Oostendse maquettebouwer Pierre Claes houdt verleden levendig

Pierre Claes bouwt zijn maquettes steevast op de schaal 1/33.© ML
Pierre Claes bouwt zijn maquettes steevast op de schaal 1/33.© ML
Redactie KW

Met zijn maquettes van het verdwenen Oostendse bouwkundig erfgoed inspireert en reanimeert Pierre Claes meteen ook ons collectief historisch geheugen. Wat voor altijd verdwenen is, bewaart hij met behulp van papier, karton, lijm en verf driedimensionaal en op schaal.

Als directe buur zag inlijster Pierre Claes (74) in januari 1986 hoe een aannemer, maar ook gepassioneerd verzamelaar van antieke windwijzers, de door een stormwind afgerukte windhaan van de Peperbussetoren afvoerde. Claes bracht het stadsbestuur op de hoogte en kopieerde een kleiner model van de windvaan. De redding en het terugplaatsen van de gerestaureerde windwijzer inspireerde de inlijster uit de Kerkstraat tot het maken van zijn allereerste maquette: de bouw op schaal van de Peperbussetoren. Eerst belandde die kopie in de toren zelf als een van de pronkstukken van het Peperbussemuseum. “Ook mijn maquettes van het interieur van de afgebrande Sint-Pieterskerk en een replica van de allereerste kerk op die locatie hoorden bij de museumcollectie die na het opdoeken van het museum verspreid raakte. Gelukkig belandde een aantal maquettes toch bij heemkring De Plate.”

Opdrachtgevers

De drang tot kunstig creëren zit bij de familie Claes in de genen: “Zo had ik een paar tantes die niet onaardig schilderden en zelf greep ik ook al als kind naar de penselen. Maar mijn drukke professionele leven als inlijster liet geen ruimte om mij verder artistiek uit te leven.”

Toch kwamen er in de marge van zijn job meer en meer opdrachten aangewaaid vanuit heemkring De Plate en de stad om maquettes te maken van het historisch stedenbouwkundig erfgoed. De maquettes waren bestemd voor het Stadsmuseum of tentoonstellingen. Zo realiseerde hij onlangs nog de maquette van het quarantainegebouw dat ooit langs de havengeul op de Oosteroever verrees.

In deze coronatijden bouwde Pierre Claes het quarantainegebouw aan de havengeul op de Oosteroever op schaal na. Het complex, opgetrokken begin 20ste eeuw, situeerde zich tegenover de Nieuwstraat. Goederen en brieven die per schip uit landen met besmettelijke ziektes arriveerden, werden er gedesinfecteerd of tijdelijk bewaard. Het gebouw verdween in 1930.© Marc Loy
In deze coronatijden bouwde Pierre Claes het quarantainegebouw aan de havengeul op de Oosteroever op schaal na. Het complex, opgetrokken begin 20ste eeuw, situeerde zich tegenover de Nieuwstraat. Goederen en brieven die per schip uit landen met besmettelijke ziektes arriveerden, werden er gedesinfecteerd of tijdelijk bewaard. Het gebouw verdween in 1930.© Marc Loy

Wie het Stadsmuseum in de Langestraat bezoekt, raakt moeilijk uitgekeken op de maquettes die Pierre, letterschilder en etalagist van opleiding, van het eerste kursaal, de schouwburg in de Van Iseghemlaan en alle opeenvolgende Oostendse vuur- en watertorens gemaakt heeft. In het museumdepot rust ook een stadsreliëfplan van zijn hand ten tijde van het Beleg in 1601-1604.

Fabeldieren

“Nee maquettes van vlieg- of vaartuigen kunnen me niet boeien. Het historisch bouwkundig patrimonium van onze stad des te meer. Zeker als die gebouwen ondertussen door oorlogen of afbraakwoede verdwenen zijn”, zegt Pierre. Zo creëerde hij de voormalige vismijn ‘de Cierk’ en de oude vismarkt op het Kadzand-Bonenplein. En in de Kapucijnenkerk is de miniatuurversie van het gelijknamige voormalige klooster nu een blikvanger. Waar Pierre als beeldend kunstenaar kiest voor de laspost en metalen recuperatie-onderdelen om zijn surreële fabeldieren te bouwen, grijpt hij voor zijn maquettes naar karton, papier breekmes, schaar, lijm en verf.

Vandaag rest aan het Mijnplein alleen de tweebeukige kapucijnenkerk, maar omstreeks 1699 besloeg het kapucijnenklooster het hele plein. Het complex in het toenmalige visserskwartier bestond uit een kerk, kloosterpand, tuin met boomgaard en begraafplaats. Een groot deel van de site en gebouwen werd tijdens de Franse overheersing eind 18de eeuw verkocht.©Peter MAENHOUDT
Vandaag rest aan het Mijnplein alleen de tweebeukige kapucijnenkerk, maar omstreeks 1699 besloeg het kapucijnenklooster het hele plein. Het complex in het toenmalige visserskwartier bestond uit een kerk, kloosterpand, tuin met boomgaard en begraafplaats. Een groot deel van de site en gebouwen werd tijdens de Franse overheersing eind 18de eeuw verkocht.©Peter MAENHOUDT

Geduld

“Voor mijn metalen installaties heb ik een grote ruimte nodig. Vroeger was dat een kelder in de Venetiaanse Gaanderijen in de Parijsstraat, nu werk ik in een loods in Pervijze midden in de polders. Maar voor mijn maquettebouw volstaat een ruime tafel thuis.” Geen zwaar lichamelijk gebeul zoals bij het assembleren en lassen van soms levensgrote metalen creaties, maar concentratie en precisiewerk gaan bij maquettebouw het geslaagde resultaat vooraf. “En vooral erg veel geduld. Na anderhalf tot twee uur intens bezig zijn dwingt een rustpauze zich zeker op”, zegt de maquettebouwer.

De Schouwburg in de Van Iseghemlaan situeer je zo in Parijs. Dit theatercomplex van de Frans-Belgische architect Alban Chambon die ook het voormalige tweede kursaal tussen 1898 en 1906 ingrijpend verbouwde en het de Graaf de Smet de Naeyerbruggencomplex ontwierp, kwam er tussen 1903 en 1905 en verdween in 1965 voor het Europacentrum.©Peter MAENHOUDT
De Schouwburg in de Van Iseghemlaan situeer je zo in Parijs. Dit theatercomplex van de Frans-Belgische architect Alban Chambon die ook het voormalige tweede kursaal tussen 1898 en 1906 ingrijpend verbouwde en het de Graaf de Smet de Naeyerbruggencomplex ontwierp, kwam er tussen 1903 en 1905 en verdween in 1965 voor het Europacentrum.©Peter MAENHOUDT

Ook de voorbereiding is bij beide artistieke disciplines totaal anders: “Bij mijn ijzeren kunstwerken is er eerst een zoektocht bij schroothandelaren of groeit bij het toevallig vinden van pakweg een verroeste schop, een weggegooide drietand en een gebroken houweel in mijn verbeelding al een nieuwe ‘keldervogel’. Voor mijn maquettes duik ik geschiedenis- en fotoboeken over Oostende in, probeer ik plannen en tekeningen op de kop te tikken om zo de juiste proporties en afmetingen voor mijn maquettes te kennen.”

Ondertussen dijt Claes’ collectie van Oostendse privéhuizen en openbare gebouwen, meestal op schaal 1/33, verder uit. Na het Fort Napoleon en meer dan 30 eerdere maquettes droomt hij nu alweer van een miniatuurversie van het treinstation.

(Marc Loy)