Gie Devos viert 20-jarig bestaan literatuurproject ‘Het Penhuis’ in Kortrijk:“Mijn publiek wéét dat het goed zal zijn”

Voor Gie Devos is Ivo Michiels de grootste Vlaamse prozaïst ooit. © Kurt De Schuytener
Jan Steenhoudt
Jan Steenhoudt Editieredacteur KW Kortrijk – Menen – Waregem

Op zondag 13 november start het twintigste seizoen van Het Penhuis in Kortrijk. Organisator Gie Devos (70) geeft telkens zes onbekende maar veelbelovende auteurs en dichters de kans hun oeuvre toe te lichten op een ‘literair ontmoetingsmoment’.

In 1988 zag Kunstencentrum De Poort het levenslicht. Vijftien jaar lang floreerde het evenement, dat zich in eerste instantie vooral richt op tentoonstellingen, in het Kasteel van Zonnebeke. Na een meningsverschil met het lokaal bestuur verhuisde De Poort, ondertussen verveld tot ‘Het Penhuis’, in 2003 noodgedwongen naar Kortrijk.

De Kortrijkse dichter en beeldend kunstenaar Gie Devos (70), die toen al even de organisatie overgenomen had van wijlen Werner Lagae, zag in het toen nog cultuurarme Kortrijk de ideale stad om zijn literair evenement te laten bloeien. Gie kreeg in Kortrijk de steun van de stad, de Stadsschouwburg en de bibliotheek, waardoor Het Penhuis kon uitgroeien tot een literaire oase. Jaarlijks komen er zes gastauteurs op bezoek. Zij krijgen tijdens een aperitiefgesprek de kans uitgebreid te vertellen over hun leven en werk. Het twintigste seizoen wordt op 13 november afgetrapt, met de Nederlandse auteur Robbert Welagen (‘Lipari’, ‘Antoinette’ en ‘Raam, sleutel’).

Kortrijkse knorpotten

Organisator Gie is een geboren en getogen Kortrijkzaan. Na zijn opleiding tot beeldend kunstenaar in Sint-Lucas in Gent ging hij aan de slag als leraar geschiedenis en tekenen in het Sint-Amandcollege. Sinds 2016 heeft hij dat educatieve luik afgesloten. Maar op rust is hij absoluut niet. Gie tekent en schildert intensief, gaf al drie dichtbundels uit en wijdt zich met hart en ziel aan culturele projecten en evenementen. Bovendien leest hij meer en sneller dan ogenschijnlijk mogelijk lijkt.

Het huis waarin hij me ontvangt, een met het groen vergroeide woning in de Goedendaglaan in Kortrijk, ademt niet toevallig literatuur. In élke hoek van het huis vind je boeken. De televisie, eenzaam in de overwoekerde living, lijkt niet thuis te horen tussen al die ronkende titels en klassiekers.

Na een korte rondleiding ploft Gie, wiens brede glimlach nog net zichtbaar is achter zijn zilvergrijze baard, verstrooid neer in zijn zetel. Als echte liefhebber van het Woord windt hij er geen doekjes om. “Kortrijk stond twintig jaar geleden bekend als de stad van de knorpotten”, zegt hij.

“In Kortrijk was het nooit goed. Auteurs wisten: als de mayonaise hier pakt, zullen we succes hebben. Dat gold evenzeer voor een evenement als Het Penhuis. Daarom wilde ik eerst in eigen stad proberen, ondanks interesse uit Roeselare en Tielt. Connie Vangheluwe, die toen stafmedewerker in de Schouwburg was, gaf met haar enthousiasme de doorslag: Het Penhuis zou naar Kortrijk komen.”

De manier waarop een verhaal verteld wordt, vind ik belangrijker dan het verhaal zelf – Gie Devos

Het Penhuis werd in twee decennia tijd een gevestigde waarde. “Mijn publiek komt voor de auteur, maar ook voor het label van Het Penhuis. Met andere woorden: ze wéten dat het goed zal zijn, dat ze iets of iemand zullen ontdekken. Stimuleren om te lezen, dát is mijn doel. Ik zoek auteurs die iets te vertellen hebben, die spelen met taal. De manier waarop een verhaal verteld wordt, vind ik belangrijker dan het verhaal zelf.”

Die houding tegenover literatuur is niet voor iedereen weggelegd. De disproportionele hoeveelheid aandacht die sommige schrijvers in de media krijgen, dat steekt bij Gie. Bekende namen figureren om de haverklap in De Slimste Mens, krijgen paginalange interviews in Knack of Humo of worden opgevoerd in De Afspraak. Andere, minder mediagenieke maar soms meer getalenteerde schrijvers worden zo de vergeethoek in gedrumd, vindt hij.

“Het Penhuis is niet toevallig een platform waarop dat laatste segment van de auteursgilde kan schitteren”, zegt Gie. “Vaak publiceren zij hoogstaande, maar ondergewaardeerde literatuur. Neem nu Robbert Welagen, de eerste auteur van dit seizoen. Een juwelier der taal, noem ik hem. Maar onbekend in België. Of Miek Zwarmborn, een markant dichter en prozaïst die teruggetrokken leeft op een Schots eiland. Het publiek kent haar niet, maar ze heeft grote klasse.”

”Stimuleren om te lezen, dát is mijn doel”, aldus Gie Devos.
”Stimuleren om te lezen, dát is mijn doel”, aldus Gie Devos. © Kurt De Schuytener

Verzamelaar Gie

Als Gie alle auteurs die hij voor Het Penhuis wist te strikken, opnoemt, klinkt er fierheid door in zijn stem. Hij is, geeft hij toe, tot een verzamelaar verveld. “Dat komt vanzelf. Het zijn ook allemaal mensen met grote ego’s: als ze gevraagd worden, staan ze hier (lacht). Enkel Hugo Claus is nooit gekomen, want hij was ziek. Ook de grote Armando, die in 2018 overleed, is hier nooit geweest. Al heeft dat maar een haar gescheeld. Hij wilde enkel komen als hij zijn plastisch werk in het Kortrijks museum mocht tentoonstellen. Maar de toenmalige curator koos liever voor een expo van de Kortrijkse dierenschilder Roelant Savery. Tot op heden heb ik er hartzeer van, want Armando was een ongelooflijk multitalent.”

Ik denk dat Brusselmans ons nog één keer gaat verrassen door een echte klassieker te schrijven. Hij heeft het potentieel. En als hij dat doet, vraag ik hem. Maar ik zit niet op hem te wachten, dat zeker niet

Gie wilde het twintigste seizoen van Het Penhuis nogal atypisch luister bijzetten met een grote naam: Chris De Stoop (‘Ze zijn zo lief, meneer’, ‘Hemelrijk’). “Speciaal voor de pers. Maar er kwam geen aandacht. Niets of niemendal interesseerde er zich voor. Dat ik beter Herman Brusselmans had gevraagd? Dat had geen zin gehad. Pas op, ik denk dat Brusselmans ons nog één keer gaat verrassen door een echte klassieker te schrijven. Hij heeft het potentieel. En als hij dat doet, vraag ik hem. Maar ik zit niet op hem te wachten, dat zeker niet.”

De grootste is Ivo

Gie Devos is verknocht aan de wereld van de literatuur, met grootheden als Hugo Claus, Paul van Ostaijen en Louis Paul Boon. Toch steekt er voor de beeldhouwer een enkele auteur bovenuit: Ivo Michiels (‘Alfa’, ‘Orchis Militaris’).

“De grootste Nederlandstalige prozaïst ooit. Michiels heb ik persoonlijk gekend, hij is zelfs tot drie keer toe naar Het Penhuis gekomen. Zijn nalatenschap wordt niet gerespecteerd. Zijn boeken zijn in België zelfs nog amper te vinden. Het huis in Frankrijk, waar hij samen met zijn vrouw Christiane Faes woonde, werd zelfs helemaal leeggehaald na zijn dood. Dat was ontluisterend. Ik heb toenmalig minister van Cultuur Sven Gatz nog een brief gestuurd, of hij niet kon regelen dat de woning in oorspronkelijke staat gelaten werd. Als het voor Streuvels kon, kon het zeker voor Ivo Michiels, dacht ik. Maar ik kreeg geen gehoor. En dan hebben ze wel tijd om te discussiëren over die Vlaamse canon, triestig.”

“Ach, soms is het vechten tegen de bierkaai. Wat we nodig hebben is een bevattelijke figuur, iemand zoals dichter Herman de Coninck, een bruggenbouwer die op televisie kan komen en tegelijk literatuur die naam waardig publiceert. Pas dan is het mogelijk dat het grote publiek zich gaat interesseren voor schrijvers als Claude van de Berge, Emma Crebolder en Oek de Jong.”