Marina Maes, al 25 jaar de steun en toeverlaat voor ouders van een vermoord kind

Marina Maes, voorzitster van de vzw Ouders van een vermoord kind. © Davy Coghe
Laurens Kindt

Al meer dan twintig jaar staat de Brugse Marina Maes ouders bij die een kind verloren hebben door een misdrijf. Zelf verloor Marina haar 16-jarige dochter Karoline toen het meisje neergeschoten werd door haar vriend. “Justitie draait vierkant, nabestaanden worden aan hun lot overgelaten. Ze botsen nog altijd op een onoverkomelijke muur”, zegt Marina.

In 1995 botste Marina Maes op een boekje in de supermarkt, met de titel Leven met een schaduw. Zes jaar na de moord op haar dochter Karoline leek die titel perfect het gevoel te omschrijven waarmee de Brugse sindsdien kampte. Het boekje bleek een uitgave te zijn van de vzw Ouders van een vermoord kind. Marina nam contact op met de vzw, die er bijna de brui aan zou geven. “Ik vond hun werk zo nuttig dat ik mee mijn schouders onder de vzw zette en al snel voorzitster werd. Nu rijd ik heel Vlaanderen rond om mensen die hun kind – meer- of minderjarig – verloren hebben, bij te staan. Dat is nodig, want nog altijd botsten slachtoffers op een muur van onbegrip en worden ze al te vaak aan hun lot overgelaten”, zegt Marina.

Je eigen verhaal heeft alle elementen in zich die aantonen waar het nog fout loopt bij Justitie.

“Heel veel, toch. Bijvoorbeeld op het vlak van communicatie naar de slachtoffers. Weet je hoe ik vernomen heb dat mijn dochter vermoord was? In het winkeltje van het tankstation. Ik was die dag (19 juli 1989, red.) gaan tanken rond de middag en de kassabediende vroeg me of het wel ging met mij. Ik snapte niet waarom ze dat vroeg. In tranen zei die vrouw me dat ze net op de radio had gehoord dat mijn dochter vermoord was. Ik viel compleet uit de lucht. De moord op mijn dochter is om 11.30 uur gebeurd, pas ‘s avonds om 21.30 uur stond de politie aan mijn deur om te vertellen dat mijn dochter dood was. De dader kreeg uiteindelijk twintig jaar cel, maar kwam na een derde van zijn straf al vrij. Hij kwam vrij op 1 april, ik kan die dag nog altijd geen grapjes verdragen. Voordien werd ik bij de procureur geroepen. Die vertelde me dat de dader het graf van mijn dochter was gaan bezoeken, zijn spijt had betuigd en een bos bloemen had achtergelaten. En dat dit meespeelde in zijn vervroegde vrijlating. Welk uilskuiken heeft die vrijlating ondertekend?, vroeg ik. De procureur begreep mijn vraag niet. Ik heb hem moeten uitleggen dat er geen graf was, Karoline is gecremeerd en haar as is uitgestrooid. Zo nonchalant ging – en gaat – men met vrijlatingen van moordenaars in dit land om.”

Je gaat nog altijd geregeld spreken in de gevangenis.

“Omdat ik wil weten waarom moordenaars hun daden plegen. Ik heb nog nooit een deftig antwoord gekregen, alleen maar drogredenen. Verhaaltjes. Valse spijt, vooral omdat zij in de gevangenis zitten. Heel zelden bots ik op een dader die echt spijt heeft. Vorige week ben ik er nog één tegengekomen, hij fietste door de stad, ik herkende hem meteen aan zijn blote voeten. In de gevangenis had hij me gezegd dat schoenen moordwapens waren. Bleek dat hij zijn slachtoffers dood had gestampt. Nooit draag ik nog schoenen, had hij me toen gezworen. Hij hield woord. Nu loopt hij winter en zomer op blote voeten rond, als een soort boetedoening. Dat is iemand die echt spijt heeft, maar zo zijn er weinig.”

Wat zoeken de mensen die naar de maandelijkse praatavond van de vzw komen?

“De meesten willen gewoon nog eens over hun kind kunnen praten. Voor de buitenwereld lijkt het soms alsof wij een besmettelijke ziekte hebben. Als er een feestje georganiseerd wordt, twijfelt men of ze die ouders wel gaan vragen. Ze gaan toch niet de hele tijd over hun dode kind praten?, denken mensen dan. Tijdens onze praatavonden kan dat wel. Desnoods vertellen ze tien tot twintig keer hetzelfde verhaal. Dat stoort ons niet. Het is noodzakelijk. Mensen wentelen zich soms in hun verdriet maar het is een put waar je zelf moet uit klauteren. Bij onze vzw zien ze dat het kan. Dat er ouders zijn die na jaren van rouw opnieuw durven reizen, uitgaan en leven. Ik geef koppels ook altijd de raad om met elkaar te blijven praten. Soms lukt dat na dergelijke gruwelijke feiten niet meer. Is er een kortsluiting binnen die relatie. Ik heb een koppel geleerd hoe ze brieven konden schrijven naar elkaar. Het was de enige manier waarop die mensen nog konden communiceren met elkaar. Maar soms lukt het ook niet. Zo heb ik al verscheidene keren meegemaakt dat ouders uit het leven stappen als ze te horen krijgen dat hun dader vrijgelaten zal worden.”

Die strafuitvoering is een systeem waarin een kat haar jongen niet meer vindt.

“Voor nabestaanden van een vermoord kind is dat enorm frustrerend. Na een lang en slopend assisenproces denken ze dat ze eindelijk iets zullen kunnen afsluiten, maar pas dan begint het maar. Hoeveel van de uitgesproken straf zal er effectief uitgezeten moeten worden? Ik vind: als een rechtbank een straf uitspreekt, moet het die straf zijn. Niet de helft, niet één derde. Is het dan tien jaar, dan is het maar tien jaar. Maar wel effectief. Dat heeft zowel voor de dader als voor de nabestaanden het voordeel van de duidelijkheid. Nu moeten ze naar een strafuitvoeringsrechtbank, meestal in de gevangenis. De slachtoffers moeten dan hun verhaal doen, in aanwezigheid van de dader, maar wanneer de dader aan het woord komt, moeten ze het lokaal verlaten. Een gebrek aan middelen, zegt Justitie dan. Maar mensen samen zetten en naar elkaar laten luisteren, kost toch niets?”

Sinds de affaire-Dutroux zou er binnen Justitie nochtans meer aandacht zijn voor de slachtoffers, zo wordt gezegd.

“Ah, dan zou ik graag eens zwart op wit zien waar dat zo is. De moord op mijn dochter dateert van voor de affaire-Dutroux (1996, red.) en er is nog niets veranderd. Ja, er is Slachtofferbejegening, Slachtofferhulp en Slachtofferonthaal. Heel mooi allemaal, maar wanneer zijn die te bereiken? Tijdens de kantooruren. Wanneer zitten de mensen meestal in zak en as? ‘s Avonds in hun zetel, waar ze vaak al een hele dag zitten te piekeren. Mij mogen ze altijd bellen, dag en nacht. Dat is voor mij de enige manier om de moord op mijn dochter enige zin te geven. Ik ga ook mee naar assisenprocessen, om de mensen bij te staan. Slachtofferonthaal is daar ook, maar dat zijn vaak – met alle respect – jonge meisjes die recht van de schoolbanken komen en amper met die mensen praten. Het is dankzij mij dat slachtoffers in Brugge voorbehouden plaatsen hebben in de assisenzaal. Tijdens het proces over de moord op mijn dochter moest ik nog rechtstaan. Onze vzw vult een gat dat er eigenlijk niet zou mogen zijn.”

Wat zou u veranderen mocht u minister van Justitie zijn?

“Meer begeleiding. Ook voor daders. Die krijgen nu pas echte begeleiding in de gevangenis een tijdje voor ze vrijgelaten worden. Geïnterneerden krijgen helemaal niets. En voor de slachtoffers moet er ook na het proces begeleiding komen. Méér dan een telefoontje om te vragen hoe het is. Meteen na de feiten moeten mensen maximaal geïnformeerd worden. Hoe verloopt het onderzoek, wat mogen ze verwachten van een proces, hoe gaat dat in zijn werk en wat erna? Nu krijgt men de raad om een advocaat te nemen maar die kosten ook geld. Als je dan geen goeie familiale verzekering hebt, heb je een probleem. Ik ken mensen die jarenlang een lening afbetalen, alleen maar om een advocaat te betalen. En dat zijn dan slachtoffers, hé!”

Op 25 juli organiseert de vzw Ouders van een vermoord kind een barbecue in Brugge om haar werking te ondersteunen. Wie contact wil opnemen, kan terecht op het e-mailadres marina.maes2@telenet.be