Liever een hele dag zweten voor Bevergem dan vijf minuten nurfen (denk ik)

Frederik Jaques
Frederik Jaques Webredacteur

Meer dan een jaar geleden offerde ik een volledige vakantiedag op om eens iets nieuws mee te maken: figureren in een Vlaamse fictiereeks. Toen had ik nog geen vermoeden van wat ‘Bevergem’ zou worden.

Het waren nog de tijden waarin elke West-Vlaming de mond en het hart vol had van ‘Eigen Kweek’. De hilarische reeks over een wietkwekende boer uit Wijtschate werd een zelden geziene hype waar iedereen wel zijn graantje van meepikte. Toen ik ergens op het internet las dat er figuranten werden gezocht voor een nieuwe reeks in het West-Vlaams rond Freddy De Vadder, ging ik mijn kans. Met een dubbel gevoel weliswaar, want ook al moet je als figurant blij zijn met de kruimels en hopen dat je iets of wat herkenbaar in beeld komt, toch had ik geen zin om vooraf als een dolle enthousiasteling overal te gaan rondbazuinen dat ik misschien wel eens op te merken zou vallen in een nieuwe serie, zonder te weten of het geen draak van een reeks zou worden.

Ik trok dan ook naar de opnameset zoals een twintigjarige bimbo naar een schoonheidswedstrijd: ‘voor de uitdaging’. De dag kondigde zich als erg zonnig aan, ik had me in mijn meest doordeweekse outfit gehesen en mijn survival pakket meegenomen: iets deftiger kleren ‘voor als dat nodig zou zijn’, Sport/Voetbalmagazine om de dode momenten van het lange wachten door te komen, en een banaan. Om de eerste honger te stillen – niet om als een volleerd acteur in iemands rug mee te porren en ‘wandel rustig met me mee naar de uitgang’ te sissen.

Pas op zo’n set zie je hoe alles tot in de puntjes is geregeld en vooral ook hoe gigantisch veel bij zoiets komt kijken. Kleine vrachtwagens rijden door het glooiende landschap af en aan met materiaal, een assistent leidt de auto’s van de figuranten af naar een geïmproviseerde parking op een erf van een boerderij, van waar het daarna nog enkele honderden meters stappen is tot aan de set. Kwestie van alle storende elementen uit beeld te houden. Voor alle figuranten zijn er tenten opgesteld, waar we op gezette tijdstippen even zullen mogen gaan afkoelen. Want yep, het blijkt net een bloedhete dag te zijn.

Liever een hele dag zweten voor Bevergem dan vijf minuten nurfen (denk ik)

Een mooie dag dus voor pakweg de zwembadscène bij de riante villa, iets minder voor een heldhaftige reenactment, waar acteur Dries Heyneman zich in een loodzwaar en pokkeheet harnas mag voortbewegen. Een hele dag lang. Hij niet alleen trouwens: ook twee ‘rivaliserende’ groepen figuranten zijn dat lot beschoren. Grappig detail: de makers hadden een beroep gedaan op twee groepen die sowieso vaak naar historische evocaties trekken, maar één van die twee groepen heeft ter elfder ure verstek moeten geven. Gevolg: zij die als ‘gewone burger’ zouden figureren, werden gepromoveerd tot ridders (m/v) – al is het maar de vraag of het voor een figurant een promotie is om totaal onherkenbaar in een blikken sauna te gaan kruipen. Waardoor er uiteraard wel vérse figuranten aangevoerd moesten worden voor de rol van publiek. Enter ondergetekende, bijgevolg. In zijn luchtig t-shirtje.

Mijn rol voor de middag: keuvelen. Mijn gesprekspartner, die ik krijg toegewezen, is Luc Ketels, een vriendelijke, oorspronkelijk uit Roeselare afkomstige, eeuwige hippie met grijze haren, die nu met zijn vrouw een etablissement uitbaat in Zwevegem. Na een uur of twee palaveren over koetjes en kalfjes – niet te luid, jongens, ééééén actie! – blijkt dat we elkaar járen geleden al eens uitgebreid hebben gesproken toen ik hem interviewde over het boek dat hij had geschreven: ‘A Spacecake Odyssee’. Komt ook nog bij ons staan, in zijn veel te warme harnas en met zijn messcherpe wapen: ‘ridder’ Jarno Boone, een jonge comedian uit Eernegem, die ongetwijfeld hoopt ooit zélf de nieuwe Lamoot of De Vadder te kunnen zijn. Voor het geval het op een dag zo ver komt: vergeet niet dat ik jou en je kameraad ‘s avonds nog naar Brugge heb gevoerd, Jarno!

Intussen doet Kurt zijn best om de feiten van de Guldensporenslag voor de tiende keer opnieuw uit te leggen aan de Bende van de Roste. Het resultaat van die small talk op de achtergrond: een fractie van een seconde in beeld. Onder het motto ‘je moet het al weten om er op te letten.’ Of de acteurs het er zo belabberd van af brachten, dat ze hun tekst niet konden onthouden en er telkens opnieuw begonnen moest worden? Soms wel ja, maar die jolige kerel met zijn sportvliegtuigje die vanuit het vliegveld van Wevelgem wat kwam oefenen in de buurt deed er ook geen goed aan. Dat zoemt nogal, zie je.

Liever een hele dag zweten voor Bevergem dan vijf minuten nurfen (denk ik)

Dat ik een newbie ben in het figurantenwereldje, merk ik niet alleen aan de man die een hoge borst opzet en opsomt in welke reeksen hij zoal heeft mogen figureren – zelfs al eens edelfigurant hé mensen, met zinnen tekst en al! – maar ook aan hoe ik lompweg tussen de acteurs ga aanschuiven voor het heerlijk ruikende middageten, daar in open lucht, onder die zomerzon, ergens te velde in de heuvels. De cateraar heeft goed zijn best gedaan, denk ik verlekkerd, tot iemand me vriendelijk richting broodjes voor de figuranten begeleidt.

Meer geluk heb ik na de middag. De onderste schakels van mijn wervelkolom halen opgelucht adem, want voor de volgende scène mag er gezéten worden. Applausje van op de tribune, verpozen, opnieuw beginnen, slokje drinken. De echte acteurs zien zweten, in hun leren vestjes. Vakantiegevoel, eerlijk gezegd, en zich amuseren. Eens ‘oeh!’ roepen, een andere keer ‘ooh!’. We zijn getuige van een heroïsch gevecht.

Liever een hele dag zweten voor Bevergem dan vijf minuten nurfen (denk ik)

Wanneer Kurt in zijn harnas op de Bende van de Roste komt afstappen, zit ik plotseling op de eerste rij naast Gunter Lamoot, met een camera behoorlijk dicht op mijn smikkel. Multitasken dringt zich op, want ik moet van mezelf a) een mooie rechte houding aannemen (vaak genoeg mogen horen op de lagere schoolbanken), b) mijn buik wat intrekken en c) keihard mijn best doen om niet te gaan overacten in het figureren.

De sfeer blijft de hele dag gemoedelijk maar tegelijk professioneel. Het valt op hoe bij de pinken de Brugse jonge cineast Gilles Coulier constant blijft, hoe geen detail hem ontgaat. En hoe een assistente ook al eens boven zijn hoofd een parasol gaat houden tegen de blakende zon. Dat ook. Wij bakken en braden met plezier in eigen vet. Heyneman heeft zijn harnas even uitgespeeld, zien we. Loopt nu rond in een roze peignoir. Just an ordinary day at the office.

Liever een hele dag zweten voor Bevergem dan vijf minuten nurfen (denk ik)

Op weg naar huis overdenk ik de dag. Nog meer dan een jaar wachten tot de reeks op televisie komt. Zal het aanslaan? Zal ik ook maar één seconde in beeld komen? Zal ik mijn buik genoeg ingetrokken hebben? Zal de scène niet gewoon uit het verhaal zijn geknipt? Het zou zonde zijn voor al die jongens en meisjes, mannen en vrouwen die vandaag het zweet als een bergriviertje door hun bilnaad hebben voelen lopen in dat ridderkostuum. Ik lig al in bed als ik plots besef dat ik niet één letter in mijn Sport/Voetbalmagazine heb gelezen. Niet aan toe gekomen. Wie beweert daar dat figureren vooral heel erg saai is?