Zo vader, zo zoon: Willem en Augustijn Vermandere treden voor het eerst samen op

Ten huize Vermanderen is een instrument nooit ver weg © Davy Coghe
Hannes Hosten

Vader Willem Vermandere (79), muzikant en beeldhouwer, is een monument in West-Vlaanderen. Zoon Augustijn (42), ook muzikant, baant zich een eigen weg. Net als zijn vader zingt hij sinds vorig jaar in het West-Vlaams. Vandaag vrijdag treden ze voor de allereerste keer samen op, in Ichtegem. “Ik speel zijn voorprogramma, hé”, lacht Willem. En hij vindt ze goed, de liedjes van Augustijn. Maar al te veel lof moet zoonlief niet verwachten. “Complimenten, dat was haast decadent in mijn tijd. Zwiegt en doet voort aan uw werk!”

Augustijn lijdt aan een erfelijke oogafwijking, waardoor hij alsmaar minder ziet. Daarom rijden we samen van zijn huidige woonst in Oostende naar het huis van zijn ouders in Steenkerke, de vroegere dorpsherberg De Kroon tegenover de kerk. Moeder ontvangt ons, Willem volgt wat later. We zitten nog niet helemaal neer of hij blaast al op zijn klarinet. De kamer in de vloer nog sporen van ijzeren hakken van de schoenen van Duitse soldaten is gevuld met boeken, beelden en schilderijen, liedjesteksten en bovenal instrumenten. “Er bestaan nochtans mooie dozen om instrumenten in te steken”, zegt Willem. “Maar dat doe ik niet. Een instrument moet je dicht bij de hand hebben.”

(Lees verder onder de video)

https://www.youtube.com/watch?v=duGKjEsUNqY

‘Mijn vader is beter’, zingt Augustijn. Is dat zo?

Willem: “Je moet gie de besten nie zien. Daar gaat het niet over. Het moet écht zijn. Het moet waarachtig zijn. Je kan daar veel over filosoferen. Niet waar, maar waar-achtig. (schenkt zich koffie in) Ik heb vanmorgen een mooi beeld geplaatst. Ik heb nog mijn werkmensenkleren aan… Moet ik speciaal geschminkt zijn voor dit interview? Benink hé! Het moet écht zijn!”

Maar hoe echt is dat lied?

Augustijn: “Heel echt. Er zit natuurlijk een stuk humor in dat lied, maar je hoort dat soms echt beweren. Het gaat niet per se over mij, maar bijvoorbeeld over Axel Merckx. Ik vond dat zo pijnlijk voor hem: dju, waarom moet jij nu koersen? Je vader is de beste die er ooit geweest is! Dat neemt niet weg dat je zelf ook iets wil presteren. Het is natuurlijk een deel van wie ik ben. Ik ben opgegroeid met zo’n vader, die het heel goed kan en naar wie ik opkijk. Ik ga dat niet verstoppen.”

Het grootste verschil tussen ons? Hij wordt doof en ik word blind – Augustijn Vermandere

Ben jij in het Engels gestart om die vergelijking te vermijden?

Augustijn: “Nee, mensen denken dat. Maar dat ben ik gewoon. Ik groeide op met Engelse muziek.”

Willem: “Dat is allemaal niet met voorbedachten rade. Dat komt of dat komt niet. La disponibilité, dat is belangrijk. De beschikbaarheid. Je moet disponible zijn. Ben je gereed als de muze passeert? Als je niet thuis bent, is ze weg hé. Disponible zijn, in je manier van leven, in alles. Het instrument moet gereed staan!”

Hoe was je band met jouw vader, Willem?

Willem: “Ik had een felle binding met mijn vader. Hij speelde klarinet in de harmonie. Ik had het voorrecht te mogen studeren. Dat was uniek in de familie: iemand die ging voortleren. Op internaat. Maar mijn vader heeft nooit mijn rapport bekeken. Het was tamelijk goed, maar het enige wat hij vroeg: speel je nog af en toe eens op je klarinet? Een fantastisch testament hé.”

Ook tegenover jou is je vader niet echt gul met lof, Augustijn?

Augustijn: “Niet alleen tegenover mij, maar in het algemeen. Dat is iets Vlaams. Doe maar deure. Maar het gaat niet over de lof die je zal krijgen. Dat is niet belangrijk. Zo is het ook.”

Willem (knikt instemmend): “Niet te veel complimenten. Complimenten maken, dat was decadent bijna. Zwiegt en doet voort aan uw werk.”

Augustijn: “Het is belangrijk om je zoontje positief te bevestigen, maar complimentjes zijn bedwelmend en voor niets goed.”

Vind je zijn liedjes goed, Willem?

Willem: “Jaja, ik herken er iets in. Er zit humor in, en dat is zeer belangrijk. Iemand die geen humor heeft, moet je niet au sérieux nemen. Humor maakt zaken transparant. Over God maakte ik ook veel liedjes. Zijn die om te lachen? Ik weet het zo niet. Humor en ernst liggen dicht bij elkaar. Enfin, je moet uwen draai vinden. Je eigen vorm vinden. En succes, dat is dat mensen zich herkennen in wat je zegt en zingt.”

Augustijn, ben je van jongs af met muziek bezig?

Augustijn: “Als je hier rondloopt als kind, kan je niet anders dan muzikaal zijn. Je moet dan nog goesting hebben, maar de mogelijkheden zijn er wel. En het zal ook wel een beetje genetisch zijn. Mijn oudste zus speelde piano, mijn oudste broer gitaar, pa speelt van alles… Dat wilde ik ook. Toen ik naar de muziekschool wou, werd dat wel gestimuleerd. En als er bezoek kwam, was het nogal gauw: Augustijn, speel eens iets.”

Wat voor een vader was Willem eigenlijk?

Augustijn: “Een beroemde vader. Dat heb ik altijd geweten: dat mensen hem herkenden. Iedereen wist wie hij was. Als je je achternaam noemde, zag je de mensen kijken. Maar ik had daar geen last van. Ook omdat de reacties meestal positief waren. Ik ben in Oostende bevriend met de zoon van Johan Vande Lanotte. Bij hem zijn de reacties op zijn vader toch verdeeld. In de politiek is dat zo. Bij mij waren de reacties op mijn vader altijd positief.”

En hoe was hij thuis als vader?

Augustijn: “Wij zijn opgevoed door moeder. (lachje bij beiden) Moeder was altijd thuis. Vader was veel gaan werken en thuis was hij ook aan het werk. Het atelier, dat was zijn terrein. Maar daar hebben we ook veel geleerd, zonder het te beseffen. Dingen maken: zagen, boren en vijzen…”

Willem: “Ben je in staat om een heleboel dingen te laten om te kunnen doen wat je wel wil doen? Dat is heel belangrijk. Ik was onlangs ferm bezig in mijn atelier, toen er twee wielertoeristen passeerden, helemaal in outfit. (imiteert hen) ‘We zijn blij dat we je hebben gevonden, Willem. Hoe prachtig is dat hier. Wanneer doe je dat allemaal? Schilderen, beeldhouwen, liedjes schrijven…’ Hewel, terwijl jullie met de velo rondrijden hé! Je moet prioriteiten stellen.”

Was het een strenge opvoeding?

Willem: “Streng? Wat is dat?”

Augustijn: “Jullie waren toch een beetje hippies. Als ik bedenk hoe wij hier rondliepen met de kindjes uit het dorp… Het was een losse opvoeding. Misschien lag dat wel wat anders bij Els en Peter, mijn broer en zus die tien jaar schelen met mijn jongere zus Amalia en mezelf. Hoe verder in de rij, hoe losser het is.”

Willem: “Het heeft met ruimte te maken. We wonen in een zee van ruimte. Hier was plaats voor een kind. Overschot was dadde.”

Heb je je kinderen nooit gemist met al dat werken, Willem?

Willem: “Ik heb er nog een liedje over geschreven (citeert zichzelf): Waar was ik, mijn kinders, waar was ik naartoe? Zo veel bangelijke dagen en nachten. En als ik dan thuis was, zo heel af en toe, zat ik vast in mijn diepste gedachten. Over het gemis van je kinderen. Ik herinner me heel scherp dat ik klaarstond om te gaan zingen in het weekend. De kinderen vroegen dan: papa, wil je dit of dat eens maken voor me? Morgen vintje, morgen, zei ik dan. Maar de volgende dag waren ze het vergeten. Dat is een wondje dat jeukt. Het is genezen, maar het jeukt.”

Wie van ons de besten is? Daar gaat het niet over. Het moet écht zijn – Willem Vermandere

Augustijn, in welke mate beïnvloedt jouw slechtziendheid je werk?

Augustijn: “Dat is misschien een groot verschil tussen ons. Hij wordt doof en ik word blind. (lacht) Het is iets dat heel lang bezig is en heel traag achteruit gaat. Daardoor kan ik er goed mee overweg. Maar het is heel ingrijpend. Je wordt redelijk jong geconfronteerd met de vergankelijkheid. Dingen die je niet meer kan, die je vroeger wel kon. En daar moet je mee leven. Maar het werkt inspirerend. Ik heb er al veel liedjes over gemaakt. Je probeert het op die manier een deel van je leven te maken. Het goede aan muziek is dat het puur auditief is. Ik moet er niet voor kunnen zingen. Maar als ik mijn liedjes live wil brengen, moet ik alles van buiten kennen. Maar daar maak ik ook een deugd van. Ik zorg dat ik alles van buiten ken en dat is ook een kracht.”

Willem: “Ik heb Jules de Corte goed gekend, de blinde zanger van (zingt) Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn de bomen zo hoog… ‘Het enige wat je moet doen, Willem’, zei hij, ‘is aan de mensen zeggen wie je bent. Hoe zit je in elkaar? Wiens manneke ben je? Ik vertel al mijn hele leven aan de mensen wie ik ben. Wat maakt me kwaad, wat maakt me zotcontent? Zo simpel is het. Maar dat is een hele levensopdracht.”

Augustijn: “Dat heb ik de laatste tijd ook veel gehoord. ‘Dat jij durft jen eigen zijn op het podium, echt zoals je bent. Mensen die me kennen, verschieten er gelijk van. Dat je niet in een rol kruipt, je blootgeeft, zegt waar je bang voor bent. Dat je dat dùrft. Ik zou niet weten waarom niet.”

Willem en de mystiek: “Je zal het maar meemaken dat een kind sterft”

Willem Vermandere en zijn vrouw Chris zijn de trotse ouders van vier kinderen en ze tellen al zes kleinkinderen. Een van hen was Runeke, het jongetje dat in 1996 overleed aan een hersenvliesontsteking, amper één jaar jong. Dat blijft aan Willem knagen.

“Je zal het maar meemaken dat een kind sterft. Waar sta je dan?”, vraagt hij zich af. “Wat je dan voelt? De behoefte aan mystiek. Ik zat hier half te blèten en schreef de ballade voor Runeke. De hele tijd zat buiten een klein, schoon vogeltje. Het vloog eens weg en kwam telkens weer. Flauwekul? Je bent in die periode zo gevoelig voor signalen.”

“Runeke is gestorven in Noorwegen, waar onze dochter toen was. Hij werd begraven in Lampernisse. Het had al weken niet meer geregend. We staan op het kerkhof, de hemel betrekt en het gaat regenen. We komen thuis en zien een regenboog zoals we er nog nooit één zagen. In Noorwegen, zegt Els, Runekes mama, noemen ze de regenboog ‘de glimlach van God’. Op zo’n moment ga je door de knieën. Dat is het domein van de mystiek. Je moet overleven. (zucht) Wat moet een kunstenaar doen? Het mensdom troosten en als het nodig is een geweten schoppen. Misschien is onze meest fundamentele opdracht om het leven draaglijk te maken.”

Gevloekt op God

Waar zoon Augustijn eerder ongelovig is, raakt vader Willem in een ver verleden ingetreden bij de paters Oblaten maar niet af van God. “Ik heb er al veel op gevloekt en gesakkerd”, zegt hij nochtans. “Maar zo lang het mensdom leeft, is dat een van de fundamenteelste onderwerpen. Christenen zeggen dat God de mens heeft geschapen, humanisten zeggen dat het de mens is die God heeft geschapen. Dat is juist hetzelfde. De verbeeldingskracht van het mensdom en de goddelijke inspiratie. God heeft het in de mens gelegd: dat verlangen naar het opperwezen. Maar ik geloof in de verbeeldingskracht van het mensdom. Als God bestaat, is dat het duidelijkste signaal.”