie. Maar er werd wél over gesproken!”

Levert dat engagement je ook iets op?

“In de beginjaren meer dan nu, maar het blijft een geweldig marketinginstrument. We hebben in het Regenboogstadion ook onze eigen Betonbox, waar we klanten en relaties kunnen ontvangen en een gezellige avond bezorgen. Dat zorgt altijd voor een zekere return. Zelf ga ik nog regelmatig naar de thuiswedstrijden, maar ik blijf er niet meer voor thuis.”

Jullie beton steekt ook in het vernieuwde stadion…

“Klopt. We hebben zowel voor de sfeer- als de familietribune beton en trappen geleverd. Maar we hebben het project niet anders behandeld. Voor ons is het eenvoudig: elk werk moet tot in de puntjes in orde zijn. Dan mag een supportershart niet meespelen.” (lacht)

Je bent 51. Denk je al aan de opvolging?

De derde generatie, mijn twee zonen, werken mee in de zaak. De jongste zit op de planning, de oudste is actief in onze betoncentrale in Harelbeke. Dat stemt me wel gelukkig, ja, maar ik ben nog lang niet van plan om de fakkel door te geven. Daarvoor voel ik me nog veel te hecht verbonden met deze plek.”

Culinair

“Waregem zit tjokvol goeie restaurants. Ik ga beroepshalve regelmatig tafelen. Gemiddeld heb ik drie zakenlunches per week. Of ik op mijn gewicht moet letten? Niet meteen, maar wanneer ik ‘s middags uitgebreid heb gegeten, beperk ik me ‘s avonds tot een yoghurtje. De kerk in het midden houden, hé… Ook met mijn vrouw ga ik graag uit eten. Dan trekken we richting Kortrijk, Gent of de kust. Daar geniet ik wel van.”

Shoppen

“Ai, daar haal je niet meteen mijn meest geliefkoosde bezigheid aan. Als ik Delphine al eens vergezel, dan koop ik meteen kleren voor een jaar ver. Ik winkel functioneel, aan rondstruinen door een winkelstraat heb ik echt geen boodschap. Hier in Waregem vind ik wel mijn gading. Vertigo en D’Longueville zijn echte topzaken. En Kristof D’Hondt van D’Longueville is een echte vakman. Hij kent ook mijn maat, dus ik hoef zelfs niet in levende lijve langs te gaan wanneer ik iets nodig heb. Een win-winsituatie!”

Leuke plekjes

“Ik ben een rasechte Waregemnaar. Ik ben geboren in de Stormestraat en ga er in 2020 opnieuw wonen. Momenteel zijn we er aan het bouwen. Zo is de cirkel rond, zeker? Maar echte favoriete plekjes in Waregem heb ik niet. Ik vind dit gewoon een schitterende plek om te wonen. Hier is altijd iets te beleven, hier ken ik iedereen… En Waregem Koerse staat altijd met rood aangekruist in onze agenda. Dat willen we voor geen geld ter wereld missen. In een andere stad of gemeente zou ik nooit helemaal kunnen aarden, vrees ik.”

Reizen

“Ik geniet er echt van om de wereld te ontdekken. Ik trok al naar China, Australië, de Verenigde Staten, Brazilië… Vorig jaar in november reisden we met een delegatie van ons bedrijf nog naar Singapore, Hong Kong en Shanghai om er een betonbeurs bij te wonen. En ik leer nog altijd bij. Het valt me op dat het in Azië allemaal veel sneller gaat. Wie hier wil bouwen, heeft engelengeduld nodig, daar starten ze meteen met de uitvoering van de plannen. Daar ben ik gezond jaloers op. Op reis doe je altijd nieuwe indrukken op. Je horizonten verruimen, anders sta je gewoon stil.”