Juwelier Michel Delaere al een halve eeuw actief in Rumbeke: “Juweliers zijn uitstervend ras”

Redactie KW

Michel Delaere (76) vestigde zich in 1970 als zelfstandig juwelier in Rumbeke, dat is meer dan een halve eeuw geleden. Niets liet vermoeden dat Michel in deze branche terecht zou komen. Bij hem thuis in Beitem en bij de familie Delaere waren het vlasboeren en Michel volgde aan het VTI een opleiding tot meubelmaker. “Maar het is anders gelopen”, lacht Michel.

“Mijn oudste broer Raf was voorbestemd om vlasboer te worden, maar om gezondheidsredenen werd hem afgeraden voor die stoffige en harde stiel te kiezen. Via via kwam hij als leerjongen terecht in een juwelen- en horloge-atelier Koh-I-Noor in Ieper, waar hij de stiel leerde”, begint Michel te vertellen. “Hij startte in 1964 met een eigen winkel en bijhorend atelier langs de Meensesteenweg in Beitem. Mijn andere broer Gabriël ging bij hem werken, maar verongelukte met zijn Vespa en Raf vroeg of ik hem na dit triest ongeval kon vervangen. Zo ben ik zonder enige schoolse vooropleiding in de stiel gerold.”

“Nadat ik mijn vrouw Monique Blomme had ontmoet, kwam ik veel in Rumbeke-centrum. Ik stelde vast dat de juweliers Tuurke Horré in de toenmalige Statiestraat – nu Sint-Petrus en Paulusstraat – en Leon Ghysels op het Kerkplein niet meer van de jongste waren. Ik dacht: wat mijn broer Raf kan, kan ik ook. Zo ben ik op 7 maart 1970 in de Rumbeeksesteenweg, waar nu apotheek Kennes gevestigd is, als zelfstandig juwelier begonnen”, vervolgt Michel. “Tien jaar later kocht ik op de hoek van de Rumbeeksesteenweg en de Koningsstraat het pand waar in die tijd de groothandel van radio’s en tv’s Radelco gevestigd was. En ik zit hier nog steeds.”

Sterk verminderd

Jaren terug waren er in Roeselare-stad een tiental juweliers, nu nog twee. “Ook in andere gemeenten en steden zijn we stilaan een uitstervend ras. Vroeger apprecieerde men bij manier van spreken ‘goudwerk’ van bij de geboorte tot aan het graf: een gouden armbandje voor de boreling, een gouden kettinkje met kruisje bij de eerste communie, een horloge bij het vormsel, een verlovings- en trouwring, een armband met naam in gegraveerd, een halsketting, enzomeer. Dat is allemaal sterk verminderd.”

“Uurwerken vindt men nu aan spotprijzen op markten en braderieën en via het internet. Ik moet het nu voornamelijk hebben van mijn iets oudere en trouwe klanten en ook van fantasiejuwelen voor de jongere generatie. Ik doe ook veel herstellingen en aanpassingen aan uurwerken en bijouterie die men via andere kanalen heeft aangekocht en waar de service na verkoop totaal ontbreekt.”

“Mijn oudste zoon Pedro heeft destijds de afdeling horlogerie-bijouterie aan de technische school in Heule gevolgd. Ondertussen is die afdeling al opgedoekt”, vervolgt Michel. “Ik was uiteraard blij dat hij na verloop van tijd mij kon opvolgen. Na amper een jaar is hij ermee gestopt. Nu heeft hij een leidinggevende functie bij de firma Vandemoortele. In het begin was ik ontgoocheld, maar achteraf gezien kan ik het begrijpen. Mijn andere zoon Stijn is vrachtwagenchauffeur bij Soenen Golfkarton in Hooglede.”

Slechte bedoelingen

Juwelierszaken stonden destijds hoog op de lijst van mensen met slechte bedoelingen. “Ik stond ook op de lijst. Op een regenachtige vrijdagavond, net voor sluitingsuur – het was 2 december 2005, we hadden net de etalages voor de kerst- en nieuwjaarsperiode mooi aangekleed. Ik verwachtte een collega uit Izegem die een herstelling kwam ophalen. De winkelbel rinkelde. In de winkel stond een grote persoon met een zwarte kap aan, met zijn rug naar mij. Ik vroeg beleefd wat ik voor hem kon doen. Opeens draaide hij zich om en richtte een pistool op mij en riep tot driemaal toe dat ik op de grond moest gaan liggen.”

“Uiteraard was ik van slag. Maar ik herpakte me en greep de overvaller bij de pols, ik duwde de hand waarmee de overvaller zijn pistool vasthield naar omhoog. Hij rukte zich los en gaf me een forse klap, de gapende wonde tussen mijn neus en oog bloedde hevig en het werd helemaal zwart voor mijn ogen. Al duwend en trekkend arriveerden we bij de winkeldeur. In het tumult verloor hij zijn baseballpet en ik belandde in de glazen achterkant van de etalage. De overvaller grabbelde naar de deurknop en liep zonder buit weg. Mijn zoon Stijn, die boven was, alarmeerde samen met de buren de hulpdiensten en de politie.”

“Achteraf bekeken was het fout van mij om hem aan te vallen, maar het was een onbedwingbare reflex. Voor hetzelfde geld eindigde mijn leven op die bewuste vrijdagavond”, aldus Michel. “Aan het incident hield ik een litteken, een kapotte bril een verbrijzelde etageruit en winkeldeur over. Precies een jaar later werd de dader via een DNA van een haartje in de verloren baseballpet geïdentificeerd. Hij kreeg een celstraf van 2,5 jaar en moest een behoorlijke schadevergoeding aan mij betalen, die overigens nog niet helemaal vereffend is.”

De dag nadien stond Michel al terug in de winkel. “Sindsdien moeten de klanten aanbellen en via de camera kan ik zien wie er aan de deur staat.”

Geen andere hobby’s

Na vijftig jaar is Michel nog altijd actief. “Op maandag is de winkel gesloten, de andere dagen enkel open in de namiddag en op zaterdag ook in de voormiddag. Hoelang nog? Wie zal het zeggen? Zelf heb ik nauwelijks andere hobby’s. De winkel en het herstellingswerk in mijn atelier zijn mijn grote hobby’s. Ik denk ook nog met veel plezier terug aan de beginjaren van R. O.M., de Rumbeekse Oekense Middenstand (nu Ondernemend Rumbeke, red.) waar ik een vijftal jaar als bestuurslid actief was. We zien wel wat de tijd brengt, maar ik ga er zeker geen vijftig jaar meer bij doen”, besluit Michel met een knipoog.

(AD)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier