Peter Gyselbrecht krijgt ook in beroep geen schadevergoeding voor maanden voorhechtenis

Links: Peter Gyselbrecht. Rechts: het kasteel in Wingene waar Stijn Saelens werd doodgeschoten. © BELGA/a-KW
Redactie KW

In de zaak van de kasteelmoord is het verzoek tot schadevergoeding van Peter Gyselbrecht voor zijn maanden in voorhechtenis ook in beroep afgewezen. Dat bevestigt Justitie donderdag. Gyselbrecht zat bijna zeven maanden in voorhechtenis, maar werd uiteindelijk buiten vervolging gesteld.

Op 31 januari 2012 werd Stijn Saelens in zijn kasteel in Wingene doodgeschoten. Zijn levenloze lichaam werd twee weken later teruggevonden in een bos in Maria-Aalter. Kort voor die ontdekking waren André Gyselbrecht en zijn zoon Peter al door de onderzoeksrechter aangehouden op verdenking van moord. Beide verdachten werden begin september 2012 onder voorwaarden vrijgelaten door de Gentse kamer van inbeschuldigingstelling (KI). Uiteindelijk besliste diezelfde KI in januari 2017 om Peter Gyselbrecht definitief buiten vervolging te stellen. Vader Gyselbrecht kreeg in mei van dit jaar in beroep 21 jaar.

Peter Gyselbrecht vorderde na de buitenvervolgingstelling een morele schadevergoeding van 250 euro per dag voorhechtenis. Daarnaast eiste hij ook een forse schadevergoeding voor loonverlies en gemaakte kosten. In totaal ging het om een vordering van ruim 250.000 euro.

Op 12 januari 2018 had minister van Justitie Koen Geens al beslist om geen vergoeding voor onwerkdadige hechtenis toe te kennen. Die beslissing viel recentelijk ook in beroep, bevestigt de woordvoerder van de FOD Justitie. “Het klopt dat Peter Gyselbrecht geen recht heeft op een vergoeding. De beslissing is genomen door de Commissie van Beroep inzake Onwerkzame Voorlopige Hechtenis.”

Na de afwijzing in eerste instantie door de minister luidde het destijds dat het verzoek werd afgewezen omwille van persoonlijke gedragingen, maar om de privacy te respecteren ging men niet in op details.

Bij een aanvraag voor schadevergoeding voor onwerkdadige voorlopige hechtenis worden de persoonlijke gedragingen van de aanvrager onderzocht: men gaat na of de verzoeker door zijn eigen gedrag de hechtenis en de handhaving ervan heeft veroorzaakt. Daarbij spelen bijvoorbeeld elementen als liegen, de aanwezigheid op de plaats van de feiten, het afleggen van tegenstrijdige verklaringen.

(BELGA)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier