Op de Mercator met schrijfster Tülin Erkan: “Een mens moet altijd oefenen in afscheid”

Tülin Erkan: “Als ik de wind in de masten van de schepen hoor, dan is dat voor mij thuiskomen.” © Davy Coghe
Hannes Hosten

Met haar debuutromanHoningeter’ werd Tülin Erkan (34) meteen genomineerd voor meerdere boekenprijzen. Mogelijk wint ze volgende maand de Boon, de Vlaamse literatuurprijs. De Oostendse schrijfster groeide op in een taalrijke omgeving: haar vader woont in Turkije, haar moeder is een Franstalige Oostendse en haar oma is van Britse afkomst. “Als ik eraan terugdenk, dan was dat echt een rijkdom”, vindt Tülin.

Tülin woont sinds negen jaar in Antwerpen, maar komt nog veel naar haar geboortestad Oostende. “Ik heb iets met de zee en met de weidsheid van Oostende. Waar we wonen in Borgerhout, is het alsof de muren op me afkomen. De wandeling van het station van Oostende naar mijn ouderlijk huis in de wijk Oud Hospitaal heb ik onnoemelijk veel gedaan. Als ik het geluid van de wind in de masten van de schepen hoor, dan is dat voor mij thuiskomen.”

Je bent geboren in Oostende, maar je roots liggen niet hier. Of toch niet alleen hier.

“Mijn papa is Turk, maar bij hem in Turkije hebben mijn zus en ik nooit gewoond. Hij was een vakantielief van mijn moeder, maar dat is iets meer geworden (glimlacht). We gingen wel op vakantie in Turkije. Mijn oma is een Britse die in de Tweede Wereldoorlog naar Oostende is gekomen. Ze ging hier vroeger al op vakantie, want haar familie baatte hier een hotel uit. Haar man, mijn opa, is een Oostendenaar. Oma spreekt thuis Frans, al fleurt ze op als ze nog eens Engels kan praten. En mijn mama is in het Frans naar school geweest.”

Hoe ga je als kind om met zo’n versnipperde roots?

“Als kind wil je eenduidigheid, omdat je je sterk spiegelt aan je vriendjes, bij wie dat ook meestal het geval is. Op een bepaald moment vroeg ik mijn mama te stoppen met Frans te spreken tegen mij. Ik wou Nederlands praten, zoals iedereen. Maar als ik er nu op terugdenk, waren die verschillende talen toch een rijkdom.”

Wanneer kwam je tot dat inzicht?

“Toen ik in Gent taal- en letterkunde ging studeren. Maar ook in het middelbaar studeerde ik talen en was die talenkennis een voordeel. Ik heb er vrij snel mee leren omgaan dat ik een beetje een buitenbeentje was. Ik hoefde niet zo per se bij het clubje te horen. Dan maakte ik wel mijn eigen clubje. Ik had altijd wel wat vriendinnen, maar ik vond het niet erg om op mijn eentje bezig te zijn op mijn kamer. Ik las toen al veel.”

Schreef je al van jongs af?

“Ik probeerde al te schrijven toen ik het nog niet kon. Ik had ook veel verbeelding. Van in het eerste leerjaar was taal belangrijk voor mij en in het middelbaar begon ik af en toe iets te schrijven. Een leerkracht zei me dat ik daar iets mee moest doen. Ik had dat niet echt gezien bij mezelf. Mijn moeder is geografe. Zij leest veel wetenschappelijke zaken, maar het literaire is me niet met de paplepel meegegeven. Zo zie je het belang van goede leerkrachten.”

Ben je altijd blijven schrijven?

“Het lag even stil tijdens mijn opleiding taal- en letterkunde in Gent, omdat ik geïntimideerd was door wat er allemaal bestaat van literatuur. Ik vroeg me af wat mijn stem nog kon zijn, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Na mijn verhuizing naar Antwerpen ging ik werken voor de vzw Creatief Schrijven, een organisatie die onder meer schrijfcursussen aanbiedt. Daardoor gaf ik niet op. Om te schrijven, heb je mensen rond je nodig die ook met schrijven bezig zijn. Schrijven is regelmaat en discipline. Je moet op je stoel blijven zitten, toegewijd zijn en geduld uitoefenen. Inspiratie komt niet op commando.”

Je schrijft nu onder meer columns in de krant De Standaard.

“En dat vind ik heel leuk. De ruimte is beperkt en dat werkt inspirerend voor de creativiteit. Het zet je aan om heel gebald te schrijven. Bij mij komt het er altijd in kleine stukjes uit. Ik moet héél lang nadenken over een heel klein stukje. Ik schrijf extreem traag. Elk woord telt, ik wil niets overbodigs neerpennen.”

Dat was ook het geval bij je debuutroman ‘Honingeter’, waar je vijf jaar aan werkte.

“Het is deels door corona en de papierschaarste dat de uitgave op zich liet wachten, maar dat vond ik oké, want het gaf me de kans om de tekst nog bij te schaven. Een roman moet kunnen rijpen. Er zijn ook periodes geweest dat ik er niet naar keek, om er dan later weer met een frisse blik aan te beginnen.”

Waarover gaat de roman?

“Ik wou vorm geven aan mijn Turkse jeugdherinneringen. Het skelet van het verhaal is de luchthaven van Istanboel. Daar speelt zich alles af en bij het schrijven baseerde ik me op het grondplan. Ik leg ook de link tussen Griekse mythologie en Turkse folklore – Turkije behoorde in oorsprong tot het oude Griekenland. Ik wou geen boek over mezelf schrijven, de personages zijn fictief. Ik hoop dat veel mensen zich erin herkennen. Want of ze zich nu in Turkije afspelen of ergens anders, veel jeugdherinneringen zijn universeel. De geur van lekker eten bij je oma bijvoorbeeld.”

Welke boodschap wou je brengen met dit boek?

“Het is een oefening in afscheid nemen. Niet om herinneringen los te laten, maar om ze bij te houden en te koesteren. Een mens moet altijd oefenen in afscheid.”

En die oefening wordt goed onthaald.

“Bij een debuutroman heb je geen verwachtingen. Dat is de puurheid van een debuut. Ik had wel het gevoel dat dit verhaal er moest zijn, dat ik het moest delen. Veel mensen blijken zich te herkennen in het gevoel van thuisloosheid, van niet op je plek te zijn. Het boek is al genomineerd voor enkele prijzen, maar ik blijf daar nuchter bij. Ik wil niet naast mijn schoenen gaan lopen. Ik hoop dat die zelftwijfel blijft, ook bij later werk. Want ironisch genoeg zorgt ontevredenheid voor een beter resultaat.”

Bio

Privé: geboren in Oostende op 29 maart 1988. Woont sinds negen jaar met haar vriend in Antwerpen.

Opleiding en loopbaan: master taal- en letterkunde Nederlands-Frans Universiteit Gent. Werkte als assistent-uitgever bij de juridische uitgeverij Die Keure in Brugge, bij de vzw Creatief Schrijven in Antwerpen en nu sinds anderhalf jaar deeltijds als freelance schrijver en copy-writer en deeltijds communicatiemedewerker in de bibliotheek van Kapellen.

Vrije tijd: uit eten gaan, lezen, films, wandelen, mensen kijken.

Lees meer over: