Komiek Piet De Praitere staat in Den Trap: “Een overrijpe banaan, maar ik smaak nog lekker”

Komiek-acteur-auteur Piet De Praitere staat zondag in Den Trap. © Pieter Clicteur
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Het lijkt wel alsof bij Piet De Praitere de jaren van verstand zijn aangebroken. Al spreekt hij zelf liever van een rijpingsproces. Het is al jaren dat hij humor brengt die vaak zo slim is dat sommigen er niets van snappen, maar sinds Bevergem is hij ook acteur. Of tenminste, willen anderen hem ook zien als acteur. Binnenkort is hij in de nieuwe tv-serie De Twaalf te zien. Dat de wereld nu zijn veelzijdigheid leert kennen, heeft er ook toe geleid dat er een auteur is opgestaan. Zijn nieuwste, Ik ben Piet en ik heet Pierre wordt nu ook een zaalshow. Daarmee komt hij zondag 6 oktober in zijn geboortestad Kortrijk een try-out doen, in Café Den Trap, een plek die hij al heel lang kent.

“Den Trap was een van de eerste cafés waar ik binnenkwam toen ik 16 jaar was”, vertelde hij ons vorig weekend in Koffie Boon, een prachtig nieuw koffiehuis bij het Gentse Gravensteen waar hij intussen deel van het decor uitmaakt. Daar hebben we het over zijn optreden in Den Trap. “Al heette het toen nog niet Den Trap, het was de Jacobain. Je had er van die koterijen die met zilverpapier bekleed waren. Hokjes waar je kon zitten vrijen. Het was een café voor de jongeren. Met een oudere man aan de toog, maar fris van muziek. Dat was de periode Fisher Z.” En prompt begint hij te zingen van ‘So Long’.

Ik dronk toen nauwelijks. Eigenlijk heb ik nooit veel gedronken. Wat alcohol betreft ben ik altijd een meeloper geweest. Ik ben nu weer gestopt met drinken”, zegt hij. En ter illustratie wijst hij naar zijn glas gemberlimonade waar hij nog een teugje van neemt. “Ik herinner me dat we na de examens naar de Jacobain gingen en dat we daar heel zat buiten rolden. Ik ben weggegaan toen ik een jaar of 20 was. Ik heb lang in Leuven blijven hangen, een jaar of zeven, ik heb ook een tijd in Schaarbeek gewoond – heel toffe periode – en ik denk dat ik nu al een jaar of 25 in Gent woon. Dus ik denk dat ik de beginperiode van Den Trap nooit meegemaakt heb. Ik zat toen in mijn intellectuele periode. Als ik toen naar Kortrijk afzakte, was ik vooral in de Limelight te vinden. Bij Willy Malysse, die ook al dood is. Ik probeerde toen mee te babbelen aan de toog, maar meestal waren de gesprekken er moeilijk en werd ik gewoon de les gespeld.”

“Bekrompen CVP-stad”

Er was ook een tijd dat Piet Kortrijk liever meed. “Al ben ik hier altijd wel blijven komen. Mijn ouders zijn intussen overleden, maar de meeste van zijn broers en zussen wonen nog in de streek. “De sociale woning waarin ik ben opgegroeid, in de Norbert Detaeyelaan, is in mijn herinneringen heel groot. We waren met acht kinderen thuis. Maar toen ik dat huis jaren later terugzag, leek het gekrompen.”

En ook de stad was een tijdlang heel klein in zijn ogen. “Ik heb het eventjes wel moeilijk gehad met Kortrijk. Lange tijd was het een bekrompen CVP-stad.” Hij krult zijn neus en steekt zijn tong uit, zoals Gene Simmons van Kiss dat destijds deed. “Ik ga niet te veel woorden aan Quickie (Vincent Van Quickenborne, red.) besteden, maar ik vind het wel tof dat hij dat christendemocratisch bastion heeft doorbroken. Kortrijk was in mijn tijd een soort politiestaat. Er waren meer flikken dan insecten. Dat was niet normaal. Er was wel een tegenbeweging, maar die werd altijd de kop ingedrukt. Ik zat toen in de Twenty-One, in het punkcafé, waar we smeten met rotte tomaten naar de flikken… Maar nu gebeurt er weer iets in Kortrijk. De stad is weer trots op zichzelf. Ja, natuurlijk is dat tof. Optreden hier is leuk en heeft iets speciaals. Je kunt in je eigen taal spreken. In de mate dat ik mijn eigen taal nog machtig ben. Als ik als ik bij mijn familie kom, zeggen ze vaak: ‘Wat scheelt er met jou? Welke rare taal spreek jij?’ Ik heb de indruk dat ik plat dialect spreek, maar blijkbaar is mijn taal toch al helemaal vermengd met Gents en wat weet ik nog al.”

Lucien Callewaert

“Mijn vorige optreden in Den Trap was heel tof. Een heel warm publiek. Rock ‘n’ roll hé. Ik kijk er naar uit. Het is een beginfase van mijn try-outs. Het is nog maar de derde keer dat ik de show die ik nu breng op een publiek loslaat. Het is allemaal nieuw. Het is een bewerking van mijn nieuwe boek Ik ben Piet en ik heet Pierre, en het gaat grotendeels over mijn leeftijd, over ouder worden en daar mee zitten. Het is ook een mooie fase. Heel veel dingen die ik altijd had willen doen, komen nu op me af. Ze hadden rijping nodig; ik ben een overrijpe banaan met vlekken op, die nog een hele goeie smaak heeft. Daar gaat mijn voorstelling over: het leven is een grote fruitmand. Je hebt Pink Ladies, je hebt mensen die er als een kiwi uitzien.”

“Maar doordat ik in de herfst van mijn leven ben,” zegt hij nog, “moet ik ervan profiteren. Ik doe alleen nog wat ik wil doen. En dat meen ik. Als ik iets aangeboden krijg, waarvan ik denk: ik heb daar eerder gestaan en dat viel me tegen, het publiek was daar niet tof, dan doe ik het niet. Dus ik zeg het, als ik in Den Trap sta, dan is het omdat ik het zie zitten. De vorige keer dat ik daar stond, zat Lucien recht voor mijn neus. Zalig, een van mijn jeugdhelden. Ik herinner me nog een optreden, op een festivalletje in Kortrijk. TC Matic had daar ook gestaan. En The Definitivos zetten daar toen een legendarisch optreden neer. Lucien hing er te zwieren aan de buizen van de tent. Ik vind het nog altijd jammer dat ik dat eerste singletje van hen niet meer heb. Het bevatte drie hits: The Modern Dance, Mr C, en All I know. Lucien, dat is voor mij onze Herman Brood.”