Raymond (70) verrassend openhartig over de liefde: “Je moet leren zwijgen”

"Ik sterf liever met mijn hoofd bij het vrijen dan met de gedachte dat ik nog de vuilniszak moet buitenzetten." © Guillaume Decock
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Op Valentijnsdag wordt Raymond van het Groenewoud 70 en dat zullen we geweten hebben. Er is een driedelige documentaire, een fotoboek, een concerttoer en een nieuwe plaat die nog maar eens bewijst dat Raymond eigenlijk altijd een jongen is gebleven.

Op Speel, zo heet het nieuwe album van Raymond, laat hij horen dat er voor hem niet anders opzit dan te spelen. Ook al is het schip zinkend en heeft het leven geen zin. En toch word je er bijwijlen vrolijk van. Zoals we van hem gewoon zijn, wisselt hij donker met licht af, zware met heel zotte, dartele liedjes. Er staat ook een liefdesnummer op. Niemand heeft meer en mooiere liefdesliedjes gezongen.

“Eerst alle fouten opsommen van je geliefde en dan zeggen: je moet blijven zoals je bent. Dat is toch fantastisch?”

Het kan geen toeval zijn dat Raymond op valentijn geboren werd. De liefde vindt hij de jongste jaren bij zijn Lotte in Gullegem. Ook haar bezingt hij in het vrolijke Ze heeft geen stijl. Omdat Kortrijk niet ver van Gullegem ligt, was hij meteen bereid om voor een koffie en een babbel naar de brasserie van Hotel Damier af te zakken.

De zottigheid blijft erin zitten, zo blijkt uit ‘Speel’. Is spelen jouw manier om jong te blijven?

“Er zijn verschillende manieren van spelen. Als Federer op een bal slaat, denk je: het ziet er eenvoudig uit. Terwijl je dan ver van de waarheid en de werkelijkheid blijkt te zitten. Het kost een topsporter zijn hele leven om het er allemaal te laten uitzien alsof het vanzelf gaat. Dat vind ik het hele rare aan spelen, slechts bij kinderen gaat het vanzelf. De beste jeugdherinnering blijft die aan het onbekommerd spelen in de buitenlucht, naar huis geroepen worden om te eten en dan heerlijk moe van het spelen het bed in. De enige keer dat ik dat gevoel enigszins terug heb gehad, was toen ik als dertigjarige leerde skiën. Dat was ook buiten. Meer dan spelen, was dat proberen overeind te blijven. (lacht) Maar bij het indommelen, voelde het aan alsof ik heel even weer acht jaar was.”

Wat je zegt over topsporters, geldt toch ook voor muzikanten?

“Als je toevallig het geluk hebt gehad om in de eerste periode van je carrière niet te hebben moeten oefenen, dan sluipt de behoefte om dat wel te doen er stilaan in. Dat is ouder worden. De onzekerheid steekt de kop op: lukt het me nog om alles vlekkeloos en juist te doen? Vooral het geheugen gaat je parten spelen. Dan gaat het in de eerste plaats over de teksten en ook wel over het los genoeg zitten van de vingers, ja. Als ik op piano bezig ben, hou ik een kleine trukendoos achter de hand. Eigenlijk heb ik dat nog maar vrij recent aangeleerd, omdat ik alleen moest gaan spelen. Enfin, ik moest niet, ik wou eens een tournee alleen doen. Waar vroeger een ander een solo speelde, moest ik dat nu zelf gaan doen. Ik ben geen kampioen improvisatie, ik wist dat ik die circusnummertjes moest onderhouden. Als ik drie weken niet gespeeld heb, moet ik er nog eens naar kijken. Dat is ook allemaal jeugdige onbezonnenheid die wegvalt.”

(lees verder onder de foto)

Raymond (70) verrassend openhartig over de liefde:
© Guillaume Decock

Maar alles wat niet loopt als verwacht, kan jij oplossen met je taal, met je virtuositeit…

“Ik weet wel dat dat een soort natuurlijke gave is, maar dat komt door je thuis te voelen op een podium. En meer van die dingen waardoor ik denk tot de orde der podiumartiesten te behoren… Ik denk dat mensen die een gezond adrenalinepeil in het dagelijks leven hebben, misschien wat te nerveus worden op een podium. Als ik even aan amateurwetenschappen mag doen. Ik denk dat ik zo lethargisch ben in het dagelijkse leven, dat ik misschien die opstoot van adrenaline nodig heb om me af en toe een beetje een normaal mens te voelen.”

In het nummer ‘Speel’ zing je ‘speel al je pijnen weg’. Heb je het spelen nodig om alle ballast in je leven weg te blazen?

“Ja, ik durf toch beamen dat muziek een helende werking kan hebben. Kan hebben hé. Want als je niet kunt ontsnappen aan muziek, zoals George Martin ooit mooi vertelde, dat je in een lift staat terwijl de blikken geluidjes tot je komen, dan is er geen sprake meer van een helende functie. Maar muziek kán zeer helend zijn. Zowel door ernaar te luisteren als door ze uit te voeren. Dat element vond ik wel leuk om zelf een keer in een tekst te zetten. Je kunt alle pijnen wegspelen, maar ze ook wegluisteren. Het is een cliché, maar in moeilijke tijden zet ik een Bach-plaat op. Dat heeft een louterend effect. Dat is niet per definitie zo, maar het is al vaak gebeurd. En als de wereld me even te veel is, dan durf ik wel een keer Metal Machine Music van Lou Reed op te zetten. (gniffelt) Niet heel dat ding hé… Maar in plaats van alles kapot te trappen, zet ik dat op, en dan doet hij het voor mij. Dat is ook genezend, gek genoeg.”

Je vader had ook muziek in zijn leven. Maar hem bezing je als ‘Bitter en bot’. Je wilt anders oud worden dan je vader.

“Ja, maar ik vind in dat nummer zelf vooral mededogen met mijn vader terug. De behoefte om tegen hem te spreken en hem aan te raden om niet naar dit tranendal terug te keren. Hij zou het weer een grote beproeving vinden, waardoor hij weer zou vluchten in een overdosis aan alcohol. Waarbij hij bij momenten wellicht weer zeer bot zou kunnen zijn tegen mensen die hij aanspreekt.”

(lees verder onder de foto)

Raymond (70) verrassend openhartig over de liefde:
© Guillaume Decock

Je ouders zien lijden kan traumatisch zijn.

“Je kunt er ook van leren. Als je, zoals mijn vader, vindt dat je niet genoeg erkend wordt, moet je nadenken over die drang naar erkenning. Want als je daarmee blijft zitten, dan kan je alleen maar gefrustreerd en bitter worden. Het gaat eigenlijk altijd over aanvaarding hé. Je staat waar je staat, en als je dat niet bevalt, dan ben je jezelf aan het kloten. De beste zin uit de film As Good as it Gets is de zin waarin Jack Nicholson door de wachtkamer van de psychiater loopt en al die gekneusde figuren ziet zitten. Plots zegt hij: And what if this is as good as it gets (Wat als het nooit beter wordt dan dit, red.). Een geniale uitspraak, vind ik.”

Je bent nu zeventig. Zie je jezelf in het ideale scenario nog op het podium staan op je negentigste, zoals Charles Aznavour?

“Dat vind ik geen ideaal scenario. Je weet gewoon niet wat er komt. Het ideale scenario is gewoon in je slaap sterven. Soms denk je: ik wil op een mooi moment sterven, waarbij dan natuurlijk meteen de gedachte aan het vrijen naar boven komt. Maar dan denk je in één moeite door: dat doe je de ander niet aan. Maar liever met mijn hoofd bij het vrijen dan dat ik sterf met de gedachte dat ik nog de vuilniszak moet buitenzetten.” (lacht)

Maar je zegt het zelf: muziek kan een helende werking hebben. Als bij me thuis mijn dochter op de piano begint te tokkelen, is het effect op mijn humeur immens.

“Bij sporten heb je dat ook, die impact op het humeur. Vandaar dat het zo’n stokpaardje van me geworden is. Gisteren had ik het nog. Eventjes een uurtje tennis en je begint een nieuw leven. Lotte, mijn geliefde, heeft dat ook. Het is voor haar een beetje nieuw, maar als ze even gaat lopen en dan doucht, zie ik haar ook helemaal opfleuren. Ja, dat lopen heb ik nodig. Ik heb er dan ook wat voor over. Ik doe mijn oefeningen die ik van de kinesist heb opgedragen gekregen, om de spieren te verstevigen rond de knie. Ik ben natuurlijk mijn eeuwige 65 kilo. Ik dacht nog even mijn album zo te noemen: 65 kg. (lacht) Je kunt er alles insmijten, maar er gebeurt niets. Dat zou een goeie titel geweest zijn. Als je dat in de etalage ziet staan, 65 kg, dan ga je je toch afvragen: wat is dat?”

(lees verder onder de foto)

Raymond (70) verrassend openhartig over de liefde:

Over je vriendin zing je ‘ze heeft geen stijl’. Een heel grappig nummer.

“Dat vind ik ook. (lacht) Toen ik snapte wat er werd gezongen in They can’t take that away from me (klassieker van de gebroeders Gershwin, voor het eerst gezongen door Fred Astaire in Shall we dance in 1937, red.),… the way you sing offkey (zoals jij vals zingt, red.). Toen dacht ik: fantastisch, dat is liefde. En dan verderop in My Funny Valentine (jazzklassieker, ook al uit 1937, het bekendst in de versie van Chet Baker, red.): Is your figure less than Greek, is your mouth a little weak, when it opens up to speak, are you smart… En dan: Never change. Je mag nooit veranderen. Eerst alle fouten opnoemen en dan zeggen: je moet blijven zoals je bent, want ik ben gevallen voor wie je bent. Dat is toch fantastisch? En pas als je ambras hebt, begin je alles wat niet zo perfect is tegen die persoon te gebruiken (lacht). (Zet boze stem op) Waarom heb je nu weer dat ding omver gesmeten? Kalf!” (lacht)

Krijgen al jouw liefdes een nummer?

“Nee hoor, het komt zoals het komt.”

Je hebt al heel vaak en heel mooi over de liefde gezongen.

“Over verliefdheid of vertedering, ja.”

Dat zit ook in het nummer.

“Ja, en goesting. Er gebeurt veel in het samenzijn. Liefde is zo’n rare cocktail. Buiten het woord cocktail is het onbegonnen werk om nog maar de woorden te kiezen waarmee je je aan een definitie zou kunnen wagen… Dag in, dag uit wil men vastleggen wat het woord liefde betekent, maar er gebeurt veel te veel wanneer de liefde toeslaat om alles in woorden te kunnen vatten. Liefde evolueert ook, liefde is vloeibaar. Gelukkig maar.”

Heb je Lotte het nummer voorgelegd voor je het op plaat hebt gezet?

“Ik denk wel dat ik dingen liet horen, ja. Maar er is niets aan veranderd. (lacht) Dat is mijn enige vrijheid. Ze mogen met mij veel aanvangen, maar ze moeten zich niet bemoeien met die dingen van tweeënhalve minuut.”

(lees meer onder de foto)

Raymond (70) verrassend openhartig over de liefde:

Het is een nummer waar je blij van wordt.

“Awel, dat maakt mij blij, deze mededeling, ambachtelijk gesproken dan. Het nummer begint hups en eindigt stevig. Het is ook muzikaal een plezierreisje.”

Worden de concerten die je gaat doen voor je 70ste verjaardag een best of, of ga je vooral nieuwe nummers spelen?

“Ik had onmiddellijk goesting om die concerten te starten met Maria, Maria, het liefst zoals het gespeeld werd op die concerten in ’72. Niet noot voor noot, maar ik wil proberen op te roepen hoe dat klonk. Maar dan, de rest, dat zie ik wel.”

Hoe is het eigenlijk om jezelf als 22-jarige te horen zingen, wanneer je opnames van die concerten uit ’72 beluistert?

“Er zijn de hele tijd verrassingen, zowel negatief als positief. Lotte heeft vanochtend Mijnheer de Postbode opgelegd en ik betrap mezelf er dan op dat ik vooral luister naar wat de technieker heeft gedaan: Amai, mijn stem staat er goed op. Dan denk ik: hij heeft de juiste micro gebruikt, een goeie mix gemaakt. Vanochtend viel het nog mee. En soms op de radio denk ik: Och jongen, weg ermee. Ja, dat is ook al gebeurd.” (maakt geluid als van een kwakende eend en lacht)

Met de vieringen rond je zeventigste verjaardag zal je voortdurend met je vroegere ik geconfronteerd worden.

“Wat zei Arthur Shopenhauer (Duits filosoof, red.) ook alweer? Een mens pendelt tussen verveling en pijn. Wel ja. Je wil naar dat punt waar er geen pijn meer is, maar dan kom je daar en denk je: wat zit ik hier eigenlijk te doen? (lacht) Graag spelen houdt ook in dat je wel voelt dat het allemaal nog beter kan. Eén van de dingen die je leert is steeds meer bekomen met steeds minder. Dat wordt allemaal toegeschreven aan Miles Davis die ooit zei: Het gaat om de rust tussen de noten. Je ziet, je kunt niet genoeg leren zwijgen. Zei de geïnterviewde de hele tijd babbelend.” (lacht)


Brugge en Amsterdam

Raymond van het Groenewoud werd geboren in Brussel en groeide op in Antwerpen. Zijn ouders waren Amsterdammers. Raymond was zeven toen zijn moeder, samen met zijn stiefvader, naar Amsterdam terugkeerde. Twee jaar lang bleven ze er wonen. Raymond had er ooms, tantes en grootouders die de taal spraken waarin hij was grootgebracht. Vandaar dat hij met heimwee terugkijkt naar Amsterdam op zijn nieuwe plaat.

“In mijn geheugen zit die periode gestockeerd als prachtig en vlekkeloos”, aldus Raymond. “Ik voel me er nog altijd thuis. Ik ga er graag naartoe als toerist. Tof om weer even een beetje Amsterdammer te zijn. Maar ik hoor er dan ook over het reilen en zeilen in de stad en dat geeft me geen goesting om er te gaan wonen. Zoals in de meeste Europese grootsteden kopen Russen, Duitsers, Japanners, noem maar op, er de huizen op. Ook in Brugge is dat niet anders. Ik heb al een hele tijd buren voor wie het een tweede woonst is. Dat pand staat eigenlijk leeg. Als ze even de kick hebben gehad van ik ben hier, drie maanden later zijn ze er alweer weg.”

Over Amsterdam zingt Raymond: Brugge, groter, wilder, waar iedereen wil zijn. Zo wordt Brugge toch even vernoemd. Maar een song over Brugge heeft hij nog nooit gemaakt. “Nee, dat zit er niet in. Ik zie niet hoe je dat moet formuleren. Ik vertoef er graag, maar als ik over Amsterdam zing, gaat dat dieper”, zegt hij.


“Een mens kan niet voorzichtig genoeg zijn”

Raymond woont al dertig jaar in Brugge. Maar doordat zijn vriendin Lotte van Gullegem afkomstig is, vertoeft hij weleens vaker in Gullegem. Een band met de gemeente heeft hij echter niet. “In algemene termen ervaar ik het niet anders dan in Asse of Lebbeke wonen, wat ik vroeger ook gedaan heb. Dan vergeet ik zelfs nog Erembodegem en Meise. Er is geen pracht van architectuur, er is – misschien een voordeel – niet de verleiding van super aantrekkelijke cafés of smikkelrestaurants.”

“Voor zover ik weet toch, want een mens kan niet voorzichtig genoeg zijn in zijn beoordelingen. Houdt op met oordelen, opdat gij niet wordt geoordeeld, zo zeiden de geschriften. Het mooiste is misschien nog het dorpse element: ‘s ochtends met lief en haar dochter naar school wandelen, twee klaar-overs mee te maken en bij de bakker of slager iets kopen. Maar of dat nu een typisch West-Vlaamse gemeente duidt, laat ik in het midden. De term klaar-over? Toen ik acht jaar oud was, heetten de mensen die in Nederland semi-officieel kinderen hielpen oversteken een klaar-over.”